Early stage diagrams

Early stage diagrams

Eenendertig jaar na de eerste pogingen complexe samenhangen inzake onder andere de milieuproblematiek in kaart te brengen, wordt duidelijk dat deze eerste poging geheel en al onbewust streefde naar het scheppen van een visuele samenhang, om daarin de te denken begrippen synthetisch te beelden. Zulks kwam tot stand in samenwerking met José Bolt-Honing. In de loop van de jaren groeide tastend het besef dat het beeld door haar structuur en ordening evenzeer een talige dimensie kon uitdragen, hetgeen Dr. Pieter Anton van Gennip van meet af aan, op 25-02-1989 na de voordracht te Tilburg, de opmerking ontlokte, dat hij nog nooit in de 20e eeuw een middeleeuwer beeldend zag denken, waarop hij, op mijn vraag dat uit te leggen, onderstaande op papier heeft gezet. Hetgeen onbewust haar aanvang nam, is in de loop der jaren uitgebouwd tot een bewust streven om een kwalitatief systeem dynamisch grondpatroon te ontwerpen in onderscheiden dia- en dynagrammen. Pieter Anton zijn opmerking en uiteenzetting en die van vele anderen hebben daar wezenlijk aan bijgedragen.

 

Meer dan plaatjes kijken.

Dr. Pieter Anton van Gennip. Vught april 1989.

Het oeuvre van de Spaanse mysticus Juan de la Cruz is tamelijk overzichtelijk én tegelijk uiteenlopend. Enerzijds zijn er de prachtige, gave gedichten; anderzijds de traktaten, degelijk en eerlijk gezegd nogal wijdlopig. En: soms onvoltooid. De machtige inspiratie die in de gedichten doorzingt, heeft de mysticus als geestelijk leidsman meer systematisch uiteen proberen te zetten in zijn traktaten. Maar het is net of hij daar op een gegeven moment genoeg van krijgt. Het is niet adequaat. De systematiek ervan kon het vuur niet laten opgloeien dat de gedichten doorvlamt en dat zij ontsteken. De verhouding tussen lied en beschouwing is mij altijd als een conflict voorgekomen.

Maar Juan de la Cruz was ook tekenaar. Zo is er een prachtige tekening van de kruisiging, vanuit een perspectief dat kosmische ruimte oproept. Ze stond, samen met de fameuze kruisvoorstelling van Andrea del Castagno te Florence, model voor de bekende kosmische kruisiging van Salvator Dali. De geestelijke leidsman laat als tekenaar ook zijn traktaat over de bestijging van de berg Carmel voorafgaan door een tekening: een soort schema van de opgang van de ziel naar de mystieke ervaring, uitgezet langs een soort van bergpaden. Het hele traktaat, samengevat in en terug gebracht tot wat in een oogopslag te overzien is en tegelijk oproept tot een geduldige beschouwing en herbeschouwing.

Dit soort schemata is in onze cultuur niet onbekend. Uit de oudheid is ons de boom van Porphyrus overgeleverd en middeleeuwse handschriften zijn vol van deze ezelsbruggetjes die, tegelijk associatief en begrippelijk, de hemelen in kaart brengen, de samenhang tussen seizoenen, sterrenbeelden en temperamenten of de onderlinge verhouding der deugden in relatie tot lichaamsdelen, natuurelementen of levensstadia.

Eeuwenlang zijn deze modellen bruikbaar gebleken om mensen een idee en of een beeld te geven van de samenhang der dingen en van hun eigen plaats in een omvattend geheel. Dat is niet onbegrijpelijk: hun didactische kracht volgt als vanzelf uit hun aard. Daarin vloeien het concrete en het symbolische, het bestaande en beeldende en begrippelijke, het overzichtelijke en het gecompliceerde (waarnaar verwezen wordt), het analytische en het constructieve (dat verondersteld wordt) samen in één model dat, hetzij nogmaals benadrukt, zowel in een oogopslag te overzien is als uitnodigt tot langdurige beschouwing, eventueel gegidst door de geschreven toelichtingen.

De methode waarmee A.Vandeursen zijn publiek tegemoet trad op de studiedag over de milieuproblematiek, universiteit Tilburg, op 25.02.89, georganiseerd door de Katholiek Raad voor Kerk en Samenleving lag in de lijn van deze traditie. Centraal stonden acht beelden, die tezeer beeld waren om echt tekening genoemd te worden danwel acht beelden, die tezeer tekening waren om alleen maar beeld genoemd te worden. Sommige waren zonder twijfel trefzekerder of fraaier dan andere. Maar elke voorstelling op zich en de acht voorstellingen in relatie tot elkaar riepen, ondersteund door het commentaar van de spreker, deels associatief, deels explicatief, het effect op dat ik hierboven omschreef: verheldering in één oogopslag, die uitnodigde tot doordénken en dóórdenken. Maar vooral: ze lieten in hun samenhang zien dat het milieuvraagstuk vertakt en veelzijdig is. Het dient niet alleen het inzicht te mobiliseren en, met het inzicht, de daadkracht en het technisch vernuft, die trefzeker naar oplossingen streven. Het doet ook op diepere lagen van ons bestaan een beroep.

‘Diepere lagen’: eigenlijk een irritant-vlakke omschrijving. Het gaat om een dimensie van ons bestaan die, in een lange traditie van wijsgerige bezinning, -hoezeer die ook (eenzijdig) georiënteerd lijkt op en door discursiviteit -, niet volledig aan de aandacht is ontsnapt. Men kan bijvoorbeeld denken aan de beschouwing van P.Ricoeur over de eigen ratio van de instemming (consentement), die wezenlijk verbonden is met en zich van nature uitdrukt in het orfische. Of aan de beschouwingen van Claude Levy Strauss over het zogenaamde wilde denken, de mythe als moederschoot en oergrond, ook van het (westerse) getemde en gedisciplineerde denken. Of, nauw daarop aansluitend, de beschouwingen van M.Eliade of C.G.Jung over de mythische basisstructuren of basisinhouden van de menselijke psyche.

Het gevaarlijke van de aanduiding ‘diepere lagen’ is dat we er zweverig over gaan doen. Dat kan ertoe leiden dat we deze dimensie van het menselijk leven en kennen, hetzij te snel afwijzen of veronachtzamen, hetzij er ons te onkritisch in verliezen. Het gaat om grondige samenhangen die structuur geven aan menselijke betekenisgeving. En, mét structuur, ook stevigheid en duurzaamheid. Het gaat om reële factoren van ons bestaan.

Er is een bepaling van het ecologische probleem, met name populair bij politici en andere technici, die sterk tamboereert op verontrustende feiten en een nuchtere aanpak daarvan, althans dat hoop je. Aan die aanpak hangt een prijskaartje. Om de gemeenschap te bewegen dat te willen betalen, gaat de rhetoriek haar rol spelen: de feiten zijn niet alleen feiten, maar vooral ook verontrustend. Zo wordt het (voor)gebied van het orfische betreden. Daarmee wordt het gebied betreden van de intieme relatie tussen de feiten en hun betekenis; de verwevenheid van wereld en mens in elkaar, de wezenlijke betrokkenheid van de mens op de natuur en de toegeschapenheid van de natuur op de mens. Een uitermate gevoelig gebied.

Wellicht is het voor de politiek voldoende er even aan te raken, tot de besluiten gevallen zijn waarmee gewerkt kan worden. Maar of daarmee voldoende recht is gedaan aan de omvang en de diepte van het ecologische probleem is zeer de vraag. Is het niet voor een deel ook ontstaan, doordat veelal zo ongevoelig dat gevoelige gebied is veronachtzaamd, zo niet miskend. In elk geval wordt er geen recht gedaan aan de eigen aard van het gelovig engagement met welk maatschappelijk vraagstuk ook en dus ook met het ecologische probleem. Dat wil immers een brug zijn tussen (de bronnen van) zinervaring en de concrete ondernemingen en klussen waartoe de agenda van de dag of die van de toekomst ons verplicht.

Daarmee ben ik aan het kernpunt van mijn waardering voor wat ik, voor het gemak de methode vandeursen zal noemen. Met zijn beelden en commentaren daarbij, bleek hij in staat zijn publiek, waarvan ik deel mocht uitmaken, op rustige wijze n=binnen te voeren in de betekenisstructuren, die meer fundamenteel het ecologische probleemveld bepalen. Tegelijk discursief en associatief, beeldend en begrippelijk, herkenbaar in een oogwenk, maar die oogwenk vasthoudend als concentratiepunt voor doordenken. Het staat ver af van de snelle, efficiënte aanpak van de politiek of de grondige berekeningen van de wetenschap. Maar voor de opbouw en consolidatie van menselijke instemming en een daarin geworteld engagement met de zaak van het behoud van de schepping, een even sympathieke, als verleidelijke, en dus werkzame methode.

Levensbeschouwing

Onder early stage diagrams plaatsen we hier de eerste tentatieve pogingen om te komen tot het vormen van schemata ten behoeve van een aanschouwelijke presentatie en of voordracht. In deze een voordracht met betrekking tot de levensbeschouwelijke vorming van het kind tussen 4 en 12 jaar, van groep 1 t/m groep 8 op de basisschool.

Volgens de sheets die we terugvonden, bleek dat in maart 1994 plaats gevonden te hebben. Zover ons geheugen kan reiken, inmiddels 26 jaar terug, kan dat een voordracht geweest zijn voor schoolbegeleiders inzake de levensbeschouwelijke vorming op een basisschool. Hoe dan ook, biedt het een blik in de vroege fase, met betrekking tot de eerste premature vormen, die later uitgewerkt en verwerkt worden tot een systeem dynamisch gevalideerd grondpatroon, zoals dat elders op de website is te vinden.

We onderscheiden met betrekking tot het in beeld brengen van begrippen, achtereenvolgens verschillende niveaus, in deze vier, van meer schematisch tot meer patroon gerelateerd: schema – plaatje – model – patroon. In het betreffende leerproces hebben we kunnen ontdekken hoe willekeurige schema’s uiteindelijk konden involueren tot onwillekeurige modellen, die allen tezamen, beantwoorden aan een gevalideerd grond-patroon. Op grond hiervan ontstaat de mogelijkheid om met compatibel vorm gegeven modellen complexe verbanden in beeld en tot begrip te brengen en wel middels een simplex, een abstract grondpatroon met formele regels. Regels die we terug gevonden hebben in een lange filosofische beeldtraditie, o.a. van Aristoteles, Kant, Hegel en Foucault.

Hier evenwel doen we het nog zonder een grondpatroon, het laat veel eerder de nog onbewuste behoefte zien om te komen tot een wijze van denken, die eerder gerekend kan worden tot hetgeen beelddenkers veelal onbewust bezigen. Uiteindelijk dienen deze schema’s conceptueel zodanig te evolueren dat ze een brug weten te slaan tussen enerzijds begripsdenkers en anderzijds beelddenkers. Analytisch gezien moeten de juiste begrippen in relatie tot elkaar een coherent en consistent concept vormen, hetgeen pas mogelijk wordt als die begrippen ook op een synthetisch juiste wijze in beeld gebracht kunnen worden. Zo ver is het hier in de navolgende plaatjes nog bij lange na niet en toch voor wie daartoe oog krijgt, ontstaat hier een eerste aanvoelen van de onderscheiden werking van de diverse assen in deze ene cirkel. Voor de trainees een leuke oefening om te zien waarom we nu o.a. schema en model op de horizontaal plaatsen en plaatje en patroon op de verticaal.

Hier ontstaan al de eerste begrippen, zoals subject betrokken en object betrokken, de eerste mee bewegend in de cirkel gepositioneerd en de tweede later tegen bewegend op de cirkel . Hier echter verwijst het begrip subject betrokken naar de aard van de waarden en object betrokken naar de aard van de normen, de vraag is of ze dan al of niet correct gepositioneerd staan als we later daar waar nu normen staat, de aard van de positie weergeven als autonoom en daar waar nu waarden staat, de aard van de positie weergeven als heteronoom. Staan normen object betrokken op zich en vormen ze de maat waaraan men gedrag kan toetsen? Zo ook staan waarden veeleer subject betrokken in een heteronoom en of afhankelijk gerelateerd verband, want wie bepaalt wat van waarde is? Ieder voor zichzelf en of staat de waarde als zodanig niet los van een subject die haar leeft in zijn dagelijks doen en laten?

Het is maar een klein voorbeeld om duidelijk te maken, dat het niet zo maar om het even is, waar significante begrippen, ergens op een gedefinieerd veld, gepositioneerd dienen te worden? In tegendeel, het vraagt een helder conceptueel gefundeerde visualisatie en of beeldvorming. Ziehier de premature pogingen daartoe.

Rechts onderaan vindt U de naam van José Bolt-Honing; zij is degene die 15 jaar lang mij terzijde heeft gestaan in het mee zoeken en vormgeven aan een visueel heldere presentatie. José heeft onderstaande plaatjes indertijd vorm gegeven op sheets, die we onlangs gedigitaliseerd hebben. Bij deze mijn dank aan haar niet aflatende ijver de voordrachten te voorzien van een, grafisch gezien, transparante schoonheid.