Vorstelijk Leven
Onze leefwereld, voor zover de aarde onze huidige werkelijkheid betreft, pendelt tussen schaarste en overvloed, tussen een tekort en een teveel. Hoe daarin als mens een balans te vinden? Of valt er niet zomaar een midden te vinden, aangezien we mede afhankelijk zijn van de dynamiek tussen vraag en aanbod?
Het aanbod kan van tijd tot tijd, van plaats tot plaats meer of minder verschillen. Wat betreft de kant van het aanbod, geldt dat voor heel veel verschillende zaken. Deels hebben we die in de hand, maar heel veel ook niet. Wereldwijd is er een duidelijke spanning tussen welvaart en welzijn, tussen armoede en rijkdom. Betreft het een kwestie van geluk of pech? Van ijver of luiheid?
Aangezien niet alles naar onze hand gezet kan worden en we de illusie van een maakbare wereld inmiddels aan den lijve kunnen ervaren, is het wellicht zaak om de vraagkant onder de loep te nemen. Wat hebben we mogelijk wel in de hand? In welke mate kunnen we zo leven dat we deze pendel tussen schaarste en overvloed kunnen ontstijgen en of te boven komen.
Hoe komt het dat steeds meer welvaart niet zo maar leidt tot meer welzijn? Betreft welvaart min of meer de kant van het mogelijke en of noodzakelijke aanbod om een zeker welzijn te borgen? En of ligt de graad van welzijn min of meer aan de vraagkant? In hoeverre kunnen we deze vraagkant beter bemensen? En als we die beter kunnen bemensen, is het dan mogelijk om het aanbod zodanig te humaniseren dat dat niet ten koste gaat van medemens, natuur en aarde?
Hoe om te gaan met de vraagkant in het persoonlijke menselijke reilen en zeilen? In welke mate heerst er vrede en of onvrede in het persoonlijke welbevinden? In welke mate is genoeg werkelijk genoeg? Met andere woorden in welke mate beoefenen we matigheid, één van de kardinale deugden, naast de andere drie deugden?
De vier kardinale deugden zijn moed, matigheid, voorzichtigheid en rechtvaardigheid. In het latijn: fortitudo (O-Z), temperantia (Z-W), prudentia (W-N), justitia (N-O). Zo hebben we ze in een diagram geplaatst. Er zijn nog meerdere betekenissen te vernoemen, maar we houden het hier even bij deze vier.
Artes Vitae
Hoe deugdelijk moet en of mag de vraagkant eigenlijk zijn en of worden? Ligt de vraagkant niet in ieder van ons als persoon en als mens? Ligt bijgevolg hier niet ook de bron van de ondeugden: lafheid, onmatigheid, onvoorzichtigheid en onrechtvaardigheid? Er zijn meer deugden en ondeugden dan deze 8.
Keren we terug naar het betrachten van matigheid dan zien we dat het moed vergt om in deze een mogelijke onmatigheid mede in het vizier te krijgen en of te houden en te boven te komen. In de mate we matigheid kunnen betrachten, in die mate is er ook een rechtvaardiger verdeling van het beschikbare aanbod mogelijk. In welke mate gaan we prudent om met de beschikbare bronnen voor ons welzijn? Zo kunnen er nog vele vragen opdoemen, die ons nopen om deze vier deugden in samenhang te leren beoefenen.
Het moge duidelijk zijn, dat zowel de deugd als de ondeugd heel sterk in eigen hand en of boezem ligt, in de mate we tevredenheid en of ontevredenheid ervaren. In vrede zijn met wat er wel of niet is, bepaalt mede de rechtvaardigheid en de eerlijke verdeling van de beschikbare levensbronnen, of het nu aarde, water, lucht en of vuur betreft. We hebben ze allen gelijkelijk nodig.
Levenskunst hangt dus heel nauw samen met vorstelijk leven, dat wil zeggen met de mate waarin we ons welbevinden kunnen situeren in een persoonlijke matigheid, die alles en allen kan voeden. De Oudegyptische godin Ma-at waakte over de juiste maat, de juiste maat is verbonden met de Gulden snede, de juiste verhouding, die al of niet kan voeren naar een harmonieuze verhouding. Maat betrachten betreft dus een ‘goddelijke’ ‘kunst’. En wel tussen kennen en kunnen: hoe om te gaan met kennis en in deze ‘Ken U zelve’, de spreuk die de tempel te Delphi sierde.
Hoe er vorstelijk te leven valt, vraagt oefening en wel een oefening, die ieder voor zichzelf moet zien te klaren en wel in respect naar al wat is. Dat vraagt dus enerzijds om terughoudendheid en anderzijds om reflectie; je zelf in de spiegel kunnen bekijken en of om te leren reflecteren op je eigenste gedrag en de bronnen van haar ontsporingen. En wel zonder steeds de vinger naar de ander en of het andere te wijzen.
Kortom, in vrede zijn met je zelf, is het begin van alle matigheid, vandaar analoog aan de zelf-functie. In deze koppelt de onmatigheid zich aan de ego-functie. In deze onmatige tijd heerst wellicht een onlesbaar egoïsme. Ikke…ikke en de rest kan stikken. Het weer beoefenen van onder andere de vier deugden vraagt zeer wel om een ouderwetse leerschool. Oefening baart kunst en het zijn niet zozeer de kunstjes, die het maken en of doen, alle technologie ten spijt.
Vorstelijk leven is niet mogelijk zonder de andere drie, waarin eenvoud siert, het bewegen om elegantie vraagt en het vasten om zich vanuit een vrije wil te onthouden. Begin daar maar eens mee, voordat we elkaar naar de strot vliegen om het schaarse te bevechten? Komt er ooit een einde aan deze ellende of begin daar waar je staat en weet dat het niet aan de ander ligt, maar dat jij zelf aan zet bent om dit varkentje te wassen 🙂
De vier kardinale deugden:
1. Fortitudo (Moed – sterkte)
2. Temperantia (Gematigdheid – matigheid – zelfbeheersing)
3. Prudentia (Voorzichtigheid – verstandigheid – wijsheid)
4. Iustitia (Rechtvaardigheid – rechtschapenheid)