Systeemdynamiek les 8

2018-04-20

Leerproces en leerinhoud van systeem dynamiek in relatie tot de wezensleden.

Dynamieken in het leerproces.

In het leren leren als leerveld en of leertraject, onderscheiden we doorgaans 4 aspecten: het leerdoel (oost), de leerinhoud (noord), de leervraag (west) en het leerproces (zuid). De leerinhoud is meer object betrokken van aard en het leerproces is meer subject betrokken van aard. Dat subject betrokken leerproces wordt vaak niet voldoende onderkend; eenieder leert namelijk anders en op haar/zijn eigen wijze, we hebben dat al eerder uitgewerkt aan de hand van de leerstijlen. Het is goed om het leerproces nog eens onder de loep te nemen als het gaat om het leren van systeem dynamiek.

Elke uitleg met betrekking tot de leerstof en of leerinhoud doet min of meer een beroep op de bovenpool; of het nu over schema’s, modellen, regels en dynamieken gaat, maakt niet veel uit. Die `kamer´ loopt op een gegeven moment vol, afhankelijk van de opname capaciteit van eenieder en niet te vergeten de al of niet intrinsieke motivatie. De behoefte aan rust en stilte om een en ander te kunnen verwerken, is ook een vraag van de onderpool die soms gepaard kan gaan met de behoefte om er wat bij te eten. Voor verwerking is niet alleen rust en ruimte nodig voor de bovenpool, evenzeer dient de onderpool aan de slag te gaan om een en ander te regenereren. Je kunt gesimplificeerd stellen dat in de bovenpool naast de astrale afbraak krachten ook weer etherische opbouwkrachten aan de slag mogen en of moeten.

Doorgaans zorgt de onderpool voor de opbouwkrachten en de bovenpool voor de afbraakkrachten. Afbraak krachten hangen meer samen met de bewuste bovenpool en opbouwkrachten meer met de onbewuste onderpool. In het `slimme´ onbewuste moet dat wat de bovenpool heeft opgenomen nog `ingeschreven´ worden en wel in het fysiek etherische complex, gezeteld in de onderpool. Met name in het etherische lichaam vinden we ons `buikgeheugen´. In de onderpool ga je letterlijk de leerinhoud verteren, verwerken en opslaan. Zoals met voedsel kan je je deerlijk overeten, zo ook met teveel info ineens. Je kunt je dan niet lekker voelen tot aan buik- en hoofdpijn toe. Het blijkt dan ook dat je je zelf de tijd moet gunnen om naar de maat van het mogelijke ritmisch stof op te nemen en te verwerken. Dan blijkt dat het leer rendement ook vele malen hoger wordt, dan non stop leerstof opnemen en inpompen. Bovendien leer je dan voor het leven en niet tot net na het tentamen, waarna je weer leegloopt, een soort van geestelijke diaree.

In en vanuit de wezensleden diagnostiek situeren we het fysieke lichaam en het etherische lichaam in de onderpool, waaronder de buik (voor het goede begrip elke pool is weer drieledig opgebouwd in bovenpool, middenpool en onderpool.). Het fysieke lichaam en het etherische lichaam vormen samen een complex. Dat fysieke en etherische lichaam verbeeldt alfons vaak als zusjes, zij zijn samen de draagster van alle dynamieken, die te maken hebben met regeneratie en herstel. Doorgaans ben je je niet bewust van wat daar zich afspeelt, tenzij er iets niet goed gaat en je bijvoorbeeld buikpijn ervaart.

Aangezien je vaak al heel wat jaartjes aan het leven en leren bent, kan er naast plezierige info ook minder plezierige info opgeslagen liggen. Heel veel mensen leren niet graag, omdat ze dan geconfronteerd worden met deze onplezierige, daar opgeslagen, info. En toch is dat o.a. het doel van systeem dynamiek om in en door het leerproces heen, je etherisch lichaam op te schonen en je niet zozeer te ontdoen van deze onplezierige info, maar ze juist zodanig te gaan verwerken dat je ze alsnog kunt transformeren, waardoor je een en ander kunt inlossen en zelfs jezelf daarmee kan verrijken. Daarnaast doet sowieso zich ook de vraag voor in hoeverre we oude info dienen te herordenen en of zelfs dienen los te laten, dat maakt dat velen een enorme weerstand ervaren als ze iets nieuws aan het leren zijn.

De vraag, leren we nu systeemdynamiek via het hoofd en of via de buik, kunnen we nu beantwoorden met een èn via de bovenpool èn via de onderpool. Wat eenieder prefereert is afhankelijk van de leerstijl, grofweg die tussen denkers en doeners, al of niet via de bovenpool en of via de onderpool. Via de onderpool betekent dus, dat je de nieuwe opgenomen info nog moet `inlijven´ in je eigen depot aan ervaringen. Dit leerproces is subject betrokken van aard, aangezien je de nieuwe info nog moet verbinden met al die persoonlijke dynamieken, die je al of niet ziet opborrelen uit het onbewuste. Het hangt er ook van af of je tijdens de les bezig bent om een en ander op te schrijven en later nog eens zit te herschrijven, hoe meer je je eigen lichaam in deze benut, des te meer kan je iets verwerken en onthouden. Je maakt de leerstof je letterlijk eigen, je kunt er op een gegeven moment mee lezen en schrijven zegt het spreekwoord.

Als nieuw geordend en gestructureerd materiaal in je buik belandt, kun je mogelijk geconfronteerd worden met een botsing tussen oud spul en nieuw leerspul, je kunt er spreekwoordelijk buikpijn van krijgen, of na enig gedoe je buik ervan vol hebben. Wat er via de bovenpool ingaat aan objectbetrokken structuur (de theorie, de modellen, de regels, etc), dat kan op een gegeven moment er weer uitgaan, als een vermogen tot subject betrokken ordening. Tussentijds echter kan het ook wanorde en chaos aanrichten. Die wanorde kan naar het hoofd stijgen, je raakt letterlijk in de war, je weet het niet meer, je verliest er het zicht op. Dat betreft het proces van opruimen om het nieuwe te kunnen inruimen, pas als dit alles heeft plaats gevonden, zie je dat je vanuit je zelf gaat ordenen, je denkt niet meer aan een systeem, je bent systemisch geworden. De ordening zit in jezelf, is geïnterioriseerd, je gaat van binnen uit zicht krijgen op een dynamisch geordende werkelijkheid. Het kunnen ordenen tot een structuur zien we als een dynamisch synthetisch vermogen, daarentegen is datgene wat gestructureerd is, in deze de statische pool, die we weer dienen te analyseren op haar inherente dynamieken.

Wat we beschrijven als het synthetisch kunnen ordenen, berust op een meebewegende dynamiek. Maar er kan ook een tegenbeweging ontstaan, wanneer we bepaalde structuren dienen te analyseren. Vanuit de wezensleden bezien, is de onderpool het meest meebewegend. Mee bewegen werkt verzachtend, aangrenzend en verbindend. De bovenpool is in relatie tot de onderpool veelal tegen bewegend. Tegen bewegen werkt verhardend, afgrenzend en afscheidend. Sclerotische processen hangen samen met degeneratie en afbraak, waar de bovenpool meer aan onderhevig kan zijn dan de onderpool, daar spelen meer ontstekingsprocessen, samenhangend met regeneratie en opbouw. Dit alles schematisch, want de onderpool kan zeer wel ook degenereren, en in de bovenpool kunnen infecties optreden, etc.

Neurologisch gezien, gebeurt er ook nog iets anders: je pompt je hoofd vol met info, als je brein verzadigd raakt, dan ontstaat er behoefte aan rust, met name wordt dan de informatie nachts weggeschreven, het werkgeheugen wordt leeg geschreven, naar de harde schijf, het permanente geheugen. Men heeft dus ontdekt, dat het brein ´s nachts net zo actief is als overdag, zo niet actiever. Deels is het permanente geheugen naar onderscheiden functies her en der te lokaliseren, maar toch doet zich het feit voor, dat als die delen wegvallen, daarmee nog niet gezegd is, dat dan in alle gevallen die info ook weg is. Het kan even duren, maar na verloop van tijd zie je iemand weer de oude info ter beschikking krijgen, dit is genoegzaam beschreven. De vraag doet zich dan voor, waar elders zit er nog meer info opgeslagen? Vanuit de wezensleden wordt die `harde schijf´ toegeschreven aan het etherische lichaam, gezeteld in de onderpool. Neurologische gezien zeggen ze, het wordt weggeschreven in het permanente geheugen, maar ook hier blijkt, dat het geheugen veelal niet altijd in een paar neuronen opgeslagen zit, maar verspreid door het hele brein, op grond waarvan ze het brein zijn gaan zien als een holografisch brein. Want mensen herinneren zich nog dingen als specifieke delen van de hersenen voor die info zijn aangetast, beschadigd en of weggesneden. Dus de vraag waar ons geheugen zit, is nog niet zo eenvoudig. Temeer daar je ziet, dat zelfs heel jonge mensen over info, kennis beschikken, die ze nog nooit geleerd hebben in dit leven, waar halen ze die vandaan of van waar brengen ze die in dit leven mee, anders dan door overerving, want vele (voor)ouders van deze kinderen beschikten geenszins over deze info. Waar plukken wetenschappers feitelijk hun nieuwe info vandaan? Wat is eigenlijk ontdekken en of hoe gaat mij in een eureka stemming een licht op, wat wordt er dan ingelicht?

Datgene wat men ooit (mythisch paradigmatisch) en weer op nieuw (functioneel paradigmatisch) een `veld´ noemt, in onze terminologie een dictogram, kun je evenzeer duiden als een fysiek/etherische veld, waar je met je lichaam in kan vertoeven, het nodige kan gewaarworden en waarnemen, je het nodige kunt willen, voelen en denken. Je bemerkt momentaan wat je denkt, voelt en wilt, naar gelang je competenties en noteert vervolgens sec de onderscheiden dynamieken die in je opkomen. Vervolgens kun je die in een structuur plaatsen, aangezien het veld voor ons systeem dynamisch uitgewerkt kan worden, middels het grondpatroon en de diverse bouwpatronen; je stond bijvoorbeeld op noord toen je iets ging doen, voelde of dacht. Aangezien alle concepten analoog zijn uitgewerkt in modellen, die met elkaar een patroon vormen, kunnen we trachten dit veld nauwgezet te lezen, dat wil zeggen fenomenologisch uit te werken. Zie daarvoor de beschreven methodische stappen.

Wat betreft het leren van systeem dynamiek. Wanneer je gewend bent om met je hoofd iets te pakken, afhankelijk van je leerstijl, kun je de uitgewerkte dynamieken in het systeem misschien wel begrijpen maar nog niet gemakkelijk pakken, want een kwalitatieve dynamiek is niet direct te pakken. Het opsporen van de betreffende dynamieken vraagt dus om nog een ander vermogen dan het `hoofd´, in deze de `buik´ analoog aan het mee bewegen, aan de regel van de sympathie. Daar waar je nog in disorder bent en het nodige moet opruimen, kan dit vermogen nog niet aantreden, met andere woorden het leerproces stagneert. Grappig is dat men naast het hoofd brein dus ook zoiets als een buikbrein en een borstbrein is gaan ontdekken, hetgeen we benoemen als bovenpool, middenpool en onderpool, respectievelijk denkpool, gevoelspool, wilspool. Neem dus tijd en ruimte in acht om bij het leren van systeem dynamiek niet te versnellen, maar juist te vertragen. In dat vertragingsproces speelt veelal een proces van opschonen, wanneer je daar doorheen bent, ben je weer in staat om door oefening in het veld en in de veldjes (grammetjes) heel zuiver dynamieken te gaan voelen. Daarnaast dien je ook te achterhalen, waar jouw specifieke vertrekpunt ligt om van daaruit de andere vermogens te ontwikkelen, alvorens ze te kunnen integreren.

Nogmaals als het hoofd wordt volgepompt, dan is er sowieso tijd nodig om het te verteren, te verwerken, het te laten `zakken´. Waar moet het dan in zakken? In wat men nu noemt het slimme onbewuste, qua wezensleden in het fysiek/ etherische lichaam, simpel in de buik, daar kan het verankerd worden. Dat is veelal een onbewust proces, dat plaatsvindt in de nacht, in de slaap, daar worden de gegeven dynamieken ingeordend en of weer tot leven gewekt. Vergeet niet dat iedere mens deze kardinale dynamieken van oudsher reeds in huis heeft, zij het zich er nog niet van bewust is, maar vroeg of laat kunnen ze weer aantreden, zoals ooit in een mythisch verleden van de mensheid.

Een denker tracht het op te nemen en te memoreren. Een doener slaat aan het schrijven om het met zijn ledematen letterlijk in te schrijven en te eigenen, daarmee slaat hij die info op in de onderpool. De onderpool wordt heel vaak dan ook geraadpleegd bij belangrijke beslissingen, men spreekt dan van het buikgevoel, spreekwoordelijk in het Engels via the guts. Blijkbaar de oude naam voor wat nu heet het buikbrein, in deze het etherlichaam. Hoe zou in deze een beschouwer aan de slag gaan, wat maakt, dat hij van alles al voelt, maar nog niet de vinger op de zere plek kan leggen? En de beslisser, gaat die blind te werk? Beter een foute beslissing nemend, dan geen beslissing nemend, aldus het adagium van succesvolle beslissers. Wat doorziet een goede beslisser per onmiddellijk, is het meer een begripsdenker of juist een beelddenker? Ziet ie details of ziet ie het geheel? Aan dit soort vragen oefen je nu systeem dynamiek.

Via bovenpool en of onderpool kan het denken en of het willen zich actief manifesteren. Via de middenpool kan het gevoel ingezet worden, wat we vaak beluisteren in het woord aanvoelen en of invoelen en of doorvoelen. Ons ordenend vermogen dient systeem dynamisch gezien dus drieledig uitgewerkt te worden door alle drie de zielenvermogens gelijkwaardig te ontwikkelen. Ons vermogen tot ordenen, ontstaat uit goed kunnen denken, willen en voelen, het kan pas samenkomen als het ook aangestuurd kan worden door de ik-organisatie, die die drie ontwikkelde vermogens ook kan raadplegen. Wanneer je alle kennis in een computer stopt, heb je nog niet direct al deze drie vermogens betrokken, met name het voelen en het willen zijn daar nog niet aan de orde. Ook heeft de computer geen onbewust domein, hij kan verschrikkelijk goed en snel rekenen, dat wil zeggen met data omgaan. Echter, ook hier vordert de computer, hetgeen we duiden als het ontwikkelen van kunstmatige intelligentie, maar kan die ook juiste beslissingen nemen? Dat hangt er van af in hoeverre hij alle data ter beschikking heeft en ze ook kan nutten middels algoritmen, etc. Toch kunnen we stellen, dat voorlopig niet in alle gevallen de computer het van de mens kan overnemen, vele voorbeelden te over. Want wat is nog niet in een computer te stoppen, wat de mens al wel in zichzelf kan ontwikkelen? Een vrij ik-vermogen, dat zelfstandig kan leren denken, voelen en willen? Een denken waarin ook het hart mee mag spreken?

Ooit hebben ze een complex proces, waar je het beste een (toch zeer kostbare) proefboring kan doen, trachten over te hevelen van een topexpert, op dit gebied, naar een computer. Daartoe hebben ze alle kennis en ervaring van deze expert in een computer gestopt om uiteindelijk met die computergegevens aan de slag te gaan en wat bleek? Tot nu toe bleken de resultaten nog niet de helft zo goed als van die betreffende expert. Maar anderzijds zijn er ook al computers die bepaalde ziekten of letsels beter kunnen diagnosticeren dan ervaren artsen, dus zo simpel mag je het niet stellen. Toch blijft de vraag gerechtvaardigd in hoeverre computers door kunnen groeien naar een mate van menselijk gedrag? Dat roept niet alleen vragen op naar wat de computer al of niet kan, maar het roept nog meer vragen op naar wat de mens dient te ontwikkelen, als het gaat om vrijheid, gelijkheid en broederschap, om moraliteit, gerechtigheid en religiositeit? Dient naarmate onze technologie slimmer wordt de mens niet wijzer te worden? In hoeverre dient systeem dynamiek, verstaan als de kunsten van de Sophia, hier van betekenis te worden?

Ondanks alle kennis en expertise, werken ook wetenschappelijke onderzoekers in hun onderzoek veelal op gevoel; of moeten we dat eerder intuïtie, inspiratie en of imaginatie noemen?

Ook in ons normale doen staan we vaak voor de vraag: wat moet ik doen in een gegeven situatie? Ga, indien mogelijk, af op dat onmiddellijke gevoel, dat is vooralsnog je beste raadgever om adequaat te handelen, even ervan uitgaand dat het gevoelsvermogen vrij is van alle mogelijke triggers en je dus ook vrij kunt invoelen. Men spreekt dan van een gevoel van evidentie. Binnen het functionele paradigma wordt het van groot belang alle drie de zielenvermogens vrij ter beschikking te krijgen, dat is o.a. het doel van systeem dynamisch denken en werken. Raak je thuis in de dynamieken van het grondpatroon en dito bouwpatronen, dan kun je op een gegeven moment voelen waar een begrip in een gram gepositioneerd dient te worden. Als je dat nu nog niet hebt, komt dat wel, in aanmerking nemend dat je voortbouwt op de vier dimensies van ons kenproces: enerzijds op de polaire as kennen en kunnen, respectievelijk denken en willen en anderzijds op de duale as kennis en kunst, respectievelijk handelen en voelen. De kunst van kennis berust dus in deze op het gevoelsvermogen als kenvermogen.

Als je pas begint met gitaar of piano te spelen, heb je ook nog niet direct het gevoel waar je een bepaald akkoord of toets kan vinden. Hier zie je hoe het gevoel zich verbindt aan het willen en wel subject betrokken aan het lichaam als meewerkend en mee bewegend subject. Op een gegeven moment weet je blind waar je moet zijn. Dat gevoel ontwikkelen en leren volgen, kost naar gelang je talent de nodige tijd en vooral oefening, oefening baart kunst, zo ook de kunst van systeem dynamiek. Het betreft niet alleen systeem dynamische leerinhouden, maar veelal een heel subject betrokken leerproces waarin het hele mens-zijn drieledig betrokken dient te worden in de persoonsontwikkeling (via de belangrijke stadia van de gewaarwordingsziel, verstands-gemoedsziel, bewustzijnsziel en het over een kleine eeuw aanvangende stadium van het geest-zelf, waar we met systeem dynamiek nu de kiemen voor dienen te leggen).

Je kunt met je hoofd bijvoorbeeld slimme vragen stellen aan een cliënt, maar ontdek je daarmee ook meteen de meest relevante dynamieken die in die persoon al of niet tot een bepaalde problematiek hebben geleid en waarvoor hij je komt raadplegen. Kom je met oplossingen van buiten af of ben je in staat de cliënt al bevragend zover te bewegen dat ie zelf zijn/haar problematiek begint te doorzien op de daarin vigerende persoonsdynamieken, van welke aard dan ook? Ook hier, het vraagt oefening om niet alleen protocollair voorgeschreven object betrokken vragen te stellen als wel subject betrokken op deze persoon afgestemde vragen, want let wel achter elke alcoholist of drug verslaafde schuilt een unieke mens. Het is dus een enorme kunst om je deze vaardigheid eigen te maken, vandaar de kunst om in deze methodisch te leren werken met systeem dynamiek en de daartoe behorende cycli, zoals het handelingsgerichte onderzoek, met haar object betrokken deductieve als met haar subject betrokken inductieve routes, al of niet werkend met close reading en of distant reading.

Het spel leren spelen, doe je met en vanuit de middenpool, het vrije voelen, dat zowel het denken als het willen kan raadplegen en of invoelen. Ziehier, de kunst van systeem dynamisch geordende kennis en het vermogen je verder te ontwikkelen als mens en persoon. Wie vervolgens het ego te boven komt met al zijn sympathie en antipathie dynamieken ontwikkelt in deze het vrije ik vermogen om al spelend het speelveld te verkennen, ongeacht de problematiek van de betreffende discipline, cq, het speelveld bij uitstek, met al zijn specifieke spelregels. Wat maakt dat je juist de speelregels leert hanteren? Niet alleen het vrij gemaakt gevoelsvermogen, evenzeer het vrijgemaakte wils en denkvermogen.

De een pakt het op, omdat de buik al beschikbaar is, de ander pakt het op omdat of hoofd of borst al beschikbaar zijn, Hoe dan ook vraagt het vroeger of later om een opschonen van het denken, voelen en willen; zijn ze helder, zuiver en duidelijk? Als de ik-organisatie over deze vrije zielenvermogens kan beschikken dan begin je, afhankelijk van je vermogens, voelend te denken en of voelend te willen. Dat is en blijft het spel dat we al doende aan systeem dynamisch denken en werken kunnen ontwikkelen om zo doende in ons de homo ludens te doen ontwaken. Door de ik-organisatie kan wat omhoog komt, opgepakt worden. De ik organisatie is in deze de speler, subjectbetrokken, want jij als speler doet ertoe als het gaat om de kunst van kennis. De machine kan daartoe behulpzaam zijn, mits je hem kan hanteren, maar hoe dan ook, jij als speler doet ertoe, ongeacht je disciplinaire expertise.

Elke speler heeft fysiek een speelveld ter beschikking. Als het speelveld vertrouwd raakt, dan ben je in staat je daar vrij te bewegen, afhankelijk van wat er zich actueel voordoet, beschik je over een vermogen om actueel en adequaat te handelen, een dynamiek die op oost staat.

Wat je ook wil onderzoeken, maan dynamieken en of worm dynamieken, je dient hoe dan ook uit te gaan van wat ze jou laten zien en te melden hebben, kortom je werkt of empirisch of fenomenologisch onderzoekend. Je speurt de dynamieken op, die de feiten en of het fenomeen je spreekwoordelijk laten zien.

Versimpeld voorbeeld. Als je aardappels poot, zie je als je goede grond hebt wormen naar boven komen, blijkbaar is er iets aan de hand, al of niet onheil, al of niet een reflex, enzovoort. Als een worm opgepakt wordt, dan kronkelt zij/hij. Als je een kuiltje maakt en je legt de worm erin dan krult zij/hij zich weer op, zij/hij voelt de aarde weer en komt tot rust. Als je er wat aarde op doet, komt zij/hij niet meer te voorschijn. Eerst zit zij/hij mogelijk in een antipathische reactie, wegwezen, zo snel mogelijk. Pak je haar/hem vervolgens op, ervaart de worm wellicht nog meer ongenoegen. Opgepikt worden kan immers dodelijk zijn. Ligt de worm weer in de grond, dan weet of ervaart zij/hij als twee geslachtelijk wezen, dit is mijn thuis. Dan rolt hij zich op en blijft stil liggen. Vervolgens doe je er aarde op, want hij/zij verdraagt geen zon, klaar, lekker in het donker, eindelijk weer rust.

Waar je ook begint met je onderzoek, alles in de werkelijkheid kent een daartoe behorende dynamiek. Met spelen bedoelen we ook een vorm van kunnen dansen, dichten, componeren, etc, kortom een vorm van creatief bewegen in het betreffende vakgebied. In elke discipline kan het kunstzinnige een rol van betekenis krijgen.

Met het hoofd, de bewuste kant, spreek ik twee onderscheiden vermogens aan, enerzijds de ik organisatie en anderzijds het astrale lichaam. Metaforisch noemt alfons dat de twee broertjes, het mannelijke principe. Het fysieke lichaam en het etherlichaam, werden benoemd als de twee zusjes, in deze dus het vrouwelijke principe verbeeldend. Het zijn broertjes, omdat zij elkaar ook versterken. Waar het ik is, is het astrale lichaam en waar het astrale lichaam is, dient ook het ik te zijn, anders vliegt het astrale lichaam de lucht in, dan kun je het niet te pakken krijgen, dan kan het astrale lichaam dissociëren en zo ook de ik-organisatie. Fysiek-etherische complex: indalend, ontvangend, onbewust wordend, vrouwelijk principe, samenhangend met de yin dynamiek. Het astrale-ik complex: opstijgend, scheppend, bewust wordend, mannelijke principe, samenhangend met de yang dynamiek.

Als er iets uit het vrouwelijke, het onbewuste, uit mijn buik, uit het veld, opstijgt, kan ik het vervolgens oppakken, benoemen, aanwijzen met mijn ik-organisatie en het astrale lichaam, ik kan me er van bewust worden. Met m’n ik organisatie en astrale lichaam kan ik het dan ook hanteren en sturen. Dat iets kan van alles betreffen, data, symptomen, feiten, dynamieken. Ik plaats hetgeen zich voordoet ergens in een systeem dynamisch veld of grammeke. Ik zie vervolgens nog iets anders, hoe verhoudt het ene zich tot het andere, betreft het een dynamiek, kan je je afvragen, is die dynamiek aanvullend tegendelend, of is die tegenstellend elkaar afvallend, is die dynamiek complementair of spiegelend, enzovoorts?

Alle dynamieken, die je kunt ontlenen aan wat zich voordoet, moeten geordend worden. Zo hebben we opstijgende en indalende dynamieken, samenhangend met verschijnen en verdwijnen, versnellen en vertragen, enzovoort. De opstijgende dynamiek plaatsen we in het dynagram op oost, de indalende op west. Plaatsen we de mens in het dynagram, ontstaat een duogram, zie bovenstaande schema. Dat wat opstijgt, verschijnt aan het hoofd. Dat wat indaalt, verdwijnt weer uit je hoofd, richting buik.

Het gevaar bestaat, dat als je sec met je hoofd gaat kijken naar de werkelijkheid, al of niet via een bouwpatroon, bijvoorbeeld een diagram of dynagram, je op deze wijze een concept of model op de werkelijkheid kan plakken, of de werkelijkheid op een model. Dat plakken is geenszins de bedoeling, je dient alles los te laten en ongewoon gewoon te leren waarnemen en gewaarworden wat zich voordoet. Want het geconceptualiseerde model is niet de werkelijkheid, het vormt slechts een optiek van waaruit je de werkelijkheid kunt viseren, onderzoekend in beeld kunt brengen om het vervolgens ook te leren begrijpen en te verstaan.

Het astrale lichaam wordt gekenmerkt door een antipathische of sympathische dynamiek. De antipathische dynamiek is tegen bewegend en aanhoudend, spanning opbouwend. De sympatische dynamiek is mee bewegend en vervloeiend, ontspanning bewerkend. Deze dynamiek vind je analoog in de in en uitademing. Als je uitademt, dan ontspan je. Dan kan bijvoorbeeld de pijn wegvloeien, je concentratie afnemen, dan kan je makkelijker met iemand mee bewegen en of je ergens aan overgeven. De pijn kan in dit voorbeeld samenhangen met de inademing. Als je je adem vast gaat houden, houd je de pijn vast. Je zet alles op spanning. Inademing levert spanning op. Dat doet je vasthouden, iets wat je normaal gesproken ook doet met je hoofd. De kunst is om los te laten, te ontspannen, uit te ademen, zo doende zachter wordend en minder pijn ervarend. Pas in deze ontspanning kan het fysiek-etherische complex resetten en regenereren en de pijn uiteindelijk inlossen.

Al studerend moet een grondpatroon ingeschreven worden in je fysiek etherisch lichaam. Precies dat complex wordt je speelveld. Daar kan dit grondpatroon verankerd worden. Systeemdynamiek is deels gebaseerd op etherpatronen. Zo ook zijn waterpatronen (Emoto, Lauterwasser) en trillingspatronen (Fibonacci, Jenny) etherpatronen, vitale patronen. Dat houdt in dat systeem dynamiek en of werken in een systeem dynamisch geordend veld, jezelf uiteindelijk vitaliseert.

De speler, analoog aan de ik-organisatie, realiseert in zichzelf het speelveld, analoog aan het fysiek-etherische complex, daar wordt systeem dynamiek met haar modellen en bouwpatronen, inclusief de spelregels, ingebed en verankerd. Vanuit dat speelveld kunnen bepaalde dynamieken oppoppen. Als speler met een vrije ik-organisatie kun je daarover gaan beschikken door ermee te leren spelen en dan kom je bij de speelregels. Het speelveld is begrensd door de afgesproken spelregels. Er zijn echter ook speelregels: ondanks alle spelregels heb je ongelooflijk veel speelruimte. Je dient speelse varianten weten te vinden op het spel. Speelregels, analoog aan het astrale lichaam, houden in, dat je op grond van het speelveld, fysiek-etherisch, creatief kunt spelen, analoog aan de ik-organisatie.

Als spelers zich focussen op de tegenpartij gaan ze verliezen. Als het voetbalteam sympathisch door het veld beweegt, dan zie je dat ze een soort amoebe worden, die continu voelt waar een gat is, het team wordt een etherisch veld dat zich al bewegend een weg vindt en als water door de tegenpartij heenvloeit op weg naar het doel. De winnaars zitten in de sympathische dynamiek, zijn dan ook niet moe aan het eind. Als je de antipathie in het spel opvoert, gaat een groot deel van jouw energie op aan antipathie, aan het weerhouden van de tegenstander, vervolgens zit je als verliezer met de gebakken peren.

Als iemand een trap geeft en ik vang die antipathisch op dan raak ik gewond. We leren om daar niet tegenin te gaan, maar de trap mee te nemen. Je ontvangt de trap door mee te bewegen, je laat hem passeren en neemt de beweging van de ander over, waardoor die uit evenwicht raakt. Als iemand een trap geeft en ik houd hem niet tegen, maar ik pak hem en trek hem door, dan gaat hij uit evenwicht.

Als je meebeweegt dan speel je met hetgeen de speler inbrengt. Als je in een vergadering zit en iemand zegt iets en je roept meteen nee, dan is er een tegenreactie. Als je zegt: wat interessant maar ik begrijp het niet, kun je me helpen, dan beweeg je mee, dan nodig je iemand uit door hem voor te laten doen en ik beweeg mee. Tot je op een punt komt waar je denkt hoe zit dit dan? Je kunt lang meegaan en hoeft niet slim te zijn, want vroeg of laat komt die slimheid wel boven. Dat is het verschil tussen een discussie en een dialoog. Een discussie is: ben ik slimmer dan de ander zodat ik kan winnen.

Systeemdynamiek betreft dat spel kunnen spelen; beweeg ik mee, kan ik het in laten stromen en kan ik het gewoon in mijn buik laten indrinken. Vertrouw ik erop dat de structuren geordende patronen zijn. Dat het mag indalen, waardoor het weer geordend kan opstijgen, dan kan je het vervolgens weer nutten in het structureren. Het ether-lichaam herkent dan, de spelregels, links en rechts, voor en tegen, boven en onder, concentrisch en discentrisch. De ruimte neem je in in het speelveld op grond van de spelregels.

Kai: Systeem dynamiek betreft het kunnen schouwen (theoria) in de werkelijkheid, de werkelijkheid dat is ook het mens-zijn, subject betrokken net zo wezenlijk als de object betrokken werkelijkheid. Echter in iedere, ontologisch gefundeerde, theorie word je aan de kant gezet als persoon of speler. Je staat nooit in het centrum. Bij Systeem dynamiek mag je jezelf in het midden plaatsen. Je ziet om je heen verschillende dynamieken ontstaan. Je hebt je plek en wordt niet aan de kant gezet voor iets belangrijker dan jezelf. Het bedoelt je optiek te zuiveren, het zegt niet, dat moet je leren of dat mag je niet leren, het is open, je mag alles erin zetten als het maar volgens de spelregels is.

Alfons: Systeem dynamiek is en subject betrokken en objectbetrokken, conform het functionele paradigma. We staan er helemaal in, maar we staan er ook helemaal buiten. Dat maakt het dynamisch.

De empirische wetenschap dient erbuiten te staan, dient objectiviteit te betrachten. Anderzijds dienen we ook subject betrokken te onderzoeken waartoe dat kan leiden, mogen we zomaar datgene toepassen wat we hebben ontdekt; ontstaat niet ook subjectieve willekeur door al die object betrokken vindingen en dito mogelijkheden, wie mag daar wel of niet ten eigen bate gebruik van maken. Er heerst meer dan ooit in deze object betrokken empirisch gefundeerde werkelijkheid een subjectieve willekeur, met name door het adagium, kennis is macht, wie de macht heeft, kan er mee gaan manipuleren (zowel het onderzoek als de resultaten van dat onderzoek, denk aan multinationals als monsanto), dat is moreel gezien niet in orde. Systeem dynamisch denkend en werkend, gaat het om de dynamische pendel tussen een subjectbetrokken en een objectbetrokken onderzoekshouding, waarin het object evenzeer subject mag zijn en recht gedaan moet worden; evenzeer kan het subject onbedoeld speelbal worden van een object betrokken benadering. Het ene is niet beter of slechter dan het andere, tenminste, als we eenzijdige optieken weten te overstijgen.

Opnieuw, versimpeld, wat er in het hoofd ingepompt wordt als leerinhoud van een gegeven les, is object betrokken van aard, maar wat er vervolgens naar boven komt, wat opstijgt uit de buik, is, mits verwerkt, omgewerkt en doorgewerkt, als leerproces subject betrokken van aard. Dan wordt de object betrokken leerinhoud werkzaam gemaakt om het subject betrokken leerproces te stofferen, zodat het subject zich ertoe kan verhouden, zich eraan kan stoten, zich eraan kan schaven, zich eraan kan ontworstelen om dan uiteindelijk verrijkt weer boven water te kunnen komen. Het leerdoel betreft dan een doorleefde en geïntegreerde kennis, de persoon heeft zich kunnen ontwikkelen aan de leerinhoud en aan zijn leerproces en aan de leervragen die zowel object betrokken als subject betrokken van aard dienen te zijn, dan pas wordt kennis kunst, dat wat je van binnenuit kan voelen en doorzien. Daarmee kun je vervolgens van binnenuit ook weer objectbetrokken ordenen.

De buik is georiënteerd op de binnenwereld. Het hoofd is georiënteerd op de buitenwereld.

Objectbetrokken kennis dient vooreerst in te dalen, vervolgens doorleef je het op zijn coherentie en consistentie, opdat het op het juiste moment, daar waar nodig, subjectbetrokken `weet´ op te stijgen. Zo leer je ook de wezensleden, je leest en leert wat Steiner aan de orde stelt, vervolgens ga je het verteren en eigen maken, of met een andere metafoor ga je er op broeden, totdat het eigen-wijze `kenniskuiken´ verschijnt, pas dan kan je het van binnenuit onder woorden brengen, maar dan heb je nog geen dynagram, kun je die kennis nog niet ordenen in een dynagram (een dynagram is slechts een poging om een gedachtegang begrippelijk in beeld te brengen). Op een gegeven moment echter, zie je van binnen uit object betrokken dynamieken oplichten, niettemin blijf je herlezen en heronderzoeken om vervolgens regels en patronen te ontwaren die deze wezensleden dynamiek karakteriseren, pas dan kun je het tentatief in een dynagram uitwerken.

Monique: ik was met een vriend aan het wandelen en aan het vertellen: ik had diverse Vipassana´s gevolgd en was enerzijds te snel uit mijn dak gefloept, met de nodige gevaren en moeilijkheden, maar anderzijds voelde dat leerproces inzake het boeddhisme ook als een thuiskomen, een makkelijk leerproces, net of het me reeds eigen was. Maar tijdens het vertellen aan mijn vriend, werd ik zo moe dat ik niet meer kon wandelen. Weer later, tijdens diezelfde wandeling, vertelde ik over de les systeem dynamiek, waarin ik antipathisch bewoog en het tijdens de les meteen wilde snappen, wat echter niet gemakkelijk lukte. Maar toen ik al wandelend erover vertelde, kreeg ik toch weer alle energie en kon weer lopen. Wat gebeurt er dan?

Alfons: het object betrokken vertellen over Vipassana gebeurde mogelijk vanuit het hoofd, het bracht een antipathische dynamiek teweeg. Het antipathische verlamde de onderpool, de stofwisseling, de buik, de wilspool, de ledematen; de benen werden verstramd door een antipathische beweging. De benen konden niet meer vooruit. Dan ga je subject betrokken vertellen vanuit je eerste ervaringen met het leren van systeem dynamiek. Dat vertellen ging vanuit de onderpool, deze activeerde de wilspool en de benen hervonden hun kracht alsof ze vanzelf vooruit wilden. Was je systeem dynamiek object betrokken vanuit de bovenpool gaan vertellen, dan was je hoogst vermoedelijk ingestort.

Vipassana beoefenen verliep toen ogenschijnlijk gemakkelijk en systeemdynamiek leren leek een moeizame klus te worden, de wijze van, er van buitenaf over praten of er van binnenuit praten, leidde echter tot tegenovergestelde bevindingen. Met Vipassana beoefenen, ging je letterlijk die kant op (wijst naar boven), als een mes door de boter, want je ik-organisatie en astraal lichaam gingen de lichtwereld in. Dat bracht je ook in gevaar omdat je niet goed terug kon komen. Naar mate je naar boven gaat moet je ook naar beneden kunnen komen. Naar mate je systeemdynamiek opneemt, moet je ook stilte inbouwen om het weer te laten indalen in je etherlichaam, moet je ook weer gronden in je vitale bereik. Onbewust heb je blijkbaar al iets opgepakt wat je van binnenuit leeft. Pas dan ontstaat er een vitale stroom, die vanuit het onbewuste/ de onderpool/ de buik opstijgt en dan willen de benen wel lopen.

Deels vergelijkbaar met het hedendaagse verschijnsel van burnout, men spreekt niet meer van een persoonlijke burnout die individuen treft, maar al over een collectieve burnout, zelfs moeder aarde lijkt te lijden onder deze burnout. Mensen werken in omstandigheden en hoedanigheden, die ze nauwelijks meer van binnenuit kunnen bepalen, waardoor heel hun vitaliteit letterlijk verstoord kan raken. Je hoort mensen zeggen: ik moet in een systeem werken wat niet het mijne is. Mensen die hun boterham willen verdienen, gaan het vanuit hun hoofd toch maar doen. Juist die mensen schijnen af te kunnen branden, hen ontbrak een intrinsieke motivatie. Dwingende object betrokken theoretische concepten dalen in, in het onbewuste vitale bereik, waardoor het mensen kan verstoren in hun vitaliteit, dat is de burnout van deze tijd, die vervroegt zich alsmaar, van rond het 42e levensjaar naar onder het 21e levensjaar. We moeten schools vele jaren object betrokken systemen/ concepten leren, die niets meer te maken hebben met het persoonlijke en vitale domein van onze middenpool en onderpool, het enthousiasmeert ons hart niet meer en we lijden aan een chronische indigestie inzake onverwerkte leerinhouden. Daar ligt een brok onverteerde materie, waardoor de ik-organisatie niet genoegzaam kan onderduiken om als wil weer richting te geven aan het eigen persoonlijke leven. Vandaar dat er steeds meer mensen proberen weer zelfstandig te worden en dingen te ondernemen die hen enthousiasmeert en passioneert. Daarom is het belangrijk dat we weer vitaal geordende ethermodellen ontwikkelen. Dat geeft rust in het etherische bereik, daar kan het aansluiten bij wat daar al leeft aan ether dynamieken en patronen.

De onderpool is in de wezensleden het vitale deel, de bovenpool het mortale deel, ze spiegelen een polaire dynamiek tussen opbouw processen en afbraak processen, regeneratie en degeneratie, ontstekingsprocessen en sclerotische processen, enzovoort. In het hoofd als neurale zetel van het brein, vinden in de zenuwen afbraak processen plaats op grond waarvan iets kan indalen en of opstijgen. De zenuw sterft deels af en dient deels weer tot leven te komen. Afbraakprocessen zijn stervensprocessen, letterlijk sterft er fysiek weefsel af waardoor er ruimte ontstaat, wellicht een negatieve ruimte die we diagrammatisch op de verticaal positioneren. Bewustzijnsprocessen blijken dan gebaseerd te zijn op en samen te hangen met afbraakprocessen. Vandaar dat leerinhouden opnemen zo hun tol eisen als het gaat om ruimte te scheppen, ontvankelijk te worden om het te kunnen opnemen. Hoe vaak merk je niet, dat als je moe bent, je niets meer in je kan opnemen, soms ook niets meer weet. Vaak genoeg moeten we zeggen, laat me er maar weer eens een nachtje over slapen. Ook merk je vaak genoeg, dat als je het soms niet snapt (met je hoofd) je toch merkt, dat je meer snapt dan je denkt (met en vanuit je buik). Denk maar aan het maken van tentamens, hoe gespannener je bent, hoe slechter het resultaat, hoe ontspanner, hoe beter de resultaten. Het gaat steeds om een dynamisch leren bewegen tussen hoofd en buik, tussen bovenpool en onderpool.

De onderpool vertegenwoordigt in deze het genetische deel aldus Steiner, dat krijg je mee van je voorouders. De bovenpool vertegenwoordigt het karmische deel. Hetgeen je mee neemt uit vorige levens en uit je incarnatie traject. In het subjectbetrokken deel, zijn we allemaal onderhevig aan deze dynamieken, maar omdat ieder mens anders is, heb je nog de verschillende speelveldjes met hun eigen zielendynamiek. Ieder mens beschikt wel over alle wezensleden, maar de ene mens heeft bijvoorbeeld een zeer gevoelig astraal lichaam, een ander voelt met zijn astrale lichaam metaforisch nog geen speldenprik, die kan heel makkelijk kritiek pareren, we zeggen dan ook die heeft een dikke huid. Dat verschilt dus per persoon. Daarom moet je dat ook in de casus persoonlijk differentiëren. Genetica werkt met bouwpakketjes, genen, (NO), die gaan aan en uit. Hoe worden die aan en uit gezet, welke biochemische reactie (klank ether, NW) veroorzaakt dat? Een DNA streng vouwt zich uiteen, dan krijg je 2 laddertjes die los komen. Dan komt er een molecule die dat afleest en RNA kopietjes maakt. Al die dynamieken worden biochemisch bepaald, maar wie stuurt de betreffende biochemie aan? Betreft dat een zelf ordenend mechanisme, een `auto-poeitisch´, dat wil zeggen een `zelf-scheppend´ mechanisme zoals Maturana en Varela dat benoemden in een zoektocht van menigeen, waaronder Ilya Prigogine (dissipatieve structuren), Herman Haken (laser-theorie), Manfred Eigen (hyper-cycli).

Spanning werkt concentrisch, ontspanning discentrisch. Ook bij de DNA helix, die trekt samen bij stress. Als die zo compact is, worden bij het aflezen makkelijker fouten gemaakt, daardoor ontstaat fout RNA. Daarom is stress een belangrijke factor bij het ontstaan van kanker. De mutatie vermenigvuldigt zich. Waarom? De verkeerde mutanten worden normaal gesproken opgeruimd door het lichaam. Een plant die het DNA mist voor het openen van zijn bloem, doet toch zijn bloem open. De plant is meer dan z’n genetische delen. De genetica is ook bij mensen slechts een deel van zijn bestaan. De genetica kan zien welke ziektes in je DNA zijn aangelegd, je hebt zoveel kans op een hartinfarct, zoveel kans op borstkanker. Maar mijn karmische deel is evenzeer van invloed in hoeverre mijn genetische deel in werking treedt. Er zijn mensen met erfelijke aanleg voor kanker die nooit kanker krijgen. Er zijn mensen die nooit roken en toch longkanker krijgen. Er zijn mensen die zich suf roken en toch geen longkanker krijgen. Dat is geen reden om er op los te gaan leven, maar het laat zien, dat er meer meespeelt dan alleen DNA. Onze genetische code betreft een deel van ons bestaan. We hebben karmisch gezien zeker evenveel zo niet meer potentie middels de ik-organisatie en het astrale lichaam, die evenzeer genezend kunnen inwerken op de onderpool, deze op haar beurt kan weer genezend uitwerken op de bovenpool. Bovenpool en benedenpool betreffen genezende krachten, het een is niet beter dan het ander, voor zover ze elkaars eenzijdigheden corrigeren. Ze dienen door de middenpool, het hart, de zetel van de ik-organisatie, bemiddeld en geharmoniseerd te worden.

Antipathie en sympathie dynamieken vragen om een balancerend midden, hetgeen plaats kan vinden als je in de vierde zevenjaarsperiode je gewaardwordingslichaam, samenhangend met het astrale lichaam, weet te door-ikken, dat houdt in, dat je de betreffende sympathie en antipathie krachten van het astrale lichaam te boven kunt komen, er vrij van kan worden. Pathos is het oudgriekse woord voor gevoel. Ik kan in mijn gevoel sympathisch meestromen, mee bewegen of antipathisch tegenstromen, tegen bewegen. Met het incarneren van het astrale lichaam ontstaat bewustzijn, vandaar dat ook pijn zijn intrede kan doen, want pijn maakt je bewust van het feit dat er iets aan de hand is. Men zegt dan ook, je ergens pijnlijk van bewust kunnen worden, pas dan ontstaat de kans om er anders mee te leren omgaan. Het grappige van pijn is, dat je er dus ook mee kan leren omgaan. Deels is pijn object betrokken, maar deels evenzeer subject betrokken, denk aan de pijn poli’s waar mensen met pijn dienen te leren omgaan. Je kunt blijkbaar ondanks het objectieve pijn gevoel je er toch los van maken, je kunt er ook lijdzaam in blijven hangen, vandaar het spreekwoord, een mens lijdt dikwijls het meest door het lijden dat hij vreest. Zet je je antipathisch tegen de pijn af of weet je je sympathisch te verbinden met de pijn, dat scheelt al heel wat in de pijn beleving.

Het hoofd als bovenpool is helemaal aarde, een bolletje, compact rond, een afgesloten meer fysiek geheel. De onderpool is als ledematen systeem georiënteerd op de kosmos, helemaal open en kosmisch van aard. Toen Monique van binnen uit aan het vertellen was, gingen de voeten lopen. De voeten worden aangestuurd door de ik-organisatie en het astrale lichaam, want die zijn beiden kosmisch van aard. Die zijn niet permanent aanwezig in het lichaam. Die stromen om en door ons heen en op een bepaalde wijze incarneert de ik-organisatie in het hart en het astrale lichaam in de nieren. Dat is de verticale lijn tussen hart en nieren, de incarnerende geestelijke lijn. Toen Monique vertelde vanuit het onbewuste, vanuit wat er in haar bewoog, gingen de ledematen stromen. Dat betekent dat de kosmos haar ledenmaten stelsel instroomt. Bij het hervertellen over hetgeen tijdens haar Vipassana ervaringen gebeurde, gingen haar wezensleden los de kosmos in. Bij vertellen over systeemdynamiek gingen de ledematen de kosmos toelaten. Bij vertellen over Vipassana kan het zijn dat de wezensleden wegtrokken. Bij het vertellen over systeemdynamiek stroomden de ik-organisatie en het astrale lichaam in en die vitaliseerden het fysiek/etherische lichaam. Dan zie je, dat je in contact bent met de kosmos via de ledematen en wel instromend. Dat is net zo vitaliserend als hetgeen de aarde je kan schenken, maar het is een andere vitalisering. Van boven af betreft het meer een geestelijke vitalisering en van onder af meer een stoffelijke, je hebt bouwstenen nodig om vitaal te zijn. We hebben mineralen nodig voor ons fysieke lichaam, we hebben koolhydraten nodig voor het etherische lichaam en eiwitten voor het astrale lichaam. We hebben vetten nodig voor de ik-organisatie. De ik-organisatie heeft alles met vetten te maken. De celwanden bestaan voor het grootste deel uit vetten, lipiden. Waarom dient de celwand zich zo te kunnen afgrenzen dat ze tevens ook doorlatend kan zijn? De celwanden bestaan uit vetten en eiwitten. De buik verwerkt mineralen, koolhydraten, eiwitten en vetten. De hersenen verbruiken en gebruiken nogal wat suikers en vetten. Dit is heel schematisch, maar om je een indruk te geven hoe een en ander verder uitgewerkt kan worden in de wezensleden diagnostiek, want daaruit kan je veel lezen wat betreft je omgang met casuïstiek.

In het omgaan met `bouwstenen´ kunnen problemen ontstaan, daar kunnen ziektes mee samen hangen. Dit alles kan systeem dynamisch worden uitgebouwd en juist dat maakt het zo interessant voor het werken in een integraal werkend en denkend gezondheidscentrum. Het gaat niet alleen maar om de casus fysiologisch, pathologisch en of psychologisch uit te werken in relatie tot wat je tegenkomt. Je komt bijvoorbeeld iemand tegen met suikerziekte. Wat wil dat zeggen? Er functioneert iets niet, maar waarom functioneert het niet? De alvleesklier functioneert niet naar behoren, maar waarom? Waarom kan die persoon de suiker niet goed weg werken of omwerken tot een bruikbare brandstof voor de cellen. Welke rol speelt de ik-organisatie in deze verstoring, is ze afwezig en of aanwezig in het stofwisselingsproces en of in de alvleesklier? Wat maakt dat er een ik-zwakte kan ontstaan? Waarom is de moedermelk lekker zoet voor de baby, wat doet zoet met en voor het incarnerende ik (-organisatie)? Kan suikerziekte samenhangen met dit niet wel of niet goed kunnen incarneren, kortom nog genoeg uit te werken wat betreft de wezensleden systematiek in relatie tot systeem dynamiek.

Ander voorbeeld. Suiker is een gif voor de plant. De plant maakt glucose maar het is een gif, hij pompt het meteen weg, zo snel zo ver mogelijk weg. Hij gebruikt een beetje voor zijn eigen verbrandingsproces en stuurt het dan bij wijze van zo ver mogelijk weg, naar de wortels. Daar zitten echter de bacteriën te wachten, die kunnen geen glucose maken. De bacteriën ontsluiten mineralen, die via de houtvaten naar boven vervoert worden en zo worden de blaadjes voorzien van mineralen, die het weer omzetten in glucose. Upstream in de houtvaten en downstream in de bastvaten.

Wat je ook pakt, de werkelijkheid zit systeemdynamisch in elkaar. Systeemdynamiek is niets, maar de boom in dit voorbeeld laat het zien. De plant lijkt ons een zeer systeem dynamisch wezen, daarom is dat wellicht gemakkelijker in kaart te brengen, dan andere functies en processen.

Iets wel of niet kunnen verteren kan vele redenen hebben. Je kunt bepaalde mineralen of koolhydraten of eiwitten of vetten niet ontsluiten. Dat wil niet zeggen dat hier meteen een fysiologisch manco aan de dag treedt. De ik-organisatie verhoudt zich tot het etherlichaam en het astraal lichaam verhoudt zich tot het fysieke lichaam. Om mineralen te kunnen ontsluiten, heb ik een astraal lichaam nodig. Om koolhydraten te ontsluiten heb ik een ik-organisatie nodig. Op het moment dat ik de eiwitten niet kan verteren of niet uit een plant kan halen dan kun je ook zeggen: in welke mate is het astraal lichaam al of niet beschikbaar voor het ontsluiten van eiwitten uit planten. Dan kan egoïsme een rol spelen, dat ik leef van andermans leven. Maar het kan ook zijn dat je je ik-organisatie en astraal lichaam besteedt aan de kosmos, aan het downloaden van de kosmos.

Alfons trachtte experimenterend vegetarisch te leven en kreeg al of niet in samenhang daarmee een deficiëntie die zodanig was dat hij minder dan 50 kg woog. Hij kon mogelijk de ik-organisatie en het astrale lichaam toen niet nutten voor dit voor hem moeilijker verteringsproces. Dit alles hypothetisch, pas werkelijk onderzoek, zowel empirisch als fenomenologisch kan dit mogelijk in beeld brengen.

Je moet per persoon kijken wat wel kan en wat niet kan. Het astraal lichaam is een gegeven dynamiek maar het wordt complexer om te zeggen: stel dat er een egoïstisch eigenbelang is, wat speelt er dan? Ben ik te lui om mijn eigen voeding te ontsluiten? Een baby is niet lui maar heeft nog een onvermogen om stoffen te ontsluiten. Hij krijgt van de moeder reeds ontsloten voeding, want hij moet nog opgevoed worden in het zelf leren verteren. Dus hij heeft de verteringskrachten nog niet geïndividualiseerd. En daarom zie je bij kinderen dat ze bepaalde dingen niet lusten. Het hoofd zegt: je moet alles leren eten, de buik zegt: dat lust ik niet, dat kan ik niet verteren. Je moet het kind helpen te leren verteren door al doende daarin een weg te leren vinden.

Volgens Steiner vindt er een ontwikkeling plaats in het menselijke stofwisselingsvermogen, dat houdt in, dat we in toenemende mate uiteindelijk geen vetten, geen eiwitten en geen koolhydraten meer nodig hebben, maar dat we ze zelf, zoals een plant, alles uit het fysieke minerale rijk kunnen halen. Maar dat redden we voorlopig nog lang niet. Sommigen verkiezen om zeer wel morele gronden om veganist te worden, maar niet iedereen is in staat de benodigde stoffen te ontsluiten, vandaar dat je ook hier voorzichtigheid dient te betrachten, want door een veganistisch dieet kan de alvleesklier mogelijk deels degenereren. Als de alvleesklier gaat degenereren. dan kan een verstarring van de ik-organisatie optreden, dan zie je starhoofden ontstaan. In sommige veganisten ontdek je een zekere starhoofdigheid. Niet in staat om soepel te nuanceren en of met problemen om te gaan.

Steiner laat zien hoe de alvleesklier in deze deels atrofieert. We hebben een ik-organisatie in het hoofd, in het hart en in de buik nodig. In de buik wordt de ik-organisatie door de alvleesklier bemiddeld. De grote zoetekauw is de ik-organisatie, het heeft ook te maken met ons warmte organisme, de warmte ether. Die verhoudt zich tot de koolhydraten, dat zijn de grote suikerleveranciers. Planten maken glucose en andere suikersoorten. De plant in ons, de lever, moet dat weer ontsluiten en omwerken, dan zie je dat suikerziekte mogelijk kan samenhangen met ik-organisatie problemen. Dat wil niet zeggen dat iemand geen ik-organisatie heeft, dat die niet voldoende kan incareneren en of die aan iets anders dan zichzelf wil besteden. Dit alles is zeer complex, altijd moet je bij die persoon zelf onderzoeken wat er aan de hand kan zijn. Dan heb je misschien wel zoveel suikerziekten als er personen bestaan. Daarom individualiseert de alternatieve geneeskunde. We hebben met deze mens te maken, niet met de ziekte, maar met een zieke. En die zieke is een persoonlijk speelveld, met persoonlijke spelregels, met persoonlijke dynamieken, met een persoonlijk karma, met een persoonlijke genetische structuur.

De wezensleden betreffen een soort van theorie, evenwel door beoefenden waar te nemen via de betreffende symptomen, bijvoorbeeld dat de vertering ingezet wordt door het astrale lichaam. Die breekt alles af, zowel in de bovenpool als in de onderpool, echter op een te onderscheiden wijze. De ik-organisatie is meer betrokken bij de opbouwprocessen. De ik-organisatie werkt in op het etherlichaam in de lever, gesitueerd op oost, juist daar worden alle eiwitten, vetten, koolhydraten en mineralen door de ik-organisatie omgebouwd tot persoonlijke vetten, eiwitten, koolhydraten.

Het vet van de koe wordt omgezet in eigen vet. Volgens Steiner eten we eigenlijk niets van de dieren en van de planten, maar werken de vetten die binnenkomen alleen als reminders, stimulatoren, om mijn eigen vet te gaan opbouwen, in een soort van weerspiegeling met het vet dat ik binnenkrijg van een plant of een dier. Fysiologisch zegt de wetenschap: als je zoals een baby in de moedermelk suikers binnenkrijgt, dan is de suiker al deels voor verteerd. Als je een lekkende darm hebt als baby, krijg je de suiker van de moeder onverteerd in je bloed, dan kun je eczeem krijgen. Wanneer de suikers door de baby nog niet omgewerkt kunnen worden, dan komen die in het bloed, vervolgens probeert het lichaam dit gif zo snel mogelijk naar de periferie te werken waardoor mogelijk eczeem kan ontstaan. Eczeem kan een vorm zijn van niet in staat zijn om bepaalde stoffen zodanig door je ik-organisatie om te bouwen dat het lichaam kan zeggen dat is mijn eigen eiwit. Eczeem is een vorm van naar buiten werken, de huid als uitscheidingsorgaan probeert de wanorde van wat er is aan stoffen naar buiten te werken. Als dat proces verandert, normaliseert het eczeem.

Hoe kom je erachter dat iemand een allergie voor iets krijgt? Er is geen standaard allergie. Je moet kijken hoe dat in de mens opgebouwd wordt. Er hebben een aantal biochemische dynamieken mee te maken, maar het is heel complex.

Voorbeeld: Alfons kon in zijn babytijd geen moedermelk krijgen, omdat moeder kort na de geboorte ernstig ziek was. Hoe moet je een tweeling dan in leven houden? In Indonesië had je toen geen koeien, dus geen melk, ook geen poedermelk. Toen hebben ze rijstmelk gemaakt van rode rijst. Dan heb je dus als baby je niet leren verhouden tot eiwitten en suikers, dus dan moet je dat nog leren. In de jeugd was er niets aan de hand. Wanneer gaat het fout? Als je van 28 tot 35 jaar je etherlichaam voor het eerst moet door-ikken en het etherlichaam van moeder moet loslaten. Toen kwamen de problemen. Alfons kon niets met melksuiker, nog steeds niet eigenlijk. Aziaten kunnen dat ook niet verteren dat speelt wel mee, maar de tweelingbroer heeft nergens last van. Het ligt heel ingewikkeld. Het is deels genetisch, maar ook karmisch. Daarom moet je de casus steeds individualiseren, steeds kijken welke symptomen doen zich voor, welke feiten doen zich voor. Daarom is een duogram zo belangrijk voor de casus, want dan kun je van 0 tot 92 precies in kaart brengen wat er plaatsvindt, welke trauma’s en dynamieken plaats vinden. En dan kun je pas in beeld brengen, hoe die wezensleden inter-acteren. De wezensleden betreffen geen fysiologische wetten maar energetische dynamieken. Daarom passen ze zo mooi bij systeemdynamiek, evenals systeem dynamiek zijn de wezensleden niets. In wezen is TCM ook niets, de chinezen hebben een aantal dynamieken opgespoord, en de homeopathie heeft dynamieken opgespoord. Zo hebben een aantal disciplines dynamieken opgespoord en die dynamieken zijn terugvinden in de patiënt, daar gaat het om. Als je dat in kaart brengt, dan verschijnt de individuele mens. De dynamiek in de werkelijkheid, in de patiënt, die licht op: ik lust dit niet, ik kan dat niet verteren. Dan moet je gaan onderzoeken wat maakt dat dat niet lukt.

Alfons zat bij een antroposofische internist, maanden opgenomen, want hij kon niet meer verteren. Die internist zei: wil je wel op aarde zijn? Want je zit ergens daarboven, je bent al terug naar huis aan het gaan. Heel toevallig kwam buiten Eline aan met de kleine Tobias en Ruben in de buik. Hij kwam net uit het consult van de internist die vroeg: ga je naar boven of blijf je nog hier beneden, dat moet je zelf beslissen. Toen zag hij Eline en toen dacht hij: ik kan nog niet weg. Dat was het appél aan de ik-organisatie geweest. Deze stofwisselingsziekte was karmisch. Toen hij een besluit nam, begon de weg terug naar opbouw. Dat begon met een biertje op vakantie op een terrasje. Wat ben ik aan het doen met een stofwisselingsziekte bier bestellen? Nou ja, kom maar op, ik ben toch al doodziek, doe maar bier. En daarna ging hij ineens weer energiek lopen, terwijl hij daarvoor geen kracht had. Een pul bier deed genezen. Daar zaten precies de goede vitamine b’s in want er bleek een chronisch vitamine b tekort.

Je hebt vele vitaminen en mineralen en soorten glucose en eiwitten. Je moet steeds differentiëren, steeds individualiseren. En als je dat in beeld krijgt, kun je ook de weg zien waarlangs je iemand kan begeleiden. Je kunt niet meteen zeggen: dat moet je leren verteren. Leuk maar hoe dan?

Een veganist was heel ziek en een Chinees zou bij deze ziekte een oersoep voorschrijven, van bot, vetten, pezen, maar dan krijg je pas echt ruzie met een veganist. Vanuit zijn optiek mag hij dat niet, terwijl de dynamieken laten zien dat hij helemaal leeg is en dus gewoon een oersoep nodig heeft. Voor de een leidt iets naar de dood, voor de ander juist naar het leven.

Je moet dus geen concepten leggen op de werkelijkheid. Wij werken wel concepten uit, maar die houden we in ons achterhoofd, om te zien of de dynamieken zich ook werkelijk voordoen en dan mag je het concept oppakken. Dan licht het op. Daarom noemen we dit proces ook inlichten, vanuit het hoofd lichten we in naar het donker. En dan kan het uit het donker weer oplichten.

Nell: Volgens de ayurveda moet iemand die heel spiritueel bezig is ook vlees eten om te aarden. En iemand die alleen maar bezig is met de aardse dingen die zou wat minder vlees moeten eten.

Alfons: Ben je alleen aards bezig of alleen kosmisch, dat maakt verschil qua dynamiek.

Nell: Volgens Patanyali moet je je altijd bezig houden met het tegenovergestelde. Als je onbetamelijke gedachten hebt, moet je heel diep nadenken over het tegenovergestelde.

Alfons: je werkt met krachten en tegenkrachten te verstaan als tegendelen. Die kunnen een tegenstelling vormen, vormen ze een destructieve tegenstelling dan moet je ze zodanig verenigen dat ze weer harmonieus gaan functioneren in hun tegendeligheid. Naar mate we vorderen in systeem dynamiek, zie je steeds meer in de praktijk oplichten. Hoe meer je in de praktijk ziet oplichten, hoe dichter het bij je zelf staat.

We hebben dit voorjaar gewerkt vanuit het hoofd, in het najaar kunnen we zo mogelijk werken vanuit het veld, dan kunnen we het gaan ervaren via de onderpool. Dan gaan we ook een heel ander leerproces meemaken. Ik voel nu dit, op west, wat zegt dat dan? Wat gebeurt er in het veld? Dan kunnen we het op verschillende lagen oppakken en dan gaan we ondervinden welke structuren of dynamieken naar het hoofd stijgen. Dan gaan we wellicht meer dingen snappen. Zo kunnen we een spel spelen tussen hoofd/ voorjaar en buik/ najaar.

Dat is een interessant onderzoeksveld voor een curriculum. In het voorjaar hebben we te maken met opstijgende vitale krachten. Dan zijn we met het hoofd bezig. Het hoofd wordt ondersteund door de vitale lentekrachten. En als we met de buik bezig zijn laten we ons ondersteunen door de indalende herfstkrachten. Dan beginnen we didaktiek te ontwikkelen. We zijn een levend laboratorium. We zijn begonnen in januari, aan de oostzijde. We hebben de upstream gebruikt om mortale gedachten in te laten dalen. Als we dan in de herfst in het najaar met het veld bezig zijn dan komen de dingen naar boven die in het voorjaar ingelegd zijn. Dat is een interessant experiment.

Zo ontwikkelen we een didactiek die systeemdynamisch verankerd is, want we koppelen onze lessen aan de seizoenen.

Als het curriculum van Bart en Folkert in september start, dan starten ze in de downstream. Ze gaan kennisinhouden daar indragen. Wat doen ze dan in het tweede deel in de upstream?

De meeste lessen beginnen als het schooljaar begint, in september. De lessen in de bovenbouw van de vrije school hebben we experimenteel ook op de opstijgende en indalende dynamiek gebaseerd. Zij doen alle leerstof op de indalende dynamiek. En alles wat de leerlingen aan werkstukken en presentaties moeten maken, laten ze gebeuren met de upstream. In het begin van het schooljaar, het najaar, kunnen ze stevig leerstof inhoudelijk beginnen. In het voorjaar kunnen de leerlingen subject betrokken hun presentaties doen.

Karlfried Graf von Dürckheim heeft ooit een techniek ontwikkeld, blindgeleide tekenen. Daarbij wordt je geblinddoekt. Alfons heeft dat jarenlang met volwassenen gedaan. Dan krijg je een vel papier. Je wordt in een meditatieve rustige staat gebracht, naar je buik toe. En dan gaan de ledematen met twee potloden blind op het papier vanuit je gevoel bewegen. Wat stroomt er dan aan beweging naar buiten. Je ziet dan de ziel naar buiten stromen. Die tekeningen werden gelezen. Het tekenen duurt ongeveer een kwartier. Dan mag de blinddoek eraf en dan kijkt ieder naar wat ie heeft getekend, dat doet wat met degene die heeft getekend. Dan zie je dat mensen totaal niet vermoeden wat ze hebben getekend, ze hebben het gevoel iets gedaan te hebben, maar het ziet er toch anders uit. Er ontstaat een dynamiek tussen de persoon zelf en wat zij uit het onbewuste blind hebben getekend en dat werkt weer in op het hoofd.

Die techniek heeft Alfons uitgewerkt, beschreven en met mensen gedaan. Dat doet iets met de mens. Het is een spiegel van wat niet bewust is, of half bewust is. Naar mate je het naar het bewustzijn brengt, zie je dat het ego, of iets in het astrale/ de zielendynamiek vast zit. Je ziet disfuncties in de tekeningen ontstaan, waar iemand vast zit. Het beeld dat naar buiten komt, werkt in, onbewust en dan zie je dat het gaat veranderen. Wat er gebeurt, is het onbewust naar buiten brengen, en het bewust opnemen.

Met kinderen kun je dit ook doen. Kinderen zijn heel plooibaar. Kinderen komen dan in een ontwikkelingsproces, doordat ze onbewust dingen naar buiten brengen en onbewust dingen naar binnen brengen. Dan gaat deze horizontale dynamiek, gesitueerd op de horizontaal, werken, waardoor hoofd en buik bij elkaar komen, ze integreren. Door eigen werk, niet door therapie. Het is een therapie zonder therapeut te spelen. Ze worden hun eigen therapeut. Die kinderen tekenen patronen. Die patronen heeft Jung uitgewerkt, alle psychische (dis)functies produceren patronen. Als je die patronen leert lezen, dan zie je welke psychische functies in die patronen te lezen zijn, wat in de ziel leeft en beweegt. Dat bewegen van de ziel tussen voelen en handelen, tussen denken en willen, kun je met zo’n techniek vorm geven. Een basisschool dient niet alleen met het hoofd te werken, maar juist met en vanuit het slimme onbewuste, de wilspool, de onderpool en zeker ook met de middenpool in het esthetische bereik. Dat alles kunnen we misschien ook situeren in het veldwerk. Moeten we systeem dynamisch leren denken en werken inrichten met dit soort veld oefeningen? Het brengt mogelijk de communicatie tussen binnen en buiten op gang, want je hebt het zelf geproduceerd en je dient het ook te consumeren in even zo vele cycli doorwerkend.

Nell: Moet je een voelende positie kiezen, zodat je op de plek zit, waar die oefening optimaal resoneert?

Alfons: ik zou dat persoonsafhankelijk houden, de een doet dat graag op oost, de ander ergens anders.

Nell: Dus lopen, voelen, positie kiezen en erop vertrouwen dat dat de juiste positie is voor jou om die oefening te doen.

Alfons: Ja, dat klopt en dat leren lezen als begeleider, facilitator. Dan krijg je het echte veldwerk.

Wat betreft het veldwerk is er nog een hele weg te gaan, om dat ook zodanig op te bouwen, om net zoals de theorie, te verstaan en te begrijpen wat zich daar voordoet. Ook de theorie is nog niet helemaal goed uitgebouwd. Er valt nog genoeg te doen.

Nell: aan welke klus moet je je wijden?

Alfons kan nog doorgaan met TCM of wezensleden, maar dan beschikken we nog niet over een volledig uitgewerkt systeem dynamisch instrument. Dus als anderen voornoemde onderwerpen oppakken, dan kan alfons die onderwerpen deels loslaten, hij denkt echter waar nodig wel mee. Het liefst wil hij terug naar het verder uitwerken van systeemdynamiek. Het bouwwerk staat, wat betreft systeemdynamiek, deels nog in de steigers , dus kan het nog verder onderbouwd en uitgebouwd worden, met name symbolisch, filosofisch kentheoretisch en mathematisch. Hopelijk kunnen anderen het verstaan en begrijpen en eraan verder werken, per slot van rekening is het nog een zeer jonge discipline.

Een kwalitatieve wetenschap moet nog gekoppeld worden aan een kwantitatieve wetenschap. Mathematica en fysica zijn ook kwalitatief geworden. De kwantitatieve mathematica werkt met lineaire vergelijkingen en de kwalitatieve mathematica werkt met non-lineaire vergelijkingen.

Dat is een hele ontwikkeling geweest. In dezelfde tijd dat alfons systeem dynamiek heeft ontwikkeld, heeft bijvoorbeeld Prigogine met zijn medewerkers een non-lineaire kwalitatieve mathematiek ontwikkeld om dissipatieve structuren te kunnen beschrijven. Als we die kwalitatieve mathematiek kunnen verbinden met systeem dynamiek dan kunnen we wellicht kwalitatieve processen mathematisch in beeld brengen, dit alles nog hypothetisch vooronderstellend. Als hij die brug kan slaan, heeft hij zijn opdracht hopelijk vervuld, in deze Oost aan West te koppelen. In deze het oude mythische verleden met haar symbolen, patronen, mandala’s, koppelen aan moderne ontologie, fysica en mathematica. Als je dynamieken in een faseruimte kunt weergeven, heb je wellicht het stokje aangereikt, zodat iemand anders daarmee verder kan.

Inhoudsopgave