Systeemdynamiek les 7
2018-04-06
Verbanden en contouren in het grondpatroon.
Vraag vooraf aan de les: hou je wintertijd of zomertijd aan?
De wintertijd is de echte tijd. De zomertijd is een artefact, door de klok een uur terug te draaien dan de feitelijke tijd, prima, het is maar klokketijd, maar is dat wel zo? Waarom hebben sommige mensen daar last van? Anderzijds kan het lichaam zich ook aanpassen aan een andere tijd hoewel het daar meer of minder last van kan hebben. Dat komt omdat de mens niet een klokkemens is maar een wezen dat zich ritmisch voegt in de ruimte tijd of tijd ruimte constellaties van de aarde als planeet binnen het zonnestelsel. Hier zie je een mooi voorbeeld van wisselwerkingen, waarin niets op zichzelf staat.
Je zit op een plek op de aarde in verhouding tot een planetaire en kosmische constellatie. Op het zuidelijk halfrond bijvoorbeeld kijken ze naar de evenaar als ze naar de zon kijken, dus naar het noorden als de zon hoog staat. Daar loopt de zon van rechts naar links. Zo is de aarde ook onderhevig aan onderscheiden maan dynamieken.
Waardoor ontstaan verschillende wisselwerkingen tussen bepaalde planetaire dynamieken en het leven op aarde? Hoe je dat kan onderzoeken, is al een wetenschap op zich. Langzaam wordt steeds duidelijker hoe alle leven op aarde, incluis de mens, evolutionair aanpassend, zich is gaan verhouden tot heel diverse factoren waardoor hun bio-ritmen worden bepaald, bijvoorbeeld de factor licht.
Volgens Steiner ontstaat op het noordelijke halfrond een cultuur die het hoofd, de bovenpool, het denken, dynamiseert (hoofdmensen) en in het zuidelijke halfrond een cultuur die de onderpool, de buik dynamiseert (buikmensen). Dit niet om te discrimineren, zoals hem vaak verweten wordt, maar slechts om aan te geven, dat ergens wonen op aarde in relatie tot een kosmische en of planetaire constellatie er toe doet. Denk aan immigranten die van het noordelijke halfrond naar het zuidelijke halfrond emigreren of andersom.
Terug naar de uitleg van het grondpatroon, waar we in het rechtsonder kwadrant, verbanden en contouren aan de orde stellen. Contouren noemen we cruciale verbanden en we onderscheiden enerzijds proces en inhoud irt het dynagram en anderzijds positie en betrekking irt het diagram. Het woord contour hebben we gekozen om aan te geven dat deze specifieke verbanden zich min of meer afspelen op de contouren, van diagram en dynagram, met andere woorden ze krijgen een plek ergens op de cirkel, zie voor de posities het grondpatroon.
De diagonalen in een dynagram verbeelden processen, processen die verlopen in een voortgaande tijd, symbolisch vaak verbeeld in een wiel met spaken. Een proces is niet primair gekoppeld aan een positie, maar kan wel door gegeven posities worden bepaald. Een proces vindt doorgaans plaats in de tijd. In het proces is de tijd primair, niet de ruimte. Uit elk proces kan een inhoud ontstaan. Bijvoorbeeld, uit het proces van de les ontstaat een verslag. In het proces van de jaargetijden ontstaat de plant en brengt onder andere bladeren, bloemen, vruchten en zaden voort. Processen kunnen dus iets voortbrengen, namelijk een inhoud, die je kunt pakken, een inhoud heeft een positie ergens in de ruimte, zodoende zijn posities doorgaans verbonden aan de ruimte, aan dat wat ruimte inneemt.
Een proces kunnen we ook typeren als een soort van betrekking, een betrekking tussen het ene en het andere, waardoor zo een proces kan ontstaan. Tussen bepaalde inhouden kunnen ook weer processen ontstaan. Processen en inhouden situeren we in het dynagram waar de tijd-ruimte centraal staat. Posities en betrekkingen situeren we in het diagram waar de ruimte-tijd centraal staat. Tussen posities kunnen betrekkingen ontstaan, die weer kunnen leiden tot een proces, waaruit weer inhouden kunnen ontstaan die een positie innemen. Je ziet dus dat we deze vier noties echt niet zo maar kunnen scheiden, eerder onderscheiden om ofwel het proces in de tijd te bekijken en in beeld te brengen, ofwel om de positie in de ruimte te onderzoeken en in beeld te brengen, uiteindelijk kunnen we ze weer met elkaar in verband brengen door diagram en dynagram uit te werken in een duogram. Het is niet zo dat we diagram en dynagram strak kunnen afgrenzen door te zeggen de eerste is meer ruimte-tijdelijk en de tweede meer tijd-ruimtelijk, want feitelijk vinden processen en betrekkingen ergens in de ruimte plaats en zijn inhouden en posities evenzeer onderhevig aan de tijd, niettemin helpt het door dit onderscheid aan te brengen in het denken focus te bewaren: wat is primair het beoogde wat je in beeld wil brengen?
Een voorbeeld om aan te geven hoe in oude culturen tijd en ruimte in het leven van alle dag vorm krijgen. Bijvoorbeeld in Egypte loopt de Nijl van zuid naar noord, we staan daar nu niet meer bij stil wat dat betekent, maar voor de Egyptenaar, levend in de woestijn, was de Nijl een levensader, de Nijl bracht water en vruchtbaarheid door haar periodieke overstromingen. Vandaar dat de Nijl geassocieerd werd met de tijd. Daarentegen krijgen de oevers van de Nijl een andere functie, aangezien je een westelijke en een oostelijke oever hebt. De ruimte ten westen van de Nijl krijgt dan een andere functie toebedeeld dan de ruimte ten oosten van de Nijl. In het oosten komt de zon op en in het westen gaat ie onder, het leven is afhankelijk van de zon, vandaar dat de tempels voor het leven aan de oostkant staan. Op west liggen de heilige graven waar de doden begraven werden. De piramiden staan op noord west, als je de kaart als een diagram ziet, dus in het noord west kwadrant. Wat zou dat kunnen betekenen? Deels worden piramiden toegeschreven aan bepaalde farao´s die daar zouden zijn begraven, denk bijvoorbeeld aan de piramide van Cheops. Dat zou zeker kunnen, maar andersoortig onderzoek toont ook andere opties aan, wellicht waren het heilige plekken waar rituele transformaties tussen leven en dood plaatsvonden, wie het weet mag het zeggen.
In de King Wen cyclus bijvoorbeeld hebben de chinezen in het noordwest kwadrant de metafoor van de hemel als scheppende kracht staan. Zou de functie van de piramide in relatie tot de cultuur verstaan kunnen worden als een bron van scheppende krachten? Interessante optie, als je in de gelegenheid bent, om in zo een piramide een tijdje te mogen vertoeven, wellicht zou je het dan zelf aan den lijve kunnen ervaren? In ieder geval ga je onderzoeken en niet blind concluderen. De tempels in Egypte zijn net zoals de kerken in Europa gebouwd op krachtpunten en krachtlijnen, heel nadrukkelijk gesitueerd in de kringloop van het jaar, voor zover de zon op specifieke plekken opkomt en of ondergaat. Aangezien de zon in de volle zomer op de NO positie opkomt en in de volle winter op de ZO positie, staan deze kerken op onderscheiden diagonalen en blijken dus ook andere functies te hebben, even ervan uitgaande dat alle kerken nagenoeg met hun altaar naar het oosten staan. Waarom naar het oosten? Waarom staat de sfinx naar het oosten gekeerd? Mooie vragen die je kunnen helpen weer gevoelig te worden voor tijd en ruimte, die blijkbaar meer zijn dan zomaar tijd en ruimte, hier wordt iets verbeeld wat we in onze begripscultuur totaal zijn kwijt geraakt, met systeem dynamiek kan dat weer onderzocht worden, denk maar aan de posities in een dictogram tijdens een onderzoeksproces, het is niet om het even, waar wie wat beleeft en of ervaart.
In welke mate is de ruimte primair en of de tijd primair? Geen van beiden, ze staan in een wederkerig verband, evenwel mag je zeggen dat ergens de tijd primair kan zijn in het ontstaan van ruimte en ergens de ruimte primair kan zijn in het ontstaan van tijd, beiden zijn onlosmakelijk gerelateerd aan elkaar, dus relatief en zeker niet absoluut en in die zin van elkaar te scheiden, wel te onderscheiden.
Het grondpatroon hebben we tot nu toe uitgewerkt in een dynagram, had het ook in een diagram gekund? We zijn ervan uitgegaan dat het dynagram gezien haar ontstaansgrond meer mythisch is en dus ouder, verder hebben we zoals de ouden deden aan de tijd in deze het primaat gegeven, want niets ontstaat zomaar, denk aan alle oude scheppingsverhalen, denk evenzeer aan de big bang theorie, evenzeer in de tijd verlopend, maar ergens? is die tijd begonnen, hoe minuscuul die ruimte ook was. In die zin kan je het grondpatroon zeker een oerpatroon noemen analoog aan de King Wen cyclus, evenzeer een dynagram.
Wat betreft het begrip concentrisch autonoom, wat bedoelen we daarmee? We zien autonoom op oost als de aard van de positie en concentrisch op noord als aard van de richting. Iets wat autonoom concentrisch is, staat dus op zichzelf en in zichzelf. Elke coördinaat, waar dan ook in de ruimte, is dan zijn eigen centrum, bijvoorbeeld zoals een baksteen een eigen centrum heeft. Vandaar dat we het noord oost kwadrant relateren aan het aarde element als primaire kwaliteit, dat wil zeggen een autonoom concentrische dynamiek verbeeldend. Al wat is, vormt een centrum op zichzelf in een gegeven ruimte. Het meest ruimtelijk is dus in deze een coördinaat met zijn positie. Niet voor niets is de mens de ruimte in coördinaten gaan verdelen, simpel weg om zijn positie te kunnen bepalen. Een positie in de ruimte wordt dan gekoppeld aan een coördinaat. Je hebt een aantal referenties nodig om een positie in de ruimte te kunnen bepalen, in deze bijvoorbeeld hoogte, breedte, diepte. In deze bepalende dynamieken voor afstanden in de ruimte.
We kunnen bijvoorbeeld niet een bepaald veld afbakenen, als we het niet ergens lokaliseren en of situeren. Dus moeten we punten, coördinaten uitzetten. Elk punt is mogelijk. Er zijn een oneindig aantal punten, maar uiteindelijk is het handig als je gewoonweg een bepaald veld uitzet om bijvoorbeeld je huis op te bouwen of een akker te kunnen ontginnen.
Ook hier weer voor de mythische mens niet zomaar ergens willekeurig. Men zocht met de wichelroede nauwgezet waar je het beste een huis en of stal kon plaatsen. Ooit verplaatsten de oude chinezen bijvoorbeeld een berg als die niet op de goede plek stond. Zo hebben zij hun landschappen energetisch ingericht, om een harmonieuze ruimte te kunnen scheppen, waarin het als mens goed toeven wordt. Al dit weten werd beoefend in en vanuit de Feng Shui. Elk punt in een veld levert een betrekking op met andere punten in dat veld, een betrekking kan je bijvoorbeeld benoemen als een vorm van dynamiek, er gebeurt iets tussen die bepaalde punten, denk bijvoorbeeld aan de wijze waarop een bouwwerk tot stand komt, een piramide, een gotische kathedraal en of een huis zoals Otto Bartning die bouwde.
De ruimte wordt deels in het diagram als een ruimte-tijd fenomeen verbeeld, maar de ruimte wordt in het dynagram ook verbeeld op één van de diagonalen en wel tussen NO en ZW, in deze de plaats-as, gerelateerd aan het fenomeen van de ruimte. De andere diagonaal tussen NW en ZW benoemen we dan als de impuls-as, gerelateerd aan het fenomeen van de tijd. Processen vinden ergens plaats in de ruimte en worden ergens geïmpulseerd in de tijd.
We onderscheiden in het grondpatroon dus verschillende soorten assen: een verticaal (ruimte), een horizontaal (tijd) en 2 diagonalen, respectievelijk de plaats-as en de impuls-as.
We hebben dus 4 belangrijke assen in het grondpatroon die iets met ruimte en of tijd van doen hebben, het zijn de vier essentiële assen in het grondpatroon, dus ook in dia en dynagram. Zie voor de uitleg les 6.
Soms heb je meer assen nodig, maar hoe meer assen, hoe moeilijker je kunt ordenen, vandaar dat we het houden bij de meest simpele optie, in deze door ons benoemd als een simplex. Als je dus al deze mogelijke assen reduceert tot vier, dan hebben we een simplex of de meest eenvoudige grondstructuur, in deze een grondpatroon waarop je kunt ordenen. Hoe ingewikkelder en complexer bepaalde `velden´ zijn hoe moeilijker je deze kunt herleiden tot bepaalde af te bakenen `veldjes´. De oefening is dus om complexe dynamieken terug te brengen tot een simplex en wel volgens bijvoorbeeld het pars pro toto beginsel. In elk deel grammetje vindt je het grondpatroon als geheel weer terug.
Hoeveel assen heb je minimaal nodig om een maximaal veld te scheppen? Vier assen met elk twee posities op de cirkel vormen met elkaar 8 posities op de cirkel. 8 is universeel het getal van het kosmische evenwicht, bestaande uit vier kardinale posities en 4 beweeglijke posities, het volmaakte geheel weerspiegelend. Denk aan de achtvoudige lotus, het achtvoudige pad, het octogonale vlak van sacrale gebouwen, het achtvlak medieert tussen het vierkant en de cirkel, symbolisch gezien tussen de aarde en de hemel, het octogram vormt met haar twee kruisen een intermediaire betrekking. In de oudheid werd dat verbeeld met een octogram (latijns) en of een ogdoade (grieks), beide staan voor een achtledig veld.
Je hebt in het octogram (diagram / dynagram) 8 coördinaten op de cirkel nodig, 8 punten met een 9de in het midden. De 9de is belangrijk omdat dat van oudsher werd benoemd als het verborgen punt. In een 7-ledig veld zit 8 verborgen, in een 5-ledig veld zit 6 verborgen, in een 12-ledig veld zit 13 verborgen. Het is een interessante metafoor, want het verborgen middelpunt bepaalt de 8 coördinaten. Daarom zetten we het onderwerp zoveel mogelijk centraal in het midden van een grammetje.
Als we bijvoorbeeld de longen uitwerken dan werden van oudsher in de chinese systematiek de coördinaten bepaald: de lever op oost, het hart op zuid, de nier op noord en de long op west, met in hun midden de functie van de milt, het oudst uitgewerkte dynagram in de chinese geneeskundige traditie. Als we de long uitwerken, dan kunnen we daar weer een complete gram omheen maken met een bepaalde long functie in het nieuwe midden en lever, hart, nier en long daaromheen, de vraag is dan waar plaats je de milt, speelt die een rol dan komt die sowieso in het midden te staan en dan wordt de bedoelde functie evenzeer uitgewerkt, maar is het minder orgaan dan wel functie, dat betekent dat je dat ook als focus in de titel kan plaatsen van het betreffende dynagram. Je kunt dan dus ook in kaart brengen hoe die bepaalde functie gerelateerd is aan de long zelf. Dit is best een lastige kwestie, want doorgaans is het midden leeg, dus ter beschikking voor een betreffende focus van het grammeke, maar als het midden ook een functie heeft, in deze de milt, dan is dat midden in principe niet zo maar leeg of vrij, dat maakt dat je nog secuurder moet letten op wat eventueel wat betreft de orgaanfuncties in het midden moet staan.
De long draagt bijvoorbeeld zorg voor opwaartse dynamieken in het lichaam en wel in relatie tot het vormen van de afweer die je beschermt tegen invloeden van buiten, gepositioneerd op oost. Maar de long draagt ook zorg voor een neerwaartse dynamiek, bijvoorbeeld in relatie tot de vloeistoffen, of het doen transporteren van de Zong QI naar de nieren.
In principe wordt elk orgaan gekenmerkt door een opwaartse en een neerwaartse dynamiek. Dat maakt dat je ondanks de verschillende orgaanfuncties toch kunt zoeken naar al of niet analoge dynamieken, in deze de opwaartse en neerwaartse.
Als de milt met de long van doen heeft, kijk je in het oude systeem waar de milt in het midden stond, wat die dan met de long van doen heeft, zo niet dan plaats je de betreffende long functie in het midden als focus van onderzoek, c.q. het in kaart brengen van de gegeven dynamieken. Als je de yin en yang dynamieken van de lever wilt onderzoeken, werk je in het dynagram met de betreffende leverfunctie in het midden. Als je de relatie van de lever tot de milt wilt onderzoeken, werk je in het oorspronkelijke dynagram, waar de milt in het midden stond.
Als je de lever en milt wilt onderzoeken op hun onderlinge dynamieken, dan kun je zeker een nieuw grammetje uitwerken waarin milt en lever een rol spelen. Dit alles wordt dus niet bepaald door het instrument, in deze een dynagram, dat wordt alleen en vooral bepaald door de dynamiek van en tussen de gegeven organen. De gegeven dynamiek van de gegeven organen is leidend voor het zoeken naar de manier waarop je die dynamieken ordent en structureert. De long kun je dus niet zomaar in het midden zetten van het oorspronkelijke organen dynagram, want daar stond van oudsher de milt. Je ontwerpt dan een daarvoor passend dynagram. Als je de lever wilt onderzoeken, moet je dus altijd terug naar de lever en haar specifieke dynamieken en niet naar het systeem als zodanig. Je moet altijd terug naar de realiteit van wat er fenomenologisch ontdekt is over de werking van de lever. Als je de longen in het midden zet, kun je een nieuw grammetje krijgen met de betreffende dynamieken van de longen. Of je daar de milt in kunt plaatsen, hangt af van wat de chinezen daarover zeggen, dat moet je dan in de teksten opzoeken. Als dat zo is, dan moet je letterlijk een andere betrekking zichtbaar maken. Stel dat de lever iets met de milt van doen heeft dan kan dat zichtbaar gemaakt worden, maar dan stap je over naar een ander veld, evenzeer een dynagram, evenzeer systeem dynamisch te ordenen, maar dan komen de betreffende begrippen in dat andere veld in beeld. Zo kan je dus per verzameling en of per functie de bepalende dynamiek op hetzelfde veld, dynagram uitzetten. Een ander voorbeeld, de milt zorgt voor stijgen en de maag voor dalen. Dan maak je een nieuwe gram en dan staat de milt op oost vanwege een stijgende dynamiek en de maag op west vanwege een dalende dynamiek. Je moet dus steeds terug naar de werkelijkheid, niet naar het systeem, het systeem is op zich niks, maar omdat we basale dynamieken eraan kunnen verbinden, kunnen toch analoge dynamieken aan bepaalde posities gekoppeld worden en dus analoog in beeld gebracht worden.
Bijvoorbeeld, er vindt stroming van het bloed plaats. Waar staat dan stroming in dit veld? Een stroming is doorgaans discentrisch van aard, het stroomt van het een naar het ander. In dit verband kunnen ze dus gerelateerd worden aan zuid, discentrisch, de aard van de richting. In relatie tot de bloedstroom zijn de bloedvaten meer concentrisch van aard, zij vormen de bedding voor de bloedstroom, zij dienen de bloedstroom te weerhouden oftewel in te bedden. Zijn de vaten eventueel te nauw of te groot, te zacht of te groot dan ontstaan mogelijke problemen, zo kunnen de vaten ook gaan lekken en of kunnen de vaten verstopt raken, lekkende vaten staan dan op zuid en verstopte en of verharde vaten op noord, het is maar net wat je in beeld wil brengen. Zo kan de bloedstroom ook concentrisch of discentrisch van aard zijn, dan verandert de wijze waarop je in deze de bloedstroom in beeld wilt brengen.
Al met al is dus niet het instrument leidend, maar de dynamiek is leidend. Daarom kun je zo geen antwoord geven op de vraag ‘waar moet iets (een bepaald begrip) staan?’. Dat is afhankelijk van het proces/ de dynamiek die je in kaart wil brengen. Wat zetten we in het midden tussen milt en maag? Misschien de Chi stroom of de energie stroom die de milt en maag reguleren. Wat we in het midden zetten is afhankelijk van wat op dat moment de meest kardinale dynamiek is.
Bijvoorbeeld als het gaat over stijgen en dalen, hoe verhouden de milt en de long zich dan tot elkaar?
Dan dien je eventueel van deze onderlinge dynamiek een gram van milt en long te ontwerpen. Wat in het midden staat, dat wordt dus bepaald door de bepalende dynamiek, die je onderzoekt in relatie tot andere dynamieken. Steeds moet je je dus de vraag stellen wat dient hier in het midden te staan in relatie tot andere dynamieken, dan merk je dat er een hiërarchie in de ordening aangebracht moet worden, waar de andere dynamieken moeten staan is dan niet zomaar duidelijk, dat vraagt enerzijds onderzoek maar anderzijds ook weet hebben van zeer algemene basale dynamieken.
Vraag: Is de milt altijd de middelaar? Dat je die niet los kunt koppelen van de organen?
De milt staat met alles in verbinding.
Antwoord: lever, nieren, longen staan ook met alles in verbinding.
Stel dat we de lever moeten uitwerken, dan kun je niet in het dynagram op oost blijven, dan wordt de lever weer een compleet veld. Waarbij we hart, nieren, lever en longen verschuiven en niet erover heen plakken. We moeten er een nieuw grammetje van maken. Elk veldje of grammetje is maar een simpel schijfje. We moeten de ingewikkelde complexe systematiek in simplexe schijfjes onderbrengen en precies dat is de kunst van kennis, van systeem dynamiek, hoe al die onderscheiden lagen en gehelen pars pro toto in beeld te krijgen.
Vraag: Waarom is het moeilijk te vatten? Hoe kunnen we dat makkelijker maken? Er komen veel begrippen tegelijk naar voren, coördinaat, punt. Kunnen we 1 term gebruiken? Er zijn verschillende associaties die naar voren komen met een begrip als coördinaat, o.a. in relatie tot wat je vroeger geleerd hebt over wat coördinaten kunnen zijn?
Antwoord: Inderdaad moeten we secuur omgaan met begrippen, daartoe dien je altijd onderzoek te doen naar de meest exacte definitie en of betekenis zo nodig in een bepaalde context en of verband, want let wel een bepaald begrip kan bijvoorbeeld wel 35 betekenissen hebben, welke kies je dan? Dit is afhankelijk van de discipline, het vakgebied, de taal, etc. In ons verband is een coördinaat simpel een punt in de ruimte. Er zijn in principe een oneindig aantal punten, dat zijn in principe allemaal middens.
Vraag: Wat is werkelijkheid en wat is fictie? In principe is in dit verband en het grondpatroon en alles in het grondpatroon fictie, want het zijn slechts hypothetische noties, begrippen, om in de complexe werkelijkheid wellicht een raster, een matrix, een patroon te vinden, die wellicht de dynamieken die zich in die werkelijkheid voordoen op een simpele manier weer te geven. Als structuur is die au fond simpel, een simplex, maar in zijn werking is die helemaal niet simpel, want wat zetten we elke keer in het midden in relatie tot de andere 8 coördinaten, cq begrippen? Dat is steeds de vraag. Op zich is de werkelijkheid heel complex, maar uiteindelijk kan je toch op zoek gaan naar bepalende `bouwstenen´ in een bepaald ´complex´, dat kunnen, cellen, moleculen, atomen zijn, maar ook bakstenen in een gebouw.
Het is hard werken om die 9 punten te vinden. In het voorbeeld van de Chinese organen zijn de karakteristieken ervan beschreven in teksten. Als je die steeds opnieuw leest ga je op een gegeven moment iets begrijpen om vervolgens op zoek te gaan naar bepaalde en bepalende dynamieken. Je gaat dan op zoek naar bepaalde woorden en bepaalde begrippen en als je er een stel gevonden hebt, mag je heel blij zijn, want zo gemakkelijk is dat niet. Als je er bijvoorbeeld 8 hebt, kan je beginnen te onderzoeken hoe ze zich tot elkaar verhouden, welke verbanden er te onderscheiden zijn, zodat je wellicht ze kunt positioneren op bepaalde coördinaten in het grondpatroon, cq dynagram en of diagram. Steeds moet je onderzoeken hoe je die 8 begrippen, meer of minder, dient te ordenen? Wat je dan moet uitzoeken, is bijvoorbeeld in hoeverre deze functie, hoedanigheid, dynamiek van de milt meer lever gerelateerd en of meer long gerelateerd is? Heeft die dynamiek inhoudelijk iets met de lever te maken, of heeft die dynamiek iets met een stukje functie van de lever te maken? Misschien zijn er wel 3 karakteristieke dynamieken die iets met de lever te maken hebben, wat doe je daar dan mee? Kun je die allemaal op oost zetten, de positie van de lever? Nee dus, zo lastig is het en moet het ook zijn, gegeven de complexe dynamiek in de organen zelf en tussen de betreffende organen, nog los of je ze biochemisch uitwerkt en of energetisch.
Over het eerste orgaantype deed Alfons 2 weken, en als je het eenmaal door hebt kun je het wellicht in 1 uur in beeld brengen. Het lijkt misschien simpel, maar er zitten wel honderden uren werk in.
Als je een tekst van Steiner leest en je ziet vervolgens het betreffende grammetje, dan lijkt dat simpel, maar ook hier zitten er honderden uren studie in om überhaupt te snappen wat hij precies bedoelt, pas dan kan je een poging wagen om er een grammeke van te maken, steeds weer gebaseerd op de wetmatigheden vastgelegd in het grondpatroon.
Het instrument is alleen helpend om bijvoorbeeld te bepalen in hoeverre iets concentrisch van aard is en of discentrisch? Is het stijgend? Is het dalend? Enzovoorts.
Is het in de tijd lopend of bevindt het zich in de ruimte? Daarmee kun je een begin maken het te gaan ordenen (fase van axial dating). Daarom noemen we elk grammeke ook een werkraam.
Bijvoorbeeld het yoga referentiesysteem is compleet anders dan die van de wezensdelen. Dat gaan we dus systeem dynamisch gezien, niet zo maar even bij elkaar gooien in 1 grammeke. Je kunt geen appels met peren vergelijken.
Als er geen wezensdelen voorbij komen in een casus, dan is dat wellicht niet aan de orde. Wat er aan de orde kan zijn laat de werkelijkheid zien? De werkelijkheid van het leven, uit te werken in de betreffende casus. Bijvoorbeeld, de rol van de vader en de moeder, afzonderlijk en of gezamenlijk, al of niet gerelateerd aan een bepaalde ontwikkelingsfase. Pas als je dat gaat uitpakken, kan je mogelijk ter zake doende dynamieken aan het licht brengen op grond waarvan je een vermoeden zou kunnen krijgen wat er mogelijk kan spelen in deze casus.
We hebben afgesproken op oost, plaatsen we geboorte, het spreekwoordelijke beginpunt van al wat aanvangt. Op zich is zo een beginpunt ergens plaatsen allemaal fictie. Net als de zomerklok, maar die gebruiken we toch maar, anders kunnen we de trein niet halen. Het is een kwestie van conventie en of afspraken die we maken, je kunt ook zeggen het zijn aannames die je verder niet kunt bewijzen, maar wel handig om erop voort te bouwen, totdat blijkt dat bepaalde axioma´s niet meer voldoen, ja dan formuleren we weer andere aannames. Mathematica is een beetje brutaal gezegd ook fictie, want je kan het nergens in de werkelijkheid terugvinden en of middels de werkelijkheid bewijzen dat het bestaat, wel kan je eventueel bepaalde wetmatigheden in de werkelijkheid ermee weergeven en of uitdenken. Maar mathematica dient als systeem wel coherent, samenhangend, en consistent uitgewerkt te worden. Systeem dynamiek moet in deze ook samenhangend en consequent uitgewerkt worden.
Coherentie in de betekenis van samenhang, is afgeleid van cohort = samenhangende gevechtseenheid. De Romeinen waren zo goed in het vechten, omdat ze in een cohort vochten. Ze gaan als een vierkant naar links of naar rechts, naar voren en of achteren, dus een beweeglijk samenhangend vierkant. Aan elke kant van dat vierkant konden ze vechten. Als er iemand uitviel, werd de cohort weer gesloten en doorgevochten. Daarom waren ze onoverwinnelijk. Er kon niet zomaar een gat in het cohort geslagen worden. In ons systeem mag ook geen gat geslagen worden. We zoeken naar zoveel mogelijk coherentie door alle relevante dynamieken langzamerhand in kaart te brengen, en dat moet consistent gebeuren.
Consistentie is afgeleid van consistere, dat wil zeggen een bestaan die duurt en niet zomaar verandert, het is consequent voortdurend in zijn bestaan. Als oost het begin is in het diagram en in het dynagram, en in elk ander grammeke, dan dient dat consequent zo uitgewerkt te worden, dus ook terug te vinden in het grondpatroon. Of omgekeerd wat je in het grondpatroon kunt vinden moet ook terug te vinden zijn in elk ander grammeke. In zowel het grondpatroon als in elk ander grammeke vinden we bijvoorbeeld een midden.
Wat is dan het midden? Het midden is het midden van de cirkel, het midden van twee kruisende assen, het midden, waar de ene as de andere as in het midden kruist. Als het midden verplaatst; dat kan; dan krijg je een nieuw midden met een nieuw veld. Maar als we ooit de milt in het midden gezet hebben, waar blijft die dan als in een bepaald dynagram het hart in het midden van dat dynagram staat? Hier zie je weer een denkfout, wat betreft de dynamieken tussen de 5 Yin organen, staat de milt in het midden, wat betreft de 5 yang organen staat de maag in het midden. Het midden is dus niet absoluut en zeker niet alleen voor de milt bestemd. Zoveel verschillende grammen, zoveel verschillende middens, het midden is dan gerelateerd aan dat betreffende veld en of grammeke. De werkelijkheid dient te laten zien wat in het midden van een veld of grammeke moet staan. Elke keer moeten we opnieuw het verborgen midden opsporen, waardoor dit midden zich mogelijk gaat verhouden tot weer een ander midden. Soms hebben we ook meerdere grammetjes moeten maken om de dynamieken van de betreffende functies tussen lever en longen plausibel aan het licht te brengen. Elk mogelijk veld of grammeke ontkomt niet aan een midden, altijd staat iets in het midden, wat als centraal begrip het veld karakteriseert. Zo zoek je steeds, niet alleen naar het mogelijke bereik en de mogelijke betekenis van al die andersoortige middelpunten, maar je kijkt ook hoe die weer een gemeenschappelijk midden vormen, een nieuw midden. Het midden staat niet per definitie vast, is verplaatsbaar. Het midden is niet absoluut, het is relatief. Maar als we een midden hebben dan is de rest van dat veld wel bepaald. Zo belangrijk is dat midden wel degelijk voor dat betreffende veld.
Met het woord midden, daar hangt het woord bronpunt mee samen, uit een bron komt iets voort, in deze het samenhangende veld dat daaruit verschijnt. Je kunt wellicht ook spreken van verschijnpunt en of verdwijnpunt, daar komt iets samen wat weer kan verschijnen en of verdwijnen. Het woord knooppunt heeft meer een neutrale of algemene betekenis, in of op een knooppunt komen bepaalde lijnen bij elkaar. Op dat knooppunt kan iets verschijnen, maar ook weer iets verdwijnen. Zijn er alleen verschijnpunten en verdwijnpunten? Hier zie je dat het systeem nog zoekend is. Moeten we het hebben over coördinaten, punten, bronpunten, knooppunten? De netwerktheorie bijvoorbeeld heeft het over knooppunten.
Wat bedoelen we nu in het grondpatroon met bronpunten? Sec genomen proberen we hiermee aan te geven dat de gegeven bronpunten bepalend zijn voor de werking van een veld rondom dat bronpunt. Hoe kunnen we verdwijnpunten en verschijnpunten al of niet verbinden met bronpunten en knooppunten? Daar is alfons nog niet uit. Wat betreft het grondpatroon heb je in het algemeen coördinaten en in het bijzonder bronpunten, prima om er mee aan de slag te kunnen. Maar als je doordenkt op bronpunten, dan zegt het woord bron iets over het fenomeen verschijnen, duidelijk. Maar als je zoekt naar een equivalent voor verdwijnpunten, welk begrip dien je dan te hanteren? Wat dat betreft is alfons er nog lang niet uit. Vandaar dat hij tijd moet vrijmaken om dat verder uit te zoeken, om de consistentie en coherentie van het grondpatroon indien nog nodig verder uit te kunnen bouwen, graag zou hij een coherent en consistent systeem achter willen laten, misschien is dat fictie, maar niet geprobeerd altijd misgeschoten, zegt het spreekwoord.
Een systeem wordt gekenmerkt door wetmatigheden, die samenhangen, in deze een aantal dynamieken, die altijd op dezelfde positie dienen te blijven staan, zoals oost autonoom mbt de aard van de positie en west heteronoom mbt de aard van de positie, zo betreffen zuid en noord de aard van de richting, respectievelijk discentrisch en concentrisch, de aard van de beweging, meebewegend, sympathisch en tegenbewegend, antipathisch, respectievelijk, startend op oost, rechts om en links om, twee tegendelige dynamieken die op west met elkaar een tegenstelling vormen, enzovoort, zie ook het theorieboek.
Als je twee grammen hebt met consistente dynamieken op dito posities, in deze diagram en dynagram, want zowel in het diagram als in het dynagram bijvoorbeeld is noord concentrisch van aard. Pas dan kun je ze in een bepaalde samenhang brengen en wel zo dat er een duogram ontstaat waarin de posities elkaar spiegelen. Maar die spiegeling dient wel coherent en consistent vorm gegeven te worden. Op zich formateer je op deze wijze een heel abstracte structuur. Wat heb je eraan? In eerste instantie helemaal niets. Met wiskunde kun je ook in eerste instantie helemaal niets. Pas als je wiskundig leert denken dan kun je die vaardigheid deels op de achtergrond houden en deels ook inzetten en benutten om een ingewikkeld fysisch verschijnsel te kunnen ontwerpen, in kaart te brengen, te berekenen, te beschrijven, te voorspellen, etc. Zo ook dient systeem dynamiek als instrumentarium zo ontwikkeld te worden, dat je het kan nutten om de werkelijkheid al onderzoekend in kaart te brengen, aangezien je gegeven dynamieken systematisch in beeld brengt en daardoor leert begrijpen of vice versa.
Prigogine was geïnteresseerd in processen. Hij zocht naar zelf-ordenende processen, die zich voordoen als ze ver uit evenwicht verkeren. Hij noemde dat dissipatieve structuren. Hij zag dat chemische structuren zichzelf onder bepaalde condities organiseren. Er werd gedacht dat dat niet kon tot dan toe. Normaal organiseert een vogel een nestje, dode moleculen organiseren elkaar wellicht niet. Hij ontdekte juist dat chemische stoffen onder bepaalde condities zichzelf kunnen organiseren. Maar dat kon niet wiskundig beschreven worden. Dus kun je het als fysicus niet aan de wereld tonen. Toen moest hij een hele nieuwe wiskunde ontwikkelen, en wel de non-lineaire kwalitatieve wiskunde. Het geluk was dat hij een wiskundige naast hem had, die dat kon.
Gesimplificeerd mag je zeggen, lineaire wiskunde houdt zich bezig met kwantitatieve processen en non-lineaire wiskunde met kwalitatieve processen. Wat we pogen te doen met systeem dynamiek, betreft het systematisch in kaart brengen van een kwalitatief proces, bestaande uit heel specifieke dynamieken. Die dynamieken kun je niet pakken, dynamieken zijn geen deeltjes, geen kwanta? Ergens zullen kwantiteit en kwaliteit elkaar misschien kunnen tegenkomen, maar ergens zijn ze ook zeer onderscheiden. Kwantiteit betreft datgene wat je kunt meten en wegen. Hoe moet je nu kwaliteit meten en wegen, bijvoorbeeld een kwalitatief goed of slecht leven, wat is goed wat is slecht en welke kwaliteit breng je daarmee in beeld?
Hoe dien je betrekkingen en processen op een kwalitatieve wijze in beeld te brengen om ze ook te kunnen begrijpen. Zonder meer kan je betrekkingen en processen ook kwantificeren, berekenen en manipuleren. Denk maar aan het proces van een brandstof motor of een electro motor, die in de loop der tijd kwalitatief beter zijn gaan functioneren. Maar hoe kwalitatieve processen te optimaliseren is nog geen sinecure, het vraagt heel veel denkwerk. Empirische processen kan je niet direct zien, maar die kun je wel denkbaar maken en al doende ook experimenteel met meetinstrumenten zichtbaar maken. Allemaal niet zomaar ontstaan, het vroeg en vraagt heel veel denkwerk. De vraag is dus niet alleen hoe bedenk je kwantitatieve processen maar in dit verband hoe denk je kwalitatieve processen? Is een logisch mathematisch denkproces meteen meetbaar en weegbaar? Is het gelukkig en of ongelukkig zijn meteen meetbaar? Hoe dien je geestelijke en psychologische processen op een juiste wijze te denken als ze in deze wel of niet kwalitatief van aard zijn, tenzij je dit soort processen reduceert tot de werking van neuronen en of hormonen. Wat ook zeker aan de orde van de dag is. Maar hoe kan je een ongelukkig mens naar geluk begeleiden, door zijn neuronen en of hormonen te herprogrammeren? Of vindt er iets plaats wat we niet kunnen pakken maar wel degelijk kunnen leren hanteren?
Een voorbeeld in dit verband van de chinese orgaan dynamieken, hoe denken de chinezen die dynamieken, denken of voelen ze die, hoe dan, via energiebanen? Je moet onderzoeken in hoeverre de dynamiek van de organen door hen coherent en consistent is doorgedacht. De kunst is om hun wijze van denken te achterhalen en vooral hoe die te verbinden met een kwantitatieve of kwalitatieve wijze van denken? Laten we eerst maar eens proberen hun wijze van denken in kaart te brengen voordat we al of niet de dynamieken van die organen leren te kwantificeren en te meten. Hoe zou je dan bijvoorbeeld milt yang leegte moeten kwantificeren? Of dachten ze echt heel anders en wel in een kwalitatief denkraam?
Je kunt ook stellen, laat de chinezen chinees denken of laat de antroposofen antroposofisch denken als ze het hebben over de wezensleden, want hoe zou je die überhaupt kunnen kwantificeren? Op zich zijn dat en nog veel meer vormen van kwalitatief denken, die niet zomaar eventjes op elkaar zijn te plakken en of onder één noemer gebracht kunnen worden. Dat vraagt onderzoek naar wat ze met de shen bijvoorbeeld bedoelen en wat de antroposofen met de ik-organisatie bedoelen? Zo ook de hun en het etherlichaam, beide zetelend in de lever en de shen en ik organisatie in het hart, maar wat zetelt daar dan in kwalitatieve zin? Laat je al die losstaande denkramen zomaar naast elkaar bestaan of zoek je naar een wijze waarop je ze met elkaar in gesprek kan brengen? Pas dan werk je aan een vorm van kennisintegratie. Pas dan kan je wellicht hun verschillende optieken op de mens met elkaar verbinden ten behoeve van de mens als fenomeen en of als patiënt lijdend aan een ziekte.
De mens is werkelijk een complex fenomeen, de ene keer werkt homeopathie, de andere keer werkt TCM, allemaal kwalitatieve wijze van denken en werken. Wat is dan de realiteit in dit verband, de wijze van denken en werken en of de wijze waarop symptomen en dynamieken onderkend dienen te worden vanuit een homeopathische en of chinese optiek? Hopelijk is niet het systeem, het denkraam, maar de mens de realiteit. Het denksysteem is slechts helpend voor zover we eventueel kunnen verstaan en begrijpen wat er aan de hand kan zijn met deze of gene patient? Gaat het alleen om de ziekte of ook om de zieke en het mogelijke verband daartussen? Elke ziekte en of zieke wordt gekenmerkt door een deels meer algemene en deels ook een meer bijzondere hoedanigheid. Kortom ziekte en zieke vormen met elkaar een complexe dynamiek die je in kaart dient te brengen alvorens je geneeskundig kunt handelen. De wijze waarop er gedacht wordt, dien je eerst te leren begrijpen, dat wil zeggen hoe wordt er in dit verband gedacht in de chinese of antroposofische geneeskunst? Hoe kunnen ze al of niet aanvullend complementair gedacht worden? Heeft dat een meerwaarde? Of moet je de ene keer meer vanuit de ene optiek en de andere keer vanuit een andere optiek aan de slag met de zieke en of de ziekte? Daartoe moet je dus proberen vele invalshoeken en of optieken te vormen, waardoor we naar die mens kunnen kijken. Die optieken ook op een zinvolle wijze te kunnen verbinden in een complementair dynamisch systeem middels compatible analoge modellen, gaat pas lukken met systeem dynamiek. Als daar aan gewerkt kan worden, begint systeemdynamiek te leven ten dienste van de mens, zijn ziek zijn en het hebben van ziekten; moet je dan de ziekte behandelen of de zieke? Kijk hier ligt een principieel verschil in optiek. Zij zullen vooral de zieke gaan behandelen en niet de ziekte, de ziekte is slechts het gevolg van een disfunctie in de zieke. Kunnen ze die disfunctie herstellen, dan kan die ziekte eventueel weer verdwijnen, want ooit was ze verschenen.
De systematiek betreft het denkraam al of niet chinees en of antroposofisch. De werkelijke toedracht en dus dito feiten en symptomen dien je te achterhalen aan de hand van deze concrete zieke en de betreffende ziekte symptomen. Dit alles dient methodisch uitgewerkt te worden in een casus. Als je in de casus nog geen dynamiek kan vinden, moet je ernaar leren zoeken. Je dient dan de casus uit te vragen om al of niet interessante syndromen, constellaties en of samenhangen aan het licht te brengen . Bijvoorbeeld de dynamiek tussen binnenwereld en buitenwereld in deze persoon, de verhouding tot zijn vader en of moeder. Dan kan je al onderzoekend een patroon aan het licht brengen. Dat patroon kun je uitzetten in een structuur, in een veld, een duogram, een grammeke, etc.
Vraag: Mag je de naam noemen van iemand die er niet bij is?
Antwoord: Het is enerzijds van belang om het concreet en levend te maken. Anderzijds dien je hier ook heel voorzichtig mee om te gaan, met respect en zonder schade, de integriteit bewakend.
Tegelijk moeten we ervan los komen om dingen persoonlijk te zien. We kunnen juist met en aan elkaar leren hoe dynamieken werken. We kunnen in een stadium komen waar het niet meer gaat om mij of de ander. We leren aan elkaars leerproces. Je leert elkaars kwetsbaarheid aan te kijken en te hoeden. Vandaar dat intervisie in deze een heel leerzaam instrument kan zijn om aan en met elkaar te oefenen.
Als je de coördinaten hebt, wat kun je dan doen?
In het verband van het grondpatroon hebben we het over de 8 posities op de cirkel, gevormd door twee kruisen, het staande / dynamische kruis en het liggende / statische kruis. Tussen die coördinaten kan je dan op zoek gaan naar mogelijke verbanden. Je hebt tussen alle coördinaten vele soorten verbanden. Coördinaat is een algemeen woord voor punt. Verband is een algemeen woord voor wat er tussen twee punten kan spelen. Er zijn duizenden verbanden. Wat betreft het grondpatroon bekijken we welke verbanden specifiek zijn voor ons systeem, zoals we ook 8 specifieke coördinaten gespecificeerd hebben als bronpunten.
Je hebt ofwel processen die leiden tot een inhoud of je hebt posities die leiden tot een betrekking. Hoe gaan we dat verdelen op de cirkel. Een proces heeft een bepaalde duur. Elk proces leidt tot een inhoud. Omgekeerd kan een inhoud tot een proces leiden. We geven de inhoud een puntstatus op de diagonalen, analoog aan wat de Chinezen als rustpunt tussen de vier seizoenen markeren. Een inhoud is een rustmoment. Het kopje is in rust als het er staat. Het proces is drinken. En dan is het kopje ‘in proces’. En de inhoud wordt minder. De inhoud wordt meer of minder afhankelijk van het proces. De inhoud verdampt/ vermindert/ wordt discentrisch/ ijler als het meer yang wordt en de inhoud verdicht zich/ wordt meer dense, als het meer yin wordt.
Yang processen worden gezien als van binnen naar buiten uitstralend, discentrisch, verwijdend, naar boven stijgend. Yin processen als naar beneden dalend, verdichtend, samentrekkend. De dynamieken uitzetten/ inkrimpen, verschijnen/ verdwijnen, kunnen als analogieën genut worden om aan te geven wat er met die inhoud gebeurt. De inhoud bijvoorbeeld verschijnt of verdwijnt. Bijvoorbeeld, uit de vrucht komt het zaad voort, het zaad is de verdichting van de plant, staat in het dynagram op het noordpunt. Waar is de plant het meest verwijd? In de bloemvorming, gepositioneerd op zuid. Zaadvorming is een proces. De bloemvorming is ook een heel proces. De bloem wordt veelal al aangelegd in het verdichtingsproces, vandaar dat in de lente de bloemen al vooraf aan de bladvorming naar buiten springen, ontluiken. In het ontkiemingsproces zie je eerst de wortelvorming en vervolgens het uitklappen (2 lobbig, dicotyl) / uitschuiven (1 lobbig, monocotyl) van de kiembladen en de verdere bladvorming. Bloemvorming leidt weer tot vruchtvorming, wat weer leidt tot zaadvorming. Bladvorming kan ook overgaan in bloemvorming. De bloem is dan een voortzetting/metamorfose van het blad. Het blad komt in de tijd achter elkaar, in de bloem verschijnen haar blaadjes tegelijkertijd. Bloemen zijn er in een keer als bloem. De botanie is daarom zo interessant, omdat je daar bij uitstek systeem dynamiek, zowel qua inhouden als qua processen, kunt tegenkomen, mits je er oog voor krijgt . De plant mag in onze werkelijkheid weer herontdekt worden als een systeemdynamisch wezen. Een plant is namelijk veelal een etherisch wezen. Systeem dynamisch gezien werken we in en met etherpatronen. Wellicht valt daar nog het nodige uit te werken en te ontdekken?
Verbanden worden uiteengelegd in processen en betrekkingen. Die zijn weer niet mogelijk zonder inhouden en posities. Vandaar dat we hier in het grondpatroon vier cruxiale verbanden aan de orde stellen, we noemen ze contouren. Een verband is meer algemeen, een contour is meer specifiek.
Simpel voorbeeld, je hebt een pa en een ma, die hebben mag je aannemen, een eigen inhoud en een eigen positie. Die gaan met elkaar een betrekking en of proces aan. Daaruit ontstaat mogelijk uit hun midden een kind, dan verandert mogelijk de betrekking, aangezien een derde in het spel is en of komt. Dit alles kun je onderzoeken op basis van deze vier contouren inzake de mogelijke verbanden, bijvoorbeeld het relatieverband, het gezinsverband, het werkverband, hoe zag die eruit of hoe kunnen die er uit gaan zien.
Er zijn een oneindig aantal coördinaten maar een x aantal bronpunten, in deze 8 op de cirkel en 1 in het midden, dus 9. Er zijn een oneindig aantal verbanden maar een x aantal contouren, in deze vier. We noemen dat contouren, omdat het zich afspeelt in de (cirkel)omtrek van het grondpatroon. Een contour is een omtrek.
Als we contouren kunnen leren denken en leren zien, wat is dan eerder, de contouren of de assen? Als fenomeen is dat een interessant dilemma, niet voor niets gepositioneerd op west, de heteronome positie. Het ene is namelijk niet zonder het andere. Toch moet je ze goed uit elkaar leggen. Dus niet scheiden, maar onderscheiden.
Inhouden staan in de ruimte, bijv. stoelen. Op welke punten staan die stoelen in de ruimte? Welke verbanden kunnen we tussen die stoelen aan de orde stellen? Welke stoelen hebben met elkaar een specifiek verband. Deze stoelen lijken op elkaar en die andere stoelen niet. Op een bepaalde stoel zit altijd die of die in het gezin. Hoe hebben de stoelen verband met elkaar qua inhoud? Maar ze kunnen ook door hun positie in een bepaald verband staan, denk bijvoorbeeld aan een stoelendans. Sommige stoelen met dezelfde vorm zijn al of niet bij elkaar geschoven. Door een proces worden inhouden verschoven. Processen bepalen of inhouden in het geding zijn, of ze verdwijnen of verschijnen. Posities zijn bepalend voor het proces. De brandstof bepaalt of er nog een verbrandingsproces op gang kan komen. Bepaalde posities kunnen op processen betrekking hebben en tussen inhouden kan ook een betrekking ontstaan. Processen vinden in de tijd plaats. Posities en inhouden vinden in de ruimte plaats. Tijd en ruimte kunnen we niet scheiden, die zijn inclusief, op elkaar betrokken, dus processen, inhouden, betrekkingen en posities zijn ook op elkaar betrokken.
Het dynagram gaat over de diagonalen -> het statische kruis, of wel het liggende kruis.
Bij het diagram hebben we het over de horizontaal en verticaal -> het dynamische kruis, ofwel het staande kruis. Het diagonale kruis heeft twee poten op de grond en staat stevig, statisch. Het vormt een vierkant, een vierkant is stevig. Een dynamisch proces in de tijd vraagt om een statisch kruis. Hier wordt in het grondpatroon een wisselwerking in beeld gebracht. Zo staan alle coördinaten met elkaar in een bepaalde wisselwerking, gegeven de onderscheiden verbanden en verhoudingen.
Het feit dat het elke keer ochtend, middag, avond wordt heeft te maken met het statische kruis.
Het dynagram als dynamisch tijdsfenomeen wordt gekenmerkt door een statisch kruis.
Het diagram als statisch ruimtefenomeen wordt gekenmerkt door een dynamisch kruis. Een dynamisch kruis bestaande uit een verticaal en een horizontaal, waarbij de verticaal, bij wijze van spreken, maar met 1 punt op de grond staat, daar wiebelt hij als het ware op, verbinden we de punten van het dynamische kruis, ontstaat een ruit.
De posities plaatsen we op N, O, Z, W. De posities hebben een aard, in deze is de aard van hun positie op de horizontaal: autonoom (oost), heteronoom (west) en de aard van de richting op de verticaal: concentrisch (noord), discentrisch (zuid). De assen van het dynamische kruis vormen een ruit. Het vierkant, met haar diagonalen stabiel liggend op de grond, worden symbolisch gerelateerd aan de aarde.
Tussen de posities worden mogelijke betrekkingen aan de orde gesteld; betrekkingen situeren we op de cirkelomtrek tussen de posities. Bijvoorbeeld wat is de betrekking tussen de aard van de autonome positie op oost en de aard van de concentrische richting op noord? In feite hebben we in dat kwadrant te doen met een autonoom concentrische dynamiek, die we analoog denkend terugvinden in de dynamiek van het element aarde, op zichzelf staand en in zichzelf kerend, met als metafoor bijvoorbeeld een baksteen en of de ik-functie, beiden zijn in staat zich te kunnen afgrenzen, afscheiden en wel gerelateerd aan de aard van de beweging, in deze antipathisch. Zo kan je aan de hand van o.a. de elementen, als primaire kwaliteiten, niet waarneembaar, verder onderzoeken wat de aard is van het autonoom discentrische (element vuur), het heteronoom discentrische (element lucht), het heteronoom concentrische (element water).
De inhouden staan in relatie tot de betrekking en vormen een vierkant. Als iets tot stand komt wordt het vierkant, met andere woorden dan moet het heel precies worden. Heeft een proces een bepaalde positie? Het proces van de zomer heeft een positie in het jaargetijde. Midzomer heeft een positie op pal zuid. Het zomer proces kun je situeren tussen de twee diagonalen op van zuid zuid oost naar zuid zuid west.
Het hele diagram op de foto hebben we op het NW kwadrant van het grondpatroon gesitueerd. Waarom? Het is analoog aan het water kwadrant, water als element is heteronoom concentrisch, in haar stroming is het deels heteronoom gerelateerd aan het verval, maar in haar stroming is het ook gerelateerd aan haar vermogen zich te centreren, concentrisch te worden.
Water wordt vitaal en vitaliserend omdat het 1001 contouren vormt, een multidimensionaal uitwisselbaar medium. Zonder water geen contouren, betrekkingen, processen, inhouden en posities.
Water maakt in zijn stromende voortgaande beweging een centrum zoekende concentrische dynamiek, waardoor het zich een bedding kan vormen, het is de stroming die de bedding door de tijd heen ruimtelijk doet verleggen, denk bijvoorbeeld aan de meanderende dynamiek van deze stroming.
Analoog aan de dynamiek van het stromende water onderzoeken we hoe de specifieke contouren door hun onderlinge verbanden een bedding kunnen vormen waarin door de onderlinge wisselwerking een proces gerelateerde stroming kan ontstaan.
De diagonale as lopend van het NO naar het ZW kwadrant, reeds benoemd als de plaats-as, kunnen we ook karakteriseren als een meer statisch gegeven, doorgaans staat een inhoud op een bepaalde plaats, op een bepaalde positie in de ruimte.
De diagonale as lopend van het NW naar het ZO kwadrant, reeds benoemd als de impuls-as, kunnen we ook karakteriseren als een meer dynamisch gegeven, doorgaans verloopt zo een proces in de tijd, doorgaans geïmpulseerd door het een of ander, een auto die van a naar b rijdt. Impuls en plaats zijn deels tot elkaar te herleiden, maar soms niet tegelijkertijd te meten in één experiment, zoals plaats van een electron in relatie tot haar impulswaarde cq gegeven snelheid.
Zoals de assen meer specifiek in relatie staan tot de contouren, zo staan de verbanden meer algemeen in relatie tot de verhoudingen. Verhoudingen en verbanden, assen en contouren vormen in hun heteronome dynamiek op west elkaars tegenstelling. De assen drukken verhoudingen uit en staan op het ZW kwadrant van het grondpatroon gesitueerd. Voor een verband heb je twee punten nodig en voor een verhouding heb je drie punten nodig. Waarover later eventueel meer en of zie het theorie boek op de website.
Inhoudsopgave