Systeemdynamiek les 1

Dag Starters,

bij deze een week voor aanvang, toch maar de kogel door de kerk gejaagd zoals het spreekwoord luidt, het klasje voor beginners gaat komende 12 januari starten en wel van 10 tot 13 uur.

Er zijn vele manieren om systeem dynamisch te leren denken en werken, mede afhankelijk van je leerstijl, meer theoretisch meer praktisch. We gaan beide routes leren hanteren.

Wat betreft de praktische leerroute dien je je zelf als casus in te brengen en aldoende te leren uitwerken. Er is niets praktischer dan je zelf methodisch in ogenschouw te leren nemen. Hoe we dat gaan aanpakken leg ik je stapsgewijs uit. Neem dus vanaf nu de tijd om alvast bij je zelf af te tasten wat je wil inbrengen.

Aan de hand van de wijze waarop je een casus in beeld kan brengen leggen we ook meteen verbanden met de daaronder liggende theorie, zowel wat betreft systeem dynamiek als wel wat betreft de te nutten concepten. Ik ga dat nu niet uitleggen, dat komt straks vanzelf aan de orde.

Van belang is vooral dat je wil leren, want leren is niet altijd gemakkelijk, zeker als je iets heel nieuws gaat leren, frustraties kunnen dan op de loer liggen. Geweldig, dan zie je meteen dat je geen systeem dynamiek kunt leren hanteren als je niet je zelf ook schoolt als persoon en als mens. Je zelf kunnen op/schonen opent een weg om frank en vrij los van je zelf en tegelijk toch ook vanuit je zelf aan de slag te kunnen.

Het leerproces delen we vervolgens op in twee aspecten:

Object betrokken leren gaat over het wat: wat doet zich voor…

Subject betrokken leren gaat over het wie: wie is doende iets…

We starten met zicht te krijgen op hoe die twee zich tot elkaar verhouden….

Tot slot, leren is niet mogelijk zonder

1. een helder leerdoel, waartoe wil je leren,

2. een gemotiveerd leerproces, wat beweegt je dit aan te gaan,

3. onderzoekende leervragen durven stellen, hoe zit een en ander in elkaar,

4. en tot slot nieuwsgierig worden naar het waarom, het willen begrijpen van de leerinhoud, de theorie, de concepten.

Zoals je ziet vangen we de 12e aan met het fenomeen leren en dat gaan we meteen systeem dynamisch in beeld brengen.

Ik hoop dat je nieuwsgierig wordt en zin krijgt om een heel nieuwe discipline van denken en werken eigen te maken, met name voor je vak en of voor je persoonlijke ontwikkeling.

Mag ik vragen je zelf aan te melden, middels een re-mail betreffende je komst.

Er is alle gelegenheid de leerroute mede te bepalen en zelf in te richten, neem dus initiatief zodat we in samenspraak er vorm aan kunnen blijven geven.

2018-01-12

Subject betrokken: Wie wil je in beeld brengen?

Object betrokken: Wat wil je in beeld brengen?

In alles wat tussen het subject en het object gebeurt, vindt er iets plaats en wel tussen ´iets` buiten mij, het wat en ´iets` in mij het wie. Het zelf als iets in mij, het wie, in relatie tot het andere als iets buiten mij, het wat. Het zelf in relatie tot de ander kan dan op twee wijzen bekeken worden, de ander als ook een zelf, een subject, een wie (waartoe we ons persoonlijk verhouden) en de ander als een object, een wat (die we bijvoorbeeld dienen te opereren). Je kunt dus naar de ander zowel subject betrokken als object betrokken kijken. In feite kan je ook naar het andere als een subject of object kijken, bijvoorbeeld kijkend naar een boom, wie is dan het subject en wie het object? Je kunt ook naar je zelf kijken als een wie of als een wat.

De relatie tussen wie en wie of tussen wie en wat plaatsen we in het diagram op de horizontale as, er van uitgaande dat ze in een duale betrekking staan, twee gescheiden, ieder op zichzelf staande grootheden. Ze zijn in deze horizontale dynamiek bijvoorbeeld gelijkwaardig maar niet gelijkvormig. In het diagram van zelf en ander op de horizontale as kunnen we bijvoorbeeld nog twee andere begrippen op de verticale as plaatsen, bijvoorbeeld het ik in relatie tot het wij, maar nu in een meer verticale dynamiek, we noemen dat een polaire betrekking. Twee wel te onderscheiden maar niet te scheiden grootheden, immers er is geen wij zonder ikken en geen ik zonder een wij, een gemeenschap waarin en van waaruit het ik tot stand kan komen. Later zullen we zien waarom we in het diagram en of in het dynagram überhaupt werken met duale en of polaire betrekkingen.

Om bij dit voorbeeld te blijven. Het “wij” is in relatie tot het ik meer discentrisch. Het “ik” is in relatie tot het wij meer concentrisch. Het zelf is in relatie tot de ander meer heteronoom en de ander in relatie tot het zelf meer autonoom. De twee w’s in het midden van dit diagram staan voor wisselwerking, er even van uitgaande dat alles met alles in wisselwerking staat, alles reageert op alles, het ene is niet zonder het andere, zaak is dan om te achterhalen hoe die wisselwerking conform haar specifieke dynamieken in beeld gebracht dienen te worden. Later zullen we zien dat deze vier begrippen concentrisch discentrisch, de aard van de richting betreffen en autonoom en heteronoom de aard van de positie betreffen. We gaan dat verder uitleggen als we het grondpatroon gaan behandelen, waarin we alle voorhanden dynamieken samenhangend in beeld trachten te brengen.

Dus hoe verhoudt het wij zich tot het ik in dit voorbeeld, wat is de wisselwerking tussen wij en ik en heel specifiek de hier bedoelde wisselwerking op de verticale as in het diagram en hoe verhouden het zelf en de ander en of het andere op de horizontale as zich in dit diagram tot dit ik en wij?

We veronderstellen in het diagram van zelf en de ander op de horizontale as een duale dynamiek en van ik en wij op de verticale as een polaire dynamiek. Met deze twee belangrijke assen in het diagram kunnen we nu gaan onderzoeken hoe het wij zich enerzijds verhoudt tot de ander en anderzijds tot het zelf, maar evenzeer hoe verhoudt het ik enerzijds zich tot het zelf en anderzijds hoe verhoudt het ik zich tot de ander (hier even het andere buiten beschouwing gelaten, anders wordt het nog complexer:). Verder kunnen we onderzoeken hoe verhoudt het ik zich tot het wij in relatie tot de ander en of tot het zelf? Of hoe verhoudt het zelf zich tot de ander in relatie tot het wij en of tot het ik? Kortom door het positioneren van vier begrippen op twee assen kunnen we al heel veel dynamieken tussen deze vier begrippen onderzoeken. Dat is dan ook het leerdoel van systeem dynamisch denken en werken, enerzijds dynamieken te kunnen onderzoeken maar anderzijds ook de betreffende onderlinge systematatiek.

Dat onderzoek vindt dan plaats op een systeem dynamische wijze, dat wil zeggen breng de te onderzoeken dynamieken zodanig in beeld dat we hun onderlinge systematiek niet alleen kunnen bevragen maar waar mogelijk ook recht kunnen doen, aangezien hun onderlinge systematiek blijkbaar of blijkens niet willekeurig is of kan zijn, maar ja hoe en waarom? Systeem dynamiek tracht dus bepaalde begrippen zodanig in beeld te brengen dat we hun onderlinge nog verborgen dynamiek aan het licht kunnen brengen. Dat kan inhouden dat we dan wellicht ontdekken dat we bepaalde gekozen begrippen moeten nuanceren /vervangen en of op andere posities in het diagram dienen te plaatsen. Kortom systeem dynamiek onderzoekt onder andere onderlinge verbanden, betrekkingen, verhoudingen in een al of niet samenhangend veld, lees diagram en of dynagram.

Wij gaan systeem dynamisch leren denken en werken.

Wat is dan ons object van leren? In dit geval dus SYSTEEM DYNAMIEK (SD)

Met behulp van systeem dynamiek maken we middels een diagram en of een dynagram een veld zichtbaar in de ruimte. We gaan allerlei begrippen uit een bepaalde discipline systematisch met elkaar verbinden in een al of niet samenhangend veld. Als we dat methodisch en systematisch doen dan kunnen we al of niet kennis zodanig in beeld brengen dat interdisciplinair onderzoek kan gaan plaats vinden. SD is een manier om ingewikkelde inhouden zodanig zichtbaar te maken, dat we ze enerzijds kunnen vergelijken, maar anderzijds ook op een elegante wijze al of niet kunnen integreren.

We zoeken bijvoorbeeld naar analoge (relaties die op elkaar lijken maar niet hetzelfde zijn) relaties tussen bepaalde inhouden uit onderscheiden klassen (vb: zij is zo moedig als een leeuw, tegelijk is een vrouw duidelijk geen leeuw maar een mens, dus men vergelijkt hier in deze analogie mens en dier op grond van hun betoonde moed). Grofweg kunnen we zeggen in en vanuit het mythische paradigma werkt men met analoge relaties, in en vanuit het ontologische paradigma meer met causale relaties (oorzaak-gevolg betrekkingen). SD zoekt op een systeem dynamisch wijze naar analoge relaties: bijvoorbeeld hoe zie je het vitale terug in het gedrag van een kind en in die van een plant. Deze relatie is op haar analogie te onderzoeken in hoeverre bijvoorbeeld een plant net als een kind beter kunnen regenereren. Met andere woorden om een analogie te kunnen achterhalen, dien je wel bepaalde grondregels in acht te nemen waarmee gelijkende relaties, SD vergelijkend in kaart gebracht kunnen worden. Die grondregels hebben we in een grondpatroon ondergebracht, die regels dien je zo mogelijk van buiten te leren vanuit een object betrokken doel, het wat en dat wat betreft hier de leerinhoud.

Hoe verhoudt nu bijvoorbeeld in dit diagram het ik zich tot de leerinhoud, aangezien ze beiden boven in het diagram staan (we noemen dat de noordpositie in het diagram)? Wat is de analogie tussen dit ik en de leerinhoud? Op zijn minst kunnen we zeggen dat zowel het ik als de inhoud meer concentrisch (aard van de richting) van aard zijn, meer als een geheel op zichzelf gericht. Duidelijk is dat het ik niet hetzelfde is als een leerinhoud, maar wel met elkaar vergeleken kunnen worden voor zover ze concentrisch van aard zijn, op grond daarvan kan je via een ander model, met name die van de persoonsontwikkeling (betreffende zelf-functie, ego-functie, individu-functie en ik-functie), het verband onderzoeken tussen dit ik en het kennen van een of andere leerinhoud. Deze leerinhoud leren kennen, veronderstelt misschien wel een ik besluit, al of niet vanuit een vrije ik functie, meestal nemen we dan de leerinhoud met het hoofd op, al of niet ondersteund door ritmische (voelen) en fysieke (willen) herhaling, bij gevolg kunnen we de leerinhoud reproduceren, dat betekent dat ik me kan verhouden tot een bepaalde leerinhoud, die ik op een desgewenst moment bewust wil kunnen terughalen om het ergens voor te kunnen inzetten. Systeem dynamisch gezien plaatsen we de ik-functie (autonoom /concentrisch) in het kwadrant tussen leerinhoud en leerdoel . Daar en tegen plaatsen we de zelf-functie (autonoom /discentrisch) in het kwadrant tussen leerdoel en leerproces. Hoe verhoudt deze leerinhoud zich nu tot dit leerproces? Kan het zijn dat de leerinhoud meer van doen heeft met het hoofd en de ik-functie en het leerproces met de buik en de zelf-functie, de eerste meer object betrokken (autonoom / concentrisch) en de tweede meer subject betrokken (autonoom / discentrisch)? Enerzijds moet je vanuit je zelf het leerproces ook willen aangaan en anderzijds dien je de leerinhoud ook kritisch denkend te kunnen bevragen, dus meer tegen bewegend, object betrokken, vanuit het ik en het leerproces willen aangaan meer mee bewegend, subject betrokken, vanuit je zelf.

Middels het trekken van een cirkel grenzen we dit stukje veld af zodat we een bepaalde samenhang in dit veld in beeld kunnen brengen. In dit voorbeeld de samenhang tussen enerzijds leerinhoud en leerproces op de verticale as ( hypothetisch analoog aan ik en wij), de leerinhoud meer concentrisch van aard, het leerproces meer discentrisch van aard en anderzijds op de horizontale as tussen leervraag en leerdoel (hypothetisch analoog aan zelf en ander). De leervraag meer heteronoom / afhankelijk van aard en het leerdoel meer autonoom /onafhankelijk van aard, de leervragen kunnen uit het leerdoel ontstaan of vice versa door je leervragen te stellen, kan je al of niet via de leerinhoud en of het leerproces je leerdoel realiseren. Kortom al deze posities en betrekkingen in het diagram geven te denken, hoe zouden ze al of niet op een bepaalde wijze met elkaar kunnen samenhangen. Door dat te onderzoeken wordt je gevoelig voor dynamieken in je leerweg die blijkbaar niet willekeurig zijn, dynamieken die je terug vindt in de persoonsontwikkeling, in de onderscheiden leerstijlen en wellicht in menig andere processen en of inhouden. Dus op grond van dynamieken (tussen bepaalde begrippen op bepaalde posities in het diagram) spoor je een mogelijke analogie op, niet op grond van de woorden of begrippen zelf. Die dynamieken leren herkennen in de werkelijkheid maakt dat je sneller verbanden kan leren doorzien tussen wat op het eerste oog niets met elkaar te maken lijkt te hebben. Straks leren we hoe de regel van de analogie zich meestal voordoet in een en en betrekking, die we dan verbinden aan de verticale as en vanwege die en en betrekking, zowel dit als dat doet zich tegelijkertijd voor, spreken we van een polaire dynamiek, daarentegen spreken we van een duale dynamiek, die we verbinden aan de horizontale as, als er sprake is van een of of betrekking, of dit doet zich voor of dat doet zich voor, maar nooit tegelijkertijd, of de zon gaat op of de zon gaat onder.

Het leerproces verloopt bij de één anders dan bij de ander. Ieder heeft zo zijn/haar eigen leerstijl. Kolb onderscheid vier leerstijlen, die van de doener, de beschouwer, de denker en de beslisser (zie diagram leerstijlen). Op welke wijze leer jij als subject (zijnde bijvoorbeeld een denker of een doener) een object, een leerinhoud kennen? De leerinhoud gaat meer over het wat, het object, het leerproces gaat meer over jezelf. Iedereen leert anders, dus een denker leert anders als een doener. Onderzoek hoe jij het plezierigst leert. Je kunt dus proberen te achterhalen hoe die vier leerstijlen van Kolb zich verhouden tot deze vier aspecten van een leerweg. In welke mate is bijvoorbeeld de doener gesitueerd tussen het leerdoel en het leerproces al doende bereikt de doener via zijn leerproces met vallen en opstaan zijn leerdoel. Zo ook hoe verhoudt de denker zich tot de leerinhoud en de leervragen, de beschouwer tussen leerproces en leervragen en de beslisser tussen leerdoel en leerinhoud?

Als je nog complexer kunt door denken, dan kan je je ook afvragen hoe een denker al doende leert denken en een doener al denkend leert doen, niets staat los van elkaar, probeer dus steeds mogelijke betrekkingen op te sporen. Dat kan pas als je deze gekozen begrippen ook aan posities hebt verbonden, hoe je dat dient te doen is voor later, voor het begin vormen ze een gegeven waarmee je kunt oefenen en als je al oefenend het in de smiezen krijgt, kun je op een geven moment ook je eigen modellen volgens bepaalde systeem dynamische regels gaan ontwerpen. Met andere woorden systeem dynamisch leren denken kan een leerdoel zijn maar ook een middel om er mee te leren werken, zoveel hoofden zoveel zinnen.

Op je leerweg dient de object betrokken leerinhoud zich te verhouden tot het subject betrokken leerproces. Je dient bijvoorbeeld vanuit je zelf intrinsiek gemotiveerd te raken, dat wil zeggen diep van binnen uit dit leerproces te willen aangaan. In welke mate zijn doener en beschouwer meer met hun leerproces bezig en in welke mate zijn denker en beslisser meer met de leerinhoud bezig? Zo kan je dus van alles onderzoeken op grond van een achttal posities (in dit voorbeeld vier van de leerweg en vier van de leerstijlen). Betrek je de vier aspecten van de persoonsontwikkeling (zelf, ego, individu en ik) dan begin je al onderzoekend te vermoeden dat het ene viertal met het andere viertal kan gaan samenhangen. Hoe meer viertallen of achttallen je kunt verbinden op analoge posities, des te sneller kan je dus diepte verbanden gaan doorzien in tal van zaken, mits je daartoe ook de benodigde concepten systeem dynamisch in beeld hebt gebracht, anders doorzie je natuurlijk niets.

Zowel uit het leerproces als de leerinhoud kunnen leervragen opkomen. Een leervraag kan over de leerinhoud gaan maar ook over je leerproces. Leervragen maken dat je onderzoekend wordt naar hoe het zit, zowel naar de leerinhoud als naar je eigen leerproces en wel met het oog op je leerdoel. Wat heb je nodig aan leerinhoud om je leerproces te voeden en of je leerdoel te bereiken?

Wat is jouw leerdoel? Wil je meer te weten komen over de leerinhoud en of ook over je eigen leerproces of wil je je eigen kennen en kunnen omtrent leerinhoud en leerproces inzetten om iets vorm te kunnen geven. Het is belangrijk voor jezelf om je leerdoel zo compact mogelijk in beeld te brengen. Het leerdoel kan zowel subject betrokken als object betrokken vorm krijgen. In het systeem dynamisch leren denken en werken gaat het om beiden te oefenen in relatie tot elkaar. Je leert niet alleen met je hoofd maar ook met je buik, je oefent niet alleen een helder hoofd dat kan denken, maar je oefent ook het vermogen om duidelijk te krijgen wat je wilt. Het leerdoel kan dus heel persoonlijk ingekleurd worden. Je persoonlijke leerdoel krijgt dan vorm vanuit je passie, wil of drive. Die moet van binnenuit, als het ware vanuit de buik, mee resoneren. Eenieder komt straks met leervragen vanuit een andere discipline. Zo kan het leerdoel zijn, hoe ga ik systeem dynamisch werkend homeopathie en of Chinese geneeskunst vormgeven? We kunnen van elkaar leren omdat met behulp van SD verschillende disciplines zodanig modelmatig in beeld gebracht kunnen worden, dat ze compatibel worden, dat wil zeggen dat ze vergelijkbaar worden, zowel naar hun overeenkomsten als naar hun verschillen. Beheer je compatibele kennis systemen dan kan je zogenoemde diepte analyses vorm geven. Als je bepaalde disciplines met elkaar kunt verbinden dan kan je verschillende kennisgebieden integreren. Vanuit deze kennisintegratie ben je dan in staat met behulp van verschillende kennis systemen, die systeem dynamisch compatible zijn, diepte analyses vorm te geven, je kunt dan mogelijk sneller een complex probleem doorzien, ze noemen dat dan het vorm geven aan een quickscan, je scant op een snelle wijze met je conceptuele analoog geordende modellen door de voorliggende problematiek van welke aard dan ook, met name voor complexe problemen in bijv. organisaties en of organismen.

Uiteindelijk is het doel van deze kennisintegratie dat we hiermee de enorme versplintering van alle kennisgebieden in talloze specialismen weer proberen om te buigen naar een verbindende manier van onderzoeken, met name om complexe problemen op te kunnen lossen. In een complex probleem is vaak niet één oorzaak aan te wijzen maar mogelijk een geheel van met elkaar samenhangende oorzaken. Door de vele ´bomen` die ze opzetten, zien de talloze onderzoekers met hun specialismen vaak het bos niet meer waar ze met zijn allen in vertoeven. Systeem dynamisch denken betreft zowel het vermogen om grondig te kunnen analyseren als wel ook het vermogen om visionair te kunnen synthetiseren, dat wil zeggen zinvolle verbanden op te sporen. Er is geen analyse zonder synthese en geen synthese zonder analyse.

Middels je leerdoel ontwikkel je deels jezelf als persoon in relatie tot datgene wat je wilt leren. Al doende lerend, kom je niet alleen iets te weten over de leerinhoud in dit geval systeem dynamiek maar hopelijk ook iets over je zelf, je wijze van denken bijvoorbeeld, of hoe denken, voelen en willen in jou zelf werken. Systeem dynamiek beoefenen, beoogt bijvoorbeeld helder te leren denken, zuiver te leren voelen en duidelijk te leren willen opdat je onbaatzuchtig vermag te handelen ten dienste van de ander of het andere. Maar eenieder doet dat anders en toch dienen we elkaar te kunnen verstaan en te begrijpen en dat begint met je zelf te leren onderzoeken. We noemen dat subject betrokken leren: Jezelf in beeld brengen en wel middels SD. In de mate dat je SD leert, dien je jezelf te leren kennen. Subject betrokken willen en object betrokken denken liggen niet ver uit elkaar. Daartussen dient geen scheiding te ontstaan maar juist een bij elkaar komen. Naarmate ik mijzelf uitzuiver kan ik bijvoorbeeld zuiverder leren voelen en wellicht daarmee in samenhang ook helderder denken en duidelijker willen (duidelijk anders als een wensvol denken of een egoïstisch willen). In alles wat we leren, kom je heel vaak je zelf tegen, met name je sterke en je zwakke kanten, je hebbelijkheden en onhebbelijkheden. Vaak genoeg kun je in je professioneel handelen gehinderd worden door je eigen belemmeringen, als je daar geen zicht op krijgt, weet je feitelijk nog niet wie je bent, laat staan dat je een ander kunt leren verstaan en of begrijpen.

Binnen het functionele paradigma staat de verwevenheid tussen object en subject centraal. Als ik zuiver ben, ga ik hopelijk ook geen stomme dingen doen, want dan is mijn onderzoek niet dienstbaar aan de wereld. Met SD trachten zuivere zielen zuivere wetenschap te bedrijven, dat wil zeggen onbevangen, belangeloos en integer onderzoekend. Deze verwevenheid tussen subject en object dient dus continu onder de loep genomen te worden op haar integriteit, onbaatzuchtigheid en zuiverheid, denk daarbij aan de term reine wetenschap. Daarom denken en werken we vooral hypothetisch: vragend onderzoekend. De grondhouding betreft een niet weten, feitelijk een spreekwoordelijke OEN. Deze grondhouding wordt gekenmerkt door een gezonde mate van deemoed, je in dienst weten te stellen van het onderzoek. Hypothetisch betekent vragend: “zou het kunnen zijn dat…?” Het tegenovergestelde van hypothetisch werken is jezelf middels je kennis poneren in de trant van zo zit dat en niet anders. Bij al het onderzoek stel je juist vragen naar jezelf en vragen naar hetgeen je onderzoeken wilt. Wil je het alleen maar onderzoeken om daar je voordeel mee te doen of probeer je er achter te komen hoe het werkelijk zit. Door het stellen van goede vragen, het moeilijkste wat er is, onderzoek ik zowel SD als mijzelf.

Nog wat losse opmerkingen.

Leren doet pijn is vaak een gezegde, wat houdt dat in? Als je iets nieuws leert, moet je vaak het hetgeen je al weet weer op losse schroeven durven te zetten. Om te kunnen leren moet je je hoofd en buik durven op te schonen en daarmee kan je gevoelsvermogen zeer wel gediend worden. Het leren spreekt dus zowel het denken, voelen als het willen aan, pas wanneer ze coherent en consistent functioneren kunnen we, afhankelijk van het benodigde vermogen, vanuit alle drie adequaat leren handelen.

Leerinhoud staat tot leerproces in een en…en dynamiek. Leren lukt vaak niet omdat je niet in je buik komt. Het geheugen zit in de buik. Veel mensen kunnen niet onthouden. Hun buik zit vol met shit die ze nog niet kwijt kunnen. Mensen met een volle buik schrijven veel . Maar schrijven is ook leren, verteren, tot je nemen. Of je schrijft of niet is afhankelijk van je leerproces en of ook van je leerstijl.

Leervragen en leerdoel zitten niet op één hoop. Het duurt even tot die bij elkaar komen. Daar zit een spanning tussen. Uiteindelijk komen zij tot elkaar. Leervragen zijn essentieel. Kennis moet verwerkt worden, verteerd, anders blijft het niet hangen. Wat niet in mijn hoofd kan, kan een buikprobleem zijn. Het zit tussen kop en kont. De buik van binnen gewaarworden. Waarneming is deels object betrokken waar de gewaarwording meer subject betrokken functioneert. Vandaar dat het vaak zinvol is om je gewaarwording object betrokken uit te werken en je waarneming subject betrokken, zie daarvoor onze fenomenologische methode. Als ik mezelf iets zie doen. Wat zie ik mezelf dan doen?

In SD is niets te scheiden, slechts te onderscheiden. Uiteindelijk hangt alles met alles samen of staat alles met alles in een bepaalde of onbepaalde wisselwerking. Hoe kan ik de leerinhoud te pakken krijgen als alles hypothetisch is, je ziet hier dat je niet zozeer alleen over een bepaalde kennis beschikt maar met name over een wijze van kennen, denken, etc.

Het grondpatroon bevat de regels die we kunnen nutten om bijvoorbeeld een model systeem dynamisch te kunnen inrichten. Zo staat in het grondpatroon het begrip wissel werking in het midden, dat wil zeggen, laten we ons realiseren dat alles met alles in wisselwerking staat; alles staat in een dynamische verhouding tot elk ander deel of lid van het geheel als een systeem. Hoe al die wisselwerkingen mogelijk gedifferentieerd kunnen worden, wordt in het grondpatroon verder uitgewerkt in talloze begrippen: zoals coördinaten, verbanden assen, raakvlakken, etc. Het grondpatroon is de abstracte samenvatting van de belangrijkste regels die we tot nu toe gevonden hebben. Uiteindelijk moet een grondpatroon een simplex vormen om een complexe werkelijkheid vruchtbaar te kunnen onderzoeken en in kaart te brengen.

In het leren onderzoeken doorloop je een aantal fases. Hier een summiere eerste introductie.

Fase1 open dating: hier ga je onbevangen onderzoek doen naar wat er aan de hand is, welke data, gegevens doen zich voor, kan ik verzamelen. Fase 2 heet axial dating. Hier ga je zoeken naar mogelijke relevante assen tussen bepaalde relevante data, met name nut je dan de belangrijkste assen van een diagram of een dynagram om iets in beeld te krijgen, dat kan ook middels een duogram (een bepaalde combi tussen een dynagram en een diagram). Fase 3 conceptual dating: hier komen alle losse stukjes tot een geheel, tot een conceptueel verband. Fase 4 is functional dating: dat betekent wat kan je nu met de gevonden concepten in het concrete handelen, worden die inzichten ook functioneel werkzaam.

Met stap 1 en 2 zie je al wat er bij je gebeurt zonder dat je al met een concept werkt. Voorbeeld F. Hij wil leren maar krijgt een gecentreerde pijn in zijn linkerschouder en een diffuse pijn in zijn linkerbeen. Hierdoor kan hij niet meer schrijven. Zijn ledematen gaan pijn doen. Waarom? Hij wil gaan handelen, doen! om de leerinhoud te kunnen integreren.

Hoe kunnen we deze stof nu het beste leren en reproduceren?

Heb je een leerprobleem? Zoek dan zo dicht mogelijk bij jezelf. Wat doe ik? Dat zijn de leer- en onderzoeksvragen. Dat kan zonder concepten. Jezelf als leerobject onderzoeken is feitelijk achterhalen hoe je zelf functioneert als een levend, zij het nog onbewust, concept. Voordat je naar bestaande concepten overstapt, is het zaak eerst via de waarneming te onderzoeken wat er met je gebeurt. Voor F. is de leerstof te abstract. De buik is concreet. Zijn reactie is een poging om de leerstof concreet te maken. Wat is dan zijn leerdoel? Hij heeft pijn. Daar kan hij van weglopen via de antipathische route door via concepten naar leervragen te gaan of hij kan zich verbinden met zijn pijn via de sympathische route. Dan blijft hij heel dichtbij. Fons adviseert; “ga steeds terug naar wat er plaatsvindt”. Je doet het met de realiteit die zich nu voordoet. Daar kan je anti- of sympathisch op reageren. Bij sympathisch breng je iets in gang; “wil ik mij wel of niet verbinden met mijn lichaam?”

Sympathisch is meebewegen. Antipathisch is tegen bewegen. Door mee te bewegen kan ik de stof internaliseren of verteren waarna ik deze desgewenst kan externaliseren. Subject betrokken dynamisch internaliseren is het je eigen maken van de stof. Als je dat gedaan hebt kan je het los van jezelf maken en externaliseren. Als je dit alleen met je hoofd doet, leef je niet van binnen uit.

Achtereenvolgens internaliseren en externaliseren, is meer een tijd fenomeen, vandaar dat we dat eerder weergeven in een dynagram, we noemen het een tijd-ruimte. Een diagram is meer een ruimte fenomeen, vandaar dat we dat benoemen als een ruimte-tijd, dat wil zeggen in het diagram is de ruimte primair, is ze als ruimte eerder statisch en is de tijd een gevolg van deze ruimte. Een dynagram (tijd-ruimte) is meer dynamisch, hier is de tijd primair en ontstaat uit de tijd de ruimte (met name geven we daarin tijdsprocessen weer zoals bij tcm en wezensleden). Dit heel summier ter introductie, heb je er al iets van gehoord, maar het wordt zaak dat tot leven te wekken middels concrete voorbeelden.

Casussen werken we doorgaans uit in een duogram, hetgeen een combinatie is van een diagram en een dynagram, zoals hierboven summier geschetst. Hier werk je met grammen die gespiegeld zijn waarmee je heel mooi processen in beeld kan brengen. Tegengestelde dynamieken. Complexe processen kunnen vaak niet in 1 veld worden weergegeven maar eerder in een duogram: een samengaan van een ruimte-tijd /diagram / rood en een tijd-ruimte / dynagram / blauw model.

De eerste 9x leren we de voornaamste regels uit het grondpatronen en relateren die aan het onderzoeken en uitwerken van een casus je zelf betreffende.

Huiswerk: deze stof begrijpen. Je leerstijl trachten te achterhalen (zie website). Eventueel al een eigen casus uitwerken. Het doel is om al doende je die leerinhouden eigen te maken die passend zijn voor je leerproces. (een andere werkwijze om deze stof je eigen te maken kan zijn om dit eerst toe te passen op je cliënten en pas later op je zelf, maar let wel wat je al of niet met je cliënten doet zegt ipso facto ook iets over je zelf:) Dus je ontkomt nooit aan de noodzaak vroeg of laat je zelf in beeld te brengen.

Inhoudsopgave