Systeemdynamiek les 9
2018-05-04
Het is de bedoeling van een grondpatroon dat je dynamieken kunt herkennen.
Als je een fenomeen bekijkt kun je zoeken of je daar een dynamiek in ziet. Als een te weinig is pak je er een tweede bij. Dan kijk je of je op grond van een dynamiek iets kunt zien.
Het dynagram is gebouwd op de posities Noord, Oost, Zuid, West, waarbij we de kwadranten verdeeld hebben volgens de elementen aarde, water, lucht en vuur.
Het aarde element heeft een autonoom concentrische dynamiek. Daarmee bedoelen we dat iets op zichzelf staat. Dat betekent dat elk element een op zichzelf staand punt is. Als je het kunt herleiden tot een punt is dat analoog aan een kiezel, aan een bloem, aan een pen. Maar ook aan een symptoom. Stel dat we het hebben over een casus of over een emotie, dan kan alles een punt in de ruimte innemen of in de tijd. Dat is nog niet gedifferentieerd maar alles staat op zichzelf. Elk feit is een op zichzelf staand feit.
Wat we gezien hebben in de dynamiek van de antipathische beweging in het diagram is dat die linksomgaande dynamiek dingen poogt te herleiden tot een punt, tot een oorzaak. Al die punten die zich voordoen zijn in principe nog losse feiten. Als elk punt in de werkelijkheid los staat hebben ze geen connectie. Ze hebben nog geen samenhang. Daarom begint ook elke casus met losse feiten te zoeken, de verbanden komen later.
Je ziet dat feiten al of niet op een bepaalde as staan en al of niet met elkaar een verband hebben.
Als we het over feiten hebben dan hebben we het over open dating.
Axial dating probeert alle losse feiten in een relatie met elkaar of verhouding of betrekking te plaatsen. Eerst moet je de gegevens opsporen, die in de ruimte staan of in de tijd of in een proces of in een casus of in een gebouw. Die losse feiten in een samenhang brengen is zoeken welke feiten zich tot elkaar verhouden. Het zoeken naar verhoudingen is een van de belangrijkste dingen.
Eerst komt open dating, dan axial dating, dan conceptual dating, en uiteindelijk kom je bij functional dating. Dan heb je alle losse data in een functioneel verband gebracht.
Het grondpatroon is opgebouwd uit die vier elementen.
Je gaat in een proces van losse feiten naar de verbanden naar de verhoudingen, naar het functioneel verband.
De assen bepaal je aan de hand van de losse feiten. Het diagram geeft al een aantal lege coördinaten of punten aan waarop je een x aantal data zou kunnen plaatsen. Hoeveel feiten? Als je er 1000 hebt, heb je een probleem, dan moet je de data zo uitsplitsen dat elk veldje 9 data bevat, of eerder 8 met de 9de als cluster. Je moet iets zoeken waaromheen je 8 data kunt verzamelen. Maar je hebt er dan nog 992 over, dus dan kun je door met de volgende gram.
Vaak zijn er veel feiten en moet je ze ordenen, wat hoort bij elkaar. Dat is het meest lastige van het onderzoek, omdat de werkelijkheid complex is. Bij open dating moeten we vanuit een complexe werkelijkheid naar eenvoudige structuur. Daartoe gebruiken we de simplex met de gegeven coördinaten. Dat is een format, een simpel patroontje waarop je het kan invullen, zoals een kleuter blokjes in een kistje doet, de ronde in de ronde, de driehoekjes in de driehoekjes, zo proberen we data te ordenen in een simplex.
Kai en Alfons hadden het samen over twee dynamieken. Ze hadden het over divergent denken en convergent denken. Convergent denken probeert iets naar een punt te brengen en divergent denken probeert iets te divergeren, uit te waaien.
Dan probeer je te bedenken hoe je divergent denken en convergent denken kan plaatsen op een as, op de polaire as ofwel de verticale as.
(We plaatsen dynagram op zuid, diagram op noord, dictogram op oost, hologram in het midden en duogram op west. )
Het dynagram legt een gedachtegang vast. Een diagram geeft te denken.
Convergent betekent het proces naar binnen toe brengen. Alles buigt zich naar één punt toe. Divergeren is naar buiten toe brengen.
Iets wat geeft te denken (diagram) laat je divergeren.
Een gedachtegang weergeven (dynagram) is een convergent, concentrisch proces.
Klopt het dan wel dat het diagram op noord staat en het dynagram op zuid?
We hebben de neergaande lijn en een opgaande lijn.
De neergaande lijn moeten we dan een convergente lijn noemen en de lijn die vanuit een punt naar buiten gaat moeten we dan divergent noemen.
Convergent is ook meer yin en divergent is yang
Het dynagram geeft een gedachtegang weer. Dus het beweegt zich van divergentie naar convergentie. Een diagram beweegt zich van convergentie naar divergentie.
Het dynagram ontstaat in een convergent proces. Want uiteindelijk is het dynagram echt een vastgelegde gedachtegang, is dus convergent geworden. En het diagram wat uit een convergent proces komt leidt tot divergentie.
Het is een polaire structuur. Divergent is niet mogelijk zonder convergent.
We hebben ooit het dynagram gezien als discentrisch en daarmee op zuid geplaatst.
Het diagram is meer concentrisch, op noord. Maar gek genoeg geeft iets wat concentrisch is gemaakt de gelegenheid om te divergeren.
In het dynagram moeten we een gedachtegang weergeven die kloppend is, dus bewegen we ons in het denken van divergentie naar convergent.
Monique: Als je een casus bekijkt van een cliënt met 100 feiten aan de hand van het dynagram, dan kijk je wat is er aan de hand, dat is convergerend.
Hoe zit dat dan bij een diagram?
Alfons: een dynagram brengt processen in beeld, een diagram brengt inhouden in beeld, zoals bijvoorbeeld het diagram van de leerstijlen. Daar is geen volgorde, ze hebben een bepaalde positie. Daar denk je over na, bijvoorbeeld de beschouwer is heteronoom discentrisch. Hoe verhoudt een beschouwer zich tot een denker, enz. Dan begin je te denken, dan ga je weer divergeren.
Inhouden en posities staan meer in de ruimte. Processen en betrekkingen staan meer in de tijd.
Het is in eerste instantie ogenschijnlijk simpel, maar het is moeilijk om het zodanig in het veld te plaatsen dat het weer klopt met de regels en met het proces.
Als je die grammetjes ziet lijkt het allemaal logisch, je ziet niet de uren, dagen, maanden werk die eraan besteed is. Je moet weer terug de boeken in om te bestuderen hoe het zit. Dan kun je het pas plaatsen. Je kunt niets in een diagram of dynagram plaatsen zonder absolute kennis van de inhoud die je erin wil brengen. Als ik niets van de wezensleden snap kan ik het niet in een gram plaatsen.
De twee belangrijkste bouwpatronen zijn diagram en dynagram. Die zijn gewoon leeg, dat zijn formele instrumenten, ze zijn ‘niks’. De werkelijkheid bepaalt welke dynamieken zich voordoen. Als de werkelijkheid complex is, dan zijn de dynamieken complex. Wat blijkt dan? In de complexe oneindige werkelijkheid met een miljard variabelen of oneindig aantal, zijn er eigenlijk maar een eindig aantal analoge dynamieken. Bijv een foton is het meest elementaire lichtdeeltje. Bij een tweeling foton draait de ene rechtsom en de andere linksom. Alles is terug te brengen naar yin en yang, alleen yin en yang stromen in dezelfde richting. Yang wisselt om in yin. Dat is een voortgaande omslag, waarbij de vraag is wat maakt dat yin omslaat in yang en yang in yin.
Het een divergeert continu, het andere convergeert. Wat maakt dan dat in het jaarverloop de ene keer een divergerende en de andere keer een convergerende dynamiek plaatsvindt? Dat weten we niet.
We hebben het duaal verdeeld, yin/yang is en polair en duaal. Het is niet een tweeheid, het is een drieheid, dus wat is dan het midden?
Toch pogen we in die complexe werkelijkheid met een eenvoudige simplex dingen behapbaar te maken.
In de ayurvedische dynamieken is het nog ingewikkelder, daar heb je de drieledigheid.
De Indiërs dachten 3-ledig. De Chinezen zijn 2-ledig of 8-ledig gaan werken. Men zag ook de Chinees als de pragmaticus. En de Indiers als de metafysici. De Chinezen waren niet metafysisch, daarboven is niets, hier is het te doen. Heel pragmatisch. Maar zo pragmatisch blijken ze ook niet te zijn, daar zitten ook hele metafysische stromingen in.
Het grondpatroon: je moet een complexe werkelijkheid in een simpel baby blokkendoosje proberen te duwen. Je probeert een vierkant blokje in een rond gaatje te duwen. Dat is wat er gebeurt als je systeemdynamisch begint te denken. Het moet toch passen?! Je probeert inhouden terug te brengen naar dynamieken maar waar je op moet letten is niet zozeer op inhoud, proces of betrekking maar dat je eerst probeert te kijken of er data zijn die met elkaar een bepaalde dynamiek aangaan. Zoals bijv. convergent en divergent denken. Welke dynamieken gaan die met elkaar aan? Naast divergent en convergent denken heb je ook discursief denken en recursief denken. Discursief denken is analytisch van aard, begrippelijk van aard. Discursief komt van cursief/ curseren, wat onderscheidt het ene van het andere? Recursief = welke begrippen hangen samen in verband?
We moeten van discursief denken naar recursief denken. Daar is een boek over verschenen in de jaren 60. Hangt recursief samen met convergent, discursief met divergent? Is divergent meer analytisch van aard? Je hebt 4 begrippen. Welke dynamieken doen zich voor?
Begrip is meer concentrisch, beeld is meer discentrisch van aard.
Hoe ga je posities bepalen? Daarbij is het duogram helpend, want dat is al een vorm van een concept, daar zijn verbanden al met elkaar verbonden. Zoals 0-7 samenhangend met ontwikkeling van het etherlichaam, of samenhangend met de warmte ether of met de moeder. Dat zijn concepten.
Dat betekent dat als je een duogram gebruikt je de daaronder liggende concepten ook moet snappen. Let wel dat het duogram echt een voorgegeven bouwpatroon is met een aantal concepten, die je eindeloos kunt uitbouwen. Het is een soort format, die hypothetisch van aard is.
Een dictogram is concreet.
Je ziet dat je onderscheiden feiten in de werkelijkheid terug kunt herleiden tot een eindig aantal dynamieken. Die geef je weer op posities, ofwel coördinaten. Die coördinaten staan in verband en die verbanden noemen we dan contouren. We gaan de contouren zien van de samenhangende begrippen. Die zien we niet meteen want we beginnen met die losse feiten. Dan zoeken we de assen, en dan kunnen we de verbanden gaan zoeken.
Als je van open dating naar axial dating gaat moet je zoeken naar de assen en als je die hebt kun je naar de tussenliggende posities zoeken.
Tussen de losse data zoek je naar bepalende begrippen die wellicht een relatie of betrekking of verhouding hebben.
Dus wat zou met wat kunnen samenhangen. Een as is een gegeven verhouding/ betrekking/ proces/ wisselwerking die tussen het een en het ander zou kunnen bestaan.
Nell: is er een gram met alle kernbegrippen?
Alfons: het staat allemaal in het theorieboek, het staat over veel grammen verspreid. Hananja heeft dat bij elkaar gebracht.
Er zijn maar vier assen
De duale as voor of-of betrekkingen. De polaire as voor en-en betrekkingen.
Een ruimte-as en een tijd-as.
Kornfield en ? hebben een boek geschreven over pionier/ alchemist.
Ze gebruiken wel 100 begrippen voor de pionier. Dan moet je gaan lezen, dan ga je er belangrijke begrippen uit vissen. Dan heb je er nog 30. Dan zie je dat je ze kunt opsplitsen in positieve dingen, negatieve dingen en neutrale dingen over de pionier. Dat is al makkelijk, dan kunnen we al 3 x 8 = 24 begrippen plaatsen. Welke zijn nou echt negatief en echt positief? Het heeft weken gekost om de beschreven begrippen in een diagram te plaatsen. Het lijkt simpel als je het leest. Gelet op de Kin wen ordening omdat die zo mooi 8 vlakken beschreven heeft. Is het meer ontvangend? Meer scheppend? Meer spiegelend? Zo zijn we te werk gegaan. Als het spiegelend is, is het dan meer stijgend of meer dalend? Het is een ongelooflijk gewinkel. Het is maanden werk en niemand ziet dat uiteindelijk.
De eerste duurde maanden en de laatste heeft Alfons in een uurtje gemaakt. Omdat je op een gegeven moment snapt hoe het in elkaar zit. Maar als je net begint kost het 100-en uren en snap je er vaak niets van. Daar kun je wanhopig van worden.
Als je 1000 begrippen hebt, niet consistent, met tig verbanden, zoek dan die feiten bij elkaar die met elkaar samenhangen, dat noemen we een klasse van begrippen.
De bedoeling is dat je vanuit die losse feiten gaat kijken wat met elkaar een context vormt, wat raakvlakken met elkaar heeft. Bepaalde ziektes met bepaalde symptomen. Bepaalde personen met bepaalde condities. Constituties. Alles heeft een raakvlak en dat resoneert met elkaar al of niet positief, al of niet destructief.
Een resonantie is een constructieve interferentie. Iets resoneert omdat het elkaar ondersteunt in de resonantie. Dan krijg je een vibrerend veld. De golven zijn gebaseerd op golvende dynamieken, als die elkaar uitdoven dan spreken we van een destructieve interferentie. Dan zie je al dat een gram pas een model of patroon is als je een constructieve interferentie hebt. Als je het voelt.
Een boom is een constructieve interferentie, dus die resoneert. Wat resoneert dan? Hoe kunnen we dat terug herleiden in de fenomenologie naar bepalende data? Dat is een heel werk.
Omgekeerd, hoe maak je van losse feiten/ symptomen een resonerend veld waardoor de ander zegt: oh nu snap ik hoe ik in elkaar zit of wat er met mij aan de hand is. Een gram is pas een resonerend geheel als het werkt, als het een symbool is geworden bijvoorbeeld, of als het een gram is geworden met bepalende begrippen.
Alfons zat bij een snel groeiend bedrijf in amsterdam noord om mee te helpen de problemen te analyseren. Hij heeft toen de dynamiek van de organisatie op één papier weergegeven. Ze hebben het opgehangen en konden ermee werken.
De pionier haalde opdrachten binnen en hield geen rekening met degene die de opdrachten moest vorm geven. Door inzicht te geven, een beeld te geven van de destructieve interferentie kan die omslaan naar een constructief referentieveld.
Mensen zien welke positie ze innemen, wat hun leerstijl is, wat anderen voor taken hebben in de organisatie. Je maakt dingen beeldend op een manier die klopt met organisatiemodellen.
Alle nacalculaties lagen er maar en moesten nog doorgerekend worden maar de aannemer kwam er niet aan toe omdat hij constant bezig was met het binnenhalen van opdrachten.
Als je zoiets op de assen zichtbaar maakt dan zie je ook de samenhang.
De een haalt een klus binnen (O), die wordt getekend (N), gecalculeerd, en iemand moet alles wat gecalculeerd is omzetten in materiaal.
Tussen de uitvoering en berekening moet een balans blijven, dat is een enorme logistiek, waar moet de vrachtwagen staan, hoeveel moet ik bestellen, dat is een dilemma punt, een heteronoom punt, daar wordt bemiddeld. Hij moet iedereen tevreden houden, als iemand op het dak staat en een kozijn mist dan moet hij gaan regelen en zorgen dat die er meteen komt, bellen, in de auto springen.
Nell: Vanuit de functie op noord maakte je net de tegenbeweging, maar als een bedrijf goed functioneert maak je in het dynagram toch de meebeweging?
A: je kan niet vanuit de aanname van de klus meteen naar buiten, dat moet berekend worden, dus dan is het die volgorde.
Nell: zou je het dan in een diagram zetten of in een dynagram?
A: omdat het een tijdsproces is moest ik het in een dynagram zetten.
(start Audio2)
Praktijk = zuid= concreet
Theorie = noord = abstract
In de praktijk moet je de theorie weerspiegeld zien en in de theorie de praktijk, dan heb je systeem dynamiek.
Het is niet of-of, het is juist en-en.
Tot hier is het verwerkt.
Hieronder is de tekst zoals ongeveer letterlijk uitgesproken tijdens de les:
Je moet de concepten gebruiken waar je mee uit de voeten kan.
Kai: Meesterschilders sorteren kleuren op bepaalde plekken in de ruimte en dat geeft dan een bepaalde indruk. Dat vind je mooi of niet mooi. Maar dat gevoel dat je veel meer met de beelden van diagram, dynagram, hologram, de vier kleuren. Dat werkt. Je moet niet alles snappen, het werkt innerlijk. Met de tijd zie je dynamieken.
A: In begin kun je niet theorie en praktijk bij elkaar brengen. Stel je hebt de theorie in tcm diagrammen. Daarvoor moet je kennis hebben. Of je zegt daar staat yang op zuid en yin op noord, wat zou dat kunnen betekenen. Sommigen zien dan niets. Als je een gram ziet zie je gewoon spijkers, je ziet niets, weet niet wat je ermee moet. Als je een begripsmens bent. Als je meer beeldend bent laat je het als beeld op je inwerken, je gaat er gewoon voor zitten. Net als voor een schilderij.
Je begint met een leeg hoofd en dan ga je kijken en zitten en de rust nemen. Zoals je naar een schilderij kijkt. Als je niet zoals een toerist binnen vliegt en eruit vliegt dan heb je niets gezien. Maar als je 6 uur de tijd neemt dan zie je van alles. Dan hoef je geen brochure te lezen. Een ander zit er 20 uur en ziet nog niets. Het is ook een kwestie van je leerweg zoeken, de ene heeft niets met een beeld, de een kan beter horen, de ander beter zien. Het gram probeert iets zichtbaar te maken, als een schilderijtje.
Een begripsdenker denkt causaal, door de bladzijde heen, ziet verbanden.
Een beelddenker probeert dat wat hij te pakken heeft bij elkaar te brengen.
Je moet zoeken wat jou het meeste helpt om het dynagram te pakken.
Hoe gaat een begripsdenker te werk? Een begripsdenker moet eerst dingen analyseren. En dan heb je alle punten en dan moet je het gaan synthetiseren. Dan moet je het bij elkaar gaan brengen. Hoe hangt dat proces met dat proces samen, dan ga je verbanden maken, en dan pas ga je een veld construeren.
Als begripsdenker moet je eerst naar de losse data, dan zoek je verbanden, dan ga je Assen zoeken, dan zie je pas een configuratie. Dan ga je linksom.
Beelddenkers zien al meteen bepaalde dingen, zien bepaalde Assen, verbanden. Gooien het in een papiertje. Een beelddenker denkt sympathisch. Meebewegend. Een begripsdenker is tegenbewegend. Als hij geen feiten ziet gaat hij niet verder.
Monique: en als de praktijk meer voor je werkt wat ben je dan voor denker? Ben je dan een doener?
De doeners zijn meestal beelddenkers. Die zien al de hele context. En ze gaan aan de slag. Ze vragen niet wat is nu precies de bedoeling, en dan zijn ze de boel al aan het vertimmeren. En dan komt de aannemer en die zegt dat was niet de bedoeling.
Doeners zien en denken o ja dat hoort bij elkaar. Maar dat er toevallig ook nog iets erin moet wat achter lag hebben ze dan niet gezien. Maar doeners zijn dan ook autonoom discentrisch in de meegaande beweging.
Beschouwers zijn veel meer tegenbewegend. Denkers zijn in die zin in eerste instantie tegenbewegend en beslissers zijn vaak meebewegend. Omdat ze meteen zeggen o dat en dat poef ja.
Een denker is eigenlijk zowel analytisch als synthetisch.
Een doener is ook analytisch, synthetisch ofwel tegenbewegend meebewegend enzovoort.
In elke leerstijl moet je die heen en weergaande bewegingen terugvinden. Maar over het algemeen zijn doeners meebewegend en denkers tegenbewegend.
Als je heel analytisch bent in je stijl van denken dan kun je moeite hebben met systeemdynamiek.
Gerdiny: In ieder mens zit een tegen bewegende en een meebewegende dynamiek.
Haar kracht is aanhouden. Als er iemand puntig is en scherp en to the point, is het Gerdiny. De meneer zegt dan uiteindelijk, ja het klopt. Je kracht zit in het puntig worden. Die punt ook heel scherp vast kunnen houden. Je bent dan autonoom concentrisch. Dat doe je heel vaak. Dat is jouw kracht.
Ja maar dan moet ik dus niet bezig gaan met systeem dynamiek. Daar loop ik nog tegenaan.
De kunst is nu dat je van je leerstijl zegt: dit kan ik nu heel goed, ik ga me nu eens niet die kant op maar ik ga eens deze kant op en wordt helemaal heteronoom discentrisch. Dan gooi ik eens alles los Ipv alles puntig te maken. We hebben niks, we laten alles los en dan gaan we eens opnieuw kijken.
Dat is de uitdaging.
Dan beweeg je vanuit het puntige naar het losse en ga je nieuwe verbanden zoeken, nieuwe betrekkingen, nieuwe verhoudingen.
Bij deze les heb ik er last van dat ik een begripsdenker ben.
Omdat ik in deze context iets wil maar nog niet duidelijk heb wat. En wat zou je dan willen? Duidelijk krijgen wat. En wat heb je al duidelijk voor jezelf? Dat ik er niet zoveel mee kan als dat ik gehoopt had ermee te kunnen.
Dat inzicht is eigenlijk al meteen zo. En zoiets zie je ook gebeuren, je ziet jou steeds meer open gaan als mens. Je deelt meer mee. Je bent naar buiten aan het divergeren.
Je ben puntig en je maakt duidelijk hoe het zit en je hebt dat inzicht, alsof je ook meteen van dat puntige weg gaat en dat opent iets nieuws.
Dat voel ik nog niet zo.
Maar je gezicht zie je het wel aan.
Het zal allemaal wel. Dat is heteronoom discentrisch.
Zoveel manieren pak je als je zo kijkt naar al die dingen dan denk je waar ben ik beland, ik kan er nog niets mee. Maar wellicht is het voor jou handig dag je zegt ik ga uit van gegevens, data en die zijn voor een deel beschreven en daar ben je nog mee bezig met lezen. En een tekst begrijp je. De vertalingen stromen nu, dat betekent datje het begint te begrijpen. Je weg is nu van de losse dingen aan de hand verbanden of verhoudingen zien. Kn ik er iet smee? Dat duurt effe nog wat langer. Dat heeft met dat begripsdenker te maken, dat is een eyeopener. Dat voelt helder en duidelijk. Dat is een leerpunt. Je bent sterk in het opsporen van data. Je zoekt iets tot op het bot uit.
Saskia: tot nu toe heb ik zitten kijken ik denk dat ik wel 80 keer heb gezucht, en dan te horen krijgen in het woordenboek: wat voor woord? Voor mij is het ook zo van geen idee. Wat eigenlijk de rode draad is, is dat als ik hier naar kijk, voel ik wat maar ik kan er geen woorden aan geven. Wat ik tot nu toe merk is om hetgeen wat in beeld gebracht wordt, om daar iets mee te kunnen, om iets te snappen, ik voel het. En soms komt er heel helder en klaar vanuit hetgeen waar we mee bezig zijn komt er iets verassende uit. Maar om daar open in te zijn dat daar andere wegen klaar liggen die voor mij nog nieuw zijn en onbekend maar om dat te leren dat is ook wel weer spannend, avontuurlijk. En ook ben ik heel erg benieuwd hoe dat het zich verder gaat ontwikkelen in mij maar ook.
Gerdiny: dit klasje is voor het laatst
Alfons: er komt wel een vervolg
Tussen Saskia en gerdiny: het is zo simpel dat je kunt zeggen:
Bij gerdiny zie je iets heel moois, als ik concentrisch autonoom iets te pakken heb en ik kan dat ook, ik snap dat, ik zie dat ik als begripsdenker feiten te pakken moet krijgen. Dan zegt Saskia: ja ik ben eigenlijk wat heteronoom discentrisch, en ik zie wel en ik voel wel, een woord, hoezo een woord? Ik kan er nog geen woorden aan geven. Maar ik zit toch hier, wat zou dan in die h-d dynamiek, ergens wil je wel wat en je voelt wel wat, maar ja hoe krijgen we dat nog in het handelen, of wat moet ik er nog bij denken. Dan kun je gaan spelen met een klasje in beeld te brengen. Het is hypothetisch wat je onderzoekt, of het zo is is niet belangrijk. O maar is dit een beschouwer, het zwemt nog, nu heb ik het en dan ben je weer verdrietig want ik ben het helemaal kwijt.
Gerdiny zit dan op een bouwsteen. En dan is de vraag: wat kan gerdiny helpen. Want ze kiest niet zonder redenen. Dan gaat ze een tekst pakken en Saskia zegt ik ga een symbool pakken. Een symbool is niets anders dan deze dynamiek, als beeld. Misschien moet ik eerst naar een symbool kijken en vanuit een symbool kom ik daar. Of vanuit een tekst de tekst ga ik uitbouwen en verbeelden. Dat zou aanvullend zijn. Het zou interessant kunnen zijn kwa leerervaringen.
We zoeken elkaar op qua leerstijl want hier zit een interessante dynamiek in. Ga maar eens met gerdiny een tekst lezen.d an zie je hoe ze toe de point leest. Of ga maar met Saskia een symbool bekijken. Hoe bouw je een tekst tot beeld uit. Hoe bouw je een beeld om in woorden, in tekst, wat voel je in een beeld,
Dan help je elkaar in het concentrisch, want gerdiny probeert iets te pakken en Saskia probeert een verband te zoeken. Maar gerdiny wil ook een verband zoeken. Dit is niet de enige mogelijkheid maar het gaat erom dat je probeert te zien, gerdiny vertelt iets, Saskia vertelt iets. En die zitten op een of andere manier op een as. Soms analoog aan het astrale lichaam, antipathie/ sympathie. Het astrale lichaam neemt je af en toe alle kanten op. Waar ben ik geweest, ik moet weer even thuis komen. Het symbool is bij jouw gekozen als een zeer therapeutisch instrument. Wellicht is de tekst voor gerdiny een heel therapeutisch instrument.
Het vertalen is heel moeilijk met begrippen en constructies. In het begin deden we een hele middag over een alinea, maar als je het snapt, is gerdiny opnieuw begonnen, ze had al hele lappen tekst vertaald maar is helemaal opnieuw begonnen. En daar heb je eigenlijk de karaktereigenschap voor nodig die hoort bij dat kwadrant. Gerdiny mag meer saskia worden en saskia mag meer gerdiny worden. Ze zijn complementair, kunnen elkaar aanvullen. Daarbij zal gerdiny altijd de puntjes op de i blijven zetten, want dat is jouw kwaliteit, dat is jouw kracht. Dat moet je ook niet verloochenen.
Hoe kijkt een begripsdenker naar een symbool? Naar de feiten, welke vormen zie je, welke dynamieken zie je.
Dat is interessant voor het vervolg van de studieklas, om de verhoudingen te zien, en uit te leven. Het beleven hoe het in de communicatie zit tussen ons en het tegenovergestelde bij elkaar te brengen om van elkaar te leren.
Maar zie je dat hier de ruimte fixt wordt en hier is de ruimte uitgedijd. Hier is gepoogd om het bij elkaar te brengen, om het scherp te krijgen, bij een tekst moet je het scherp krijgen. Het moet kloppen. Wie legt dan een woordenboekje aan.
Nu dankzij gerdiny’s aanhoudende puntigheid, nu leggen wel een woordenboekje aan en maken de begrippen fixed.
Zo wordt systeemdynamiek begrippelijk, theoretisch.
Audio 3
Tekst, symbool
Wat staat er dan in de andere 2 kwadranten?
Alfons: Dat heb ik wel uitgewerkt maar dat ga ik niet verklappen nu.:)
Het is zelfs zo dat ik het hier zo neergezet heb omdat
Ze werken met kunstzinnige vormen maar dan is het gevaarlijk dat
Ik poog nu hypothetisch een dynamiek te zien tussen wat door saskia ingebracht is als te willen en wat gerdiny letterlijk aangepakt heeft. Staan die woorden perse daar? Nee. Die werkvorm heb ik uitgewerkt in workshops, heb ik 25 jr gedaan. Met een groep consequent. Qua werkvorm hebben we de dans. Dat is letterlijk die lemniscaatachtige dynamiek waarin we op bewegen. Dan hadden we het over kunstvormen of beeldvormen. Dan is de dans er een, de muziek/ de klankbeelden. Woordbeelden, dan gingen we dichten met de mensen. En nog iets visueels, werkten we met kant en klare beelden.
Dat waren 4 werkvormen.
De vraag is of dat hier van belang is. Wat past dan in de andere kwadranten? Ik weet het niet want ik ging niet uit van een gram, ik ging uit van een realiteit, waarin gerdiny iets helder kreeg, waarop saskia reageerde. Dan is het interessant, stel dat, wie wil nu starten. Wat laat de realiteit hier en nu zien. Hoe gerdiny door het proces heen worstelt en saskia. Waar gerdiny nu druk doende is om haar ruimte te vergroten letterlijk. Ze zat te veel in haar hokje op een stokje, ze moet eruit. Je ziet dat het voor haar die concentrische autonome dynamiek, die werd te veel, die werd benauwend, die wil de vleugels uitslaan.
Saskia, die aan de andere kant grenzeloos is, er is niets te gek om te proberen. Wellicht is daar een tegengestelde tendens, hoe nu de ruimte te beperken, zichtbaar, krachtig te maken. En niet als een raket rond te schieten, maar te zeggen, hier en nu is het te doen.
Die dynamiek vindt plaats op de ik-as. Als jullie in je eigen proces kijken wat dat betekent, waar is de ik-functie die zegt: hier en nu, of waar is dan de ik-functie en dan is het afgelopen en ik ga de deur uit. Hier zit iets van een ik in, het heeft iets met ruimte te maken. Hier moet ik de ruimte vergroten, hier mag ik de ruimte verkleinen. Zo ga je spelen met een paar concepten, het zit op de ruimte as.
Het is kwantitatief van aard, het is de plaats-as, die is kwantitatief van aard. Dat heeft te maken met de ik-functie. Die ruimtefunctie is heel interessant want dat speelt letterlijk in gerdiny’s leven, ruimte.
Woont in te kleine ruimte.
Laat de muren staan en ga de deur uit.
En waar dien je jezelf te beperken, te ommuren, te begrenzen, niet meer alle kanten op te kunnen, te mogen zelfs.
Slechts 1 ding doen is lastig.
Hoe kunnen deze processen ruimtelijk in het midden komen. Wat jullie nu al samen ondernemen heeft een ruimtelijke dynamiek. Je haalt haar op uit die ruimte, letterlijk. Want je hebt blijkbaar die range.
Die dynamieken willen niet zeggen dat gerdiny daar eeuwig blijft en saskia daar eeuwig blijft maar het is voor nu interessant om te onderzoeken.
Als de ik-as een rol speelt of de ruimte as, welke dynamiek voelt iemand van uit zichzelf.. dan gaan we die hier bepsreken, en dan gaan we zien die past hier helemaal niet in of hier komt een nieuwe dynamiek, op grond van wat zich voordoet.
We kunnen niet verwachten dat de volgende zich nu opoffert om in een leeg kwadrant plaats te nemen, dan zitten we iemand door die blokken doos te duwen, want het moet ergens passen.
Je maakt dan deelconceptjes. Stel dat we het team in kaart brengen, want dit is de organisatie waarmee we het moeten doen. En we zien dat er een vruchtbare wisselwerking kan ontstaan, dan maken we een nieuwe as en dan gaan we het hele team in kaart brengen en dan breng je die deelgrammetjes bij elkaar.
Wat we gedaan hebben is een asje uitgewerkt.
En zo doe ik dat ook in organisaties, ik laat mensen vertellen waar ze last van hebben, wat ze leuk vinden, dan krijg je dat gedoe.
Dan maak ik asjes, zou het kunnen zijn dat het daar zit.
Nell: Kun jij dan nu om het te leren vragen stellen aan iemand. Dat we dat dan gaan doen op grond van die vragen?
Alfons: vertel maar iets
Kai: als je naar het veld luistert en het gaat beschouwen, de vragen zijn eigenlijk wat doet zich voor, maar die moet niet iedere keer gesteld worden. Je brengt het bij elkaar en zet het in een verhouding. Kun je ook andere verhoudingen zien daarin? Je ziet ze op de ik-as staan, dat zie je als facilitator.
Alfons: daarmee breng je een stukje realiteit in beeld. Want dat is julli vraag steeds. We hebben theorie en wat kan ik ermee. Wat we ermee kunnen is doordat we naar deze realiteit kijken,we proberen te leren. Zo zou je het in beeld kunnen brengen. Ik heb ze niet op de duale as geplaatst, dit is een poging. Kan het anders? Wellicht wel, maar voorlopig hebben we hier een asje, die we redelijk geargumenteerd zo neer kunnen zetten. Willen we naar de volgende, want we moeten als team in beeld komen.
Monique:
Ik heb nu een client en die uitgewerkt middels duogram. En ik weet nu wat er nodig is, en zij ook. Zij weet wat zij moet doen in haar proces en ik weet wat ik moet doen als shiatsu therapeut en dat is geweldig.
Daarvoor wist ik ook wel wat er nodig was maar minder, dat ging door anamnese, polsvoelen, dus wel gefundeerd, maar voor een deel ook is de chinese therapie ook niet helemaal duidelijk, dus je doet het ook op gevoel en dan blijf je voor je gevoel maar uitzoeken hoe het nou zit met iemand. En nu is het door het duogram zo helder, dat ik echt een kader voel van waaruit ik kan werken, en dan zie ik dat die ander even terugvalt maar ik zie precies nu gebeurt er dat, dan kan ik je daarin ondersteunen. Daarwordt ik helemaal blij van, want ik zie wat het met ieman d kan doen en wat het met mij kan doen en dat het werkt. Daarvoor zat ik meer in de klas en had zoiets van. ik was gewend om het meisje in de klas te zijn dat het allemaal wel snapte. Dat was hier helemaal niet. Dat vond ik verschrikkelijk, want ik wou het begrijpen en ging heel hard mn best doen om alles te begrijpen en opte schrijven. Maar het werkt niet, ik loop tegen een muur op, ik moet huilen en ik wil wel weglopen, maar ja het is me lief. Ergens heb ik gezienhoe mooi dit is maar als ik in de praktijk ermee moest werken word ik gek, maar ik merk door in dat het weer naar de praktijk komen doordat ik er meer begrip van krijg dan denk ik weer ok. En ik kon he top een gegeven moment ook loslaten want ik merkte hoe ik probeerde alles te pakken en ik merkte dat het niet werkte. Je moet ophouden met pakken en gewoon maar accepteren dat ik het niet begrijp en dan merk ik ineens dat er een kwartje gaat vallen.
Alfons: over welke as heeft moniek zich bewogen. Ze heeft twee dingen beschreven die echt over een as lopen.
Kai: zelf-as
Hilke: Ze begint met doen, voorheen met denken misschien?
Monique: ja maar wat belangrijk is is dat ik het begrijpen in het doen, ik moet het wel begrijpen, want ik begrijp nu echt wat er met die mevrouw aan de hand is.
Door te doen?
Ja.
Door te doen eerst vanuit de theorie en dan vanuit de theorie de praktijk in maar ik moest het wel eerst snappen. Want ik was al lang bezig in die praktijk maar nu met begrip in die praktijk krijg ik veel meer een kader, zie ik wat er gebeurt en hoe ik kan helpen. Dan zie ik dat ze blijft praten en ze moest juist naar de nieren, dan hou ik mn mond en zie ik haar ook zakken, dus het is de mix van en het snappen en het doen waar ik blij van wordt. De zelf-as.
Alfons: aan de ene kant doet ze, maar dan zit je alsmaar te kijken klopt het wel, moet ik dat niet uitzoeken. Ze zoekt naar een integrate. Aan de ene kant zit ze hier als doener met vraagtekens, bezig, gaat op gang, voelt, doet en houdt vraagtekens
Hier als denker ook een vraagteken, ik krijg het maar niet te pakken. Ik wil het pakken. Maar de vraag is, is het van buitenaf te pakken. De ik –functie kan het van buitenaf pakken.
Nell : dit moet van binnen uit komen dus daarom is het zelf as.
Alfons: Hier hoor ik nog niet iemand spreken. Hier speelt de ruimte , de ruimte vergroten/ beperken speelde. Maar ook het daarin beweeglijk worden. Hier zie je iets anders. Hier zie je een dynamiek waarin nog niet direct een binding gevoel worden. Ik zit nog te zoeken wat kan ik ermee dus dan moet je het nog van buitenaf pakken. Hier zou je kunnen zeggen, hier is de verhouding tot het buiten op een of andere manier een rol, en hier zou het interessant zijn om te bevragen in hoeverre het binnen interessant is. Zoals moniek het vertelt, als ik dat pakken loslaat, dan hoe botsen denker en doener op elkaar. Of hoe kunnen denker en doener elkaar integreren.
Nell: ze wordt ongelukkig als het binnen er niet is. Als je die connectie niet voelt met binnen dan word jij ongelukkig.
Alfons: die zelf functie, het binnen speelt.
Bij gerdiny en saskia speelt natuurlijk ook een binnen, het is allemaal in verhouding nooit absoluut
Het is nu zoeken zoals moniek het verwoordt, en we hebben gezocht zoals gerdiny en saskia het verwoord hebben.
Zij hebben ook een zelf-as natuurlijk.
Maar we kunnen van elkaar leren, als je alleen maar aan het doen bent denk je op een gegeven moment waar moet ik nou naar toe, wat is de richting. Dan kun je soms merken dat je gaat dwalen of zwemmen. Of dat je zegt als ik alleen maar het denken pak en ik kan dat niet handelen , dan zie je dat denken en doen elkaar kunnen splijten. Dan krijg je een schizoide tendens, een splitsing in jezelf, daar word je diep ongelukkig van. op het moment dat je een kader kunt formuleren, een kader is en praktijk, en theorie, je kunt dan je doen kaderen, te weten wat er speelt en het inzicht kun je meteen. Ze brengt heteronoom concentrische dynamieken, probeert ze hier te pakken, wat lastig is.
Ze is autonoom discentrisch bezig als doener. Maar komt dan in een heteronoom discentrische dynamiek, waarbij ze steeds denkt, klopt het wel, moet ik dat niet nog nachecken. Dus ze komt hier op die dynamiek. De vraag is komt zij als denker hier vandaan, nee, ze komt hier vandaan. Want ze wil het graag pakken.
Gerdiny maakt dingen puntig, pakt ze en blijft daar ook bij, is dat het eigenlijk het onbewuste van moniek, waar botst dat? Eigenlijk is moniek ook een beslisser.
Er komt een conflict tussen de doener die soms de weg kwijt is, en in de klas is er iemand die zegt, ok, ik snapt het ik maak er een verslagje van. ik leer het van buiten en ik pas het toe.
Deze posities kwamen niet bij elkaar, dilemma tussen denken en doen. Dan gaan we de binnenweg in om het te verbinden. Welk instrument pakt ze dan? Het duogram.
Zo zie je dat het duogram haar leerproces wordt, want dat brengt praktijk en theorie bij elkaar. Je hebt de gegevens van de client. De theorie is nog niet compleet, maar wat tcm in het hoofd. Niet iedereen hoeft via het duogram. Je kunt ook via het symbool of het dictogram.
Stel dat moniek moet kiezen , op welke positie is ze het liefst. Wat is je meest favoriete stijl? Wie is dat zelf? Het verdeelt zicht tussen verdeeld worden, schizoide tendens, maar uiteindelijk komt het zelf weer terug bij het ongedeelde zelf, de identiteit. Maar het ongedeelde zelf kan ik bereiken als ik doen en denken bij elkaar breng. Waar staat ze eigenlijk in haar ontwikkeling, waar is ze ooit begonnen?
Wat heeft ze onbewust lange tijd gedaan? Ze is een beslisser en een doener want ze zit op oost te handelen. Een anamnese maken, je gaat ter plekke naar het juiste punt, terplekke voelen, doen en tegelijk beslissen. Ze is in het handelen als shiatsu therapeut aangekomen en nu evalueert ze in het duogram.
Ze is een sterke beslisser, want ze wil het pakken, een beslisser wil pakken.
Als iemand iets te pakken kan krijgen, is het gerdiny.
Zo zie je dynamieken, tussen de beslisser en doener in moniek. De beslisser weet wat hij doet, maar die zegt ik wil het beslissen en het doen niet in het momentane handelen zichtbaar maken maar ik wil het hier zichtbaar maken. Dan kan ik sturen, via de theorie, via alle vragen die in me opkomen, kan ik steeds. Nu heb ik een driehoek gemaakt, tussen beslissen en doen en het duogram die tegelijk ruimte schept voor het denken, de kaders, en voor het voelen.
Een doener voelt en wil al onbewust, dit klopt want ik heb contact met de client en beslis nu moet ik daar zijn. Ook afhankelijk van de het van en de discipline die je doet, in dit geval shiatsu. Dat zal in homeopathie net wat anders zijn, maar dat is niet erg, dat kan ook hetzelfde zijn. Maar dat dus hier een midden geschapen wordt om uit het dilemma te komen tussen beslissen en doen. Of tussen doen en denken. Of tussen beslissen en voelen. En dan breng je de boel naar het midden. Dat doe je omdat het door het duogram geobjectiveerd wordt. Hier is het helemaal handelen, maar je bent in het handelen. Dus je schept voor het handelen nu een referentiekader. En die is zowel voor de therapeut als voor de client van belang.
Moniq: dat vind ik zo fijn, dat ik de client beter kan helpen, kan zien waar die zit en kan bij sturen. Ook weet wat ik moet doen. Daar word ik blij van, omdat ik het begrijp en ik zie dat ik echt iets voor iemand kan doen.
Alfons: daarmee hoeven we niet alles al in hanen en voeten te hebben. Maar je ziet dat we nu al live kunnen laten zien dat we onze eigen processen en gedrag kunnen bekijken. Om te spelen; welke dynamieken spelen? In ieder van ons speelt het om het denken en doen bij elkaar te krijgen. maar moniek verwoordt het nu. Dus waar hier nog twee gescheiden posities zijn die elkaar opzoeken, zijn hier al twee geïntegreerde posities? ? en dan krijg je de vraag is het eerder zo dat het een beslisser/ beschouwer is, die hier in het geding is. Die gezocht heeft naar een dynamiek om te doen en die nu het denken gaat integreren. En zo kun je het thema uitwerken.
Hilke: Voor mij werkt het goed om deze lessen uit te werken, de aantekeningen te maken. Omdat het dan denk ik ook in mijn eigen tempo gaat, want jij praat heel snel, en dan kan ik jou achteraf pauzeren iedere keer. En dan type ik het ook in dus ik doe er ook iets mee ipv alleen luisteren, en in de les dan zakt het niet, of dan denk ik erover door en dan mis ik alweer een heel stuk omdat jij alweer verder bent. Nu verwerk ik alles op een rijtje in mijn eigen tempo en dan komt er ook nog output omdat ik het intype en dan maak ik van gesproken tekst leestekst en probeer ik de dingen bij elkaar te zetten die bij elkaar horen, dat vind ik zowiezo heel fijn.
Verder merk ik dat als je een gram maakt met termen erin waarvan ik niet goed genoeg achtergrond heb daar kan ik niet zo goed tegen. Ik ben ook heel erg aan het zoeken naar inhouden. Dat boek van lievegoed over de levenslooop van de mens heb ik gelezen en een samenvatting van gemaakt. En nu ga ik met victor bot beginnen, ik zoek veel input. En lezen vind ik fijn, dat kan je ook in je eigen tempo doen, zodat het kan zakken.
Alfons: in die zin vul je gerdiny aan. In je leerstijl, is het luisteren van belang maar dat gaat te snel. Dan hoor je dingen die nog niet gedefinieerd zijn, nog niet begrepen zijn. Dus je wil ook stukjes kunnen pakken en die stukjes wil je in een verband plaatsen.
In welke mate ga je vanuit een begrip, een stuk tekst, in alle rust, autonoom, concentrisch,
Die rust is interessant. De rust geeft de mogelijkheid om daarbij te blijven. Anders kan je er niet goed tegen. Bij het uitwerken, ik heb jouw tekst al gezien, dan zie je dat je heel precies, je schrijft is het niet te uitgebreid, maar je ziet ook werkelijk alles terug verschijnen. Er komt een verslag wat een compleet boek is, uitgeschreven, met voorbeelden en alles. Leest als een trein. Dat is mooi, dan zeg je ook dat is iets wat je dan als inhoud te pakken wil krijgen. dan ga je het ook begrijpen. Begrijpen is eigenlijk opnieuw voor jezelf ordenen hoe het zit. Voor mijn gevoel is dat interessant, dat is de weg die aanvullend is op gerdiny want gerdiny zoekt de weg. De vraag is moet gerdiny in haar beweging die kant op. Met teksten lezen gaat gerdiny ook die kant op. Wat hilke hier doet is voor gerdiny aanvullend. Tekst lezen, begrippen lezen, begrippen definiëren, wat bedoel je met dat begrip, en die begrippen gaan ordenen.
Je moet er iets mee doen, verslag schrijven of vertalen. Sommigen schrijven alles op, sommigen schrijven helemaal niets, dat zegt iets over je leerstijl.
Met het schrijven dan ga je dus over de concentrische pool.
In mijn optiek mooi tegenbewegend. Niet dat je de hakken in het zand zet maar je wil van punt naar punt naar punt. En als die punten helder stapsgewijs in beeld komen dan kom je ooit, -> zuid oost.
Hilke: daar zit de doener dan, dat is voor mij een grote stap. Ik heb het gevoel dat ik alles moet begrijpen en kunnen en dan ga ik misschien iets doen.
Alfons: ja de vraag is dus, doen, maar waar zat jij toen bij de opstelling van jullie gezondheidscentrum?
Op de plek van de doener. Interessant om te zien wat je daar ervaren hebt met jullie drieen.
Kai: volgens steiner gaan de begrippen volgens de wezensleden naar binnen toe naar de doener toe.
Alfons: ja van uit het fysieke naar het etherische naar het astrale , naar de ik-organisatie. Daar gaat ze het pas doen, dus als haar wezen geappelleerd wordt, eerder gaat ze niet.
Nell: dat is mooi tav het gezondheidscentrum dat dat vanuit alle rust gaat, niet zomaar.
Heb je de ervaring als je iets doet dat het dan heel gedegen en degelijk is. Dat het dan staat?
Hilke: dat probeer ik wel.
Nell: het voelt goed doordacht, je begrijpt wat je doet.
Alfons: wat we hier zien is een stukje van het proces, het begrip, het ordenen, het uitschrijven, dus letterlijk ook concreet tot een samenhangend verhaal. Tot een mooi stukje tekst maken. Dan zet je het op de vloer, wordt het overdraagbaar, voor een ander navolgbaar. Want straks gaat de ander die tekst lezen en komt tot begrip.
Doordat een tegenbewegende dynamiek helemaal op de grond is gezet letterlijk, dus ook letterlijk van het hoofd in de buik is geland. Dus als dit in de buik landt voor jou en je hebt het van in je hoofd tot in de buik verwerkt, kan de ander het met de buik weer lezen/ voelen en naar het hoofd laten opstijgen. Dan kan die andere beweging op gang komen.
We hebben spontaan assen getrokken, de 2 diagonale assen. Nu zie je voor het eerst de contouren in beeld komen. De verbanden die we hier uitgelegd hebben. Dan zie je dat ze van inhouden naar het proces gaat. Het proces wordt door haar geindividualiseerd. Ik moet inhouden hebben om het proces op gang te brengen. Dat is echt heel belangrijk. Dan zie je ook er is geen first of 1 of 2. De ene gaat vanuit het proces inhouden genereren. Hier ga je vanuit de inhoud naar het proces. Want dan merk je dat het bij jezelf uitkomt. Je doel is hier aankomen. Maar dan heb je het geintegreerd en dan is het helemaal bij de ik-organisatie aangeland. Dan is het helemaal bij jouw wezen passend, dan is het geinternaliseerd.
En wat niet geinternaliseerd is doe je niet.
Dus qua systeemdynamiek duurt het een tijdje voordat je kan internaliseren. Dat vraagt veel luisteren, stop zetten, kop dicht.
Hier botst een tegenbewegende dynamiek op een meebewegende dynamiek. De tegenbewegende dynamiek vraagt om vertraging, of leidt tot vertragen. En de meebewegende dynamiek leidt tot versnellen.
Als alfons vertraagt helpt hij mij, als hij versnelt dan helpt hij een ander.
Zo kun je in een dilemma komen. Hoe los je dat op? Door het heft in handen te nemen en je eigen proces.
Het afluisteren van de audio vraagt elke keer een ik-besluit.
Nell: ik herken me in hilke hoe ik altijd gewerkt heb, ook met bandjes. Alles beluisteren, zelf uitwerken. Ik heb nu ook nog alles wat ik ervaar of voel breng ik allemaal heel puntig. Of het nu om yoga gaat of SD of via gedichten. Ik ben altijd van de veelheid aan het ordenen en puntig aan het maken om tot begrip te komen. En het denken en het doen gaat switch ik supersnel tussen. En het is niet doen en niets afmaken, maar het is wel doordacht. En beslissen dat is ook elke keer heel belangrijk, welke kant je ook opgaat. Je neemt een beslissing en daar ga je voor. Ik heb het idee dat dat brede, wijde, dat is wel steeds meer gecomprimeerd. Het overzicht, het alle kanten op kunnen dat zit in me, in mijn dna
Maar het is niet dan de weg kwijt raken, ik heb niet het gevoel dat ik de weg kwijtraak, en dan lijkt dat voor een ander misschien wel .
Alfons: welke as beschrijft nell nu?
Nell: zelf as en ik as.
Alfons: het kan in die twee assen. Maar ik probeer nu het grondpatroon compleet te krijgen 😉
Je hoort haar hele twee bepalende dynamieken. Op welke as staan die?
Nell: Op de en-en as.
Alfons: dan vraag je je af wat je rug daarin te betekenen heeft.
Pas op voor je rug.
De vraag is: dat wil je ook integreren, en-en. Dus de polaire as, die kunnen we ook aan de rug verbinden, de ruggengraat. Aan de ene kant heb je die wijdsheid die je ook nodig hebt, het discentrische, en aan de andere kant komt er nu het puntig maken. Dat is wat je continu poogt te doen. Liefst per onmiddellijk.
Nell: het gebeurt per onmiddellijk, dat is inherent aan en-en.
Alfons: hoe wordt dat zichtbaar naar de buitenwereld. Als je dat met je les naar buiten wilt brengen. En wat doet het met de binnenwereld.
Nell: ik denk dat ik daar altijd veel ruimte voor neem om die binnenwereld aandacht te geven. Want dat is een must, anders kan ik niet blijven staan. Dat is altijd een wisselwerking geweest. Wat ik binnen ervaar dat breng ik ten dienste van de ander weer naar buiten.
Alfons: je probeert als het ware … tekening
Zo breng je hoofd en buik, theorie en praktijk, al je lessen die je uitschrijft.
Wat hilke doet met theorie, helemaal zelf uitschrijven. Zodat het ook voor de ander leesbaar wordt.
Nell: je kunt het pas uitschrijven als je het van binnenuit doorleeft hebt.
Alfons: wat zegt dit tav het leerproces van jou en dat van anderen. Hoe zou het aanvullend kunnen zijn op andere leerstijlen.
Nell: er is geen of-of. Het is er allemaal.
Alfons: dat snap ik wel maar dat is voor iemand die pas begint een vreugdevolle opmerking, maar je moet toch een stappenplan maken.
Waar zit je in je aanvang?
Nell: een beslissing nemen.
Een beslissing nemen vanuit wat je van binnenuit voelt. Die kriebel, wat je ten diepste voelt wat je moet doen, wat je te doen staat. Of dat nou iets met stoppen is of gaan. Maar daarnaar luisteren. Dus je bent altijd in contact met je binnenste.
Alfons: maar waar komt dat vandaan?
Nell: dat is een soort oerdrang van binnen uit dat je dat moet doen ongeacht de consequentie, gewoon, daar sta je dan voor.
Alfons: maar waar komt dat vandaan in jouw zijn als je kijkt naar de assen: komt dat uit de bovenpool of komt dat uit de onderpool?
Nell: ik denk van de onderpool. Maar omdat dat zo snel switcht is het ook boven het denken uit. Dat is een gevoel dat kun je niet bedenken.
Alfons: Nee dat kun je niet bedenken dus de bovenpool is even uitgeschakeld.
Op grond waarvan besluit je iets wel of niet te doen. Iets wat van binnenuit uit de onderpool opstijgt en dan wordt het ergens voelbaar.
het kan ook van hier daar naar toe schieten.
Nell: het hoofd zit er dan wel bij, het is wel doordacht
Alfons: het komt hier binnen, dit is 1, dan moet er een besluit genomen worden, dan ga je niet naar buiten, dan ga je opnieuw naar binnen (2) en dan met het hoofd erbij.
Dus waar hier nog de bovenpool is en hier de onderpool, dan zie je dat de onderpool de eerste aanzet geeft. Vervolgens wordt dat gevoeld en ter harte genomen. Dan komt de beslisser. En die pakt dan met het hoofd, en zegt oke nu gaan we het ook aanpakken , bestuderen, uitschrijven, en wordt het hier geintegreerd.
Als ik denken en voelen verbonden heb dan moet ik het ook met het doen en dus gaan we proberen. En hier zit heel veel proberen in, want je doet hetgeen je doet, herhaal je niet zomaar. Want elke keer begin je opnieuw.
Nell: geen les is ooit hetzelfde bij mij, in die zin ben ik wel een pionier. Ook wel. dat ik dingen zelf uitprobeer, zelf ontwikkel, zelf doe.
Alfons: dit is dan naar buiten toe gebracht. Maar ergens pak je hier, hoe ziet deze verhouding eruit en hoe ziet deze verhouding eruit. En dan zie je dat deze, de beslisser en de denker, dit goed connect, hier wordt het echt verbonden. En hier zit nog altijd een soort ruimte.
Hier zit het vervolg voor een nieuwe impuls, dat is niet verbonden, dat is onbewust.
Dit is bewust, beslissen, denken. Zijn gekoppeld
En voelen en doen zin niet gekoppeld omdat het voelen niet meteen tot doen leidt. In dit voorbeeld niet. Er valt een beslissing, denken en dan pas doen.
Nell: die puntjes zijn ruimte voor een nieuwe impuls.
Alfons: dat doe ik met een client, die vertelt. En ik zie dan in het vertellen de beweging ontstaan. De beweging komt niet van daar maar van daar. Maar waar gaat hij naar toe. Hij gaat eerst daarnaar toe, moet binnen komen. Wordt gevoeld, neemt een besluit gaat dat denkend uitwerken en vervolgend doen.
Dus het is een gedacht doen.
Wat doe je dan in deze beweging. In deze beweging poog je deze polaire as, deze ruimte as, deze onmiddellijke as, de onmiddellijke ruimte, de negatieve ruimte as.
Dat poog je dan hier te connecten. Beslissen en denken moeten geconnect worden, verantwoord worden. Waarom? Je ziet dus besluiten en denken hebben enorme consequenties om dit te reguleren, anders vlieg je de bocht uit.
Je bouwt vanzelf hier de grote leidsvrouw uit, de beslisser en denker in jou, dat is bovenpool dynamiek en waar heb je in de rug last van?
Nell: overal. Soms boven, soms onder. Moet die gewoon alles dragen.
Kai: harmonie en evenwicht, dat lijkt me een onbewuste geestige invloed. Die moet beschouwen beslissen komt, meer onbewust, dan wordt het doordenken bewust in die mate dat het dan opstijgen kan in het doen, naar buiten kan gaan en als dat in evenwicht is dan ziet het eruit als een dynamisch kruis en statisch kruis.
De dynamiek is het statische kruis. Haar houding: hoe ver ze van het voelen naar het beslissen gaat, hoe sterke de beslissing in het denken gaat.
Wat ik zie is je kunt het vergroten of verkleinen, het statische kruis.
Hoe meer je dat uitbuit. Als je een kleine beslissing maakt en weinig nadenkt is het moeilijk om het naar buiten te doen.
En als je een grote beslissing maakt, en je gaat daarover heel veel nadenken, dan kan deze kracht ook bewust in het doen omzetten en naar buiten uiten. Daar wort een evenwicht geschept in de dynamiek van de rug.
Alfons: dat kan, dat zou ik dan willen invullen met concrete dingen.
Wat nell beschrijft heb je een beweging die die kant op gaat en die die kant op gaat.
De ene keer van linksonder naar re boven en dan van li boven naar re onder maar het kruist allemaal de rug.
Nell: het is nooit doen en dan pas denken. Ik poets nu het hele huis en dat is heel louterend. En dat is ook denken maar anders.
Alfons: voor iedereen geldt dat dit niet de hele jij is, het zijn maar aspecten waarbij het interessant is als de vraag is: hier moeten onderpool en bovenpool in harmonie met elkaar gebruikt worden en er moet een evenwicht tussen binnen en buiten komen.
Dat vergt nogal verkeer over dat middelpunt. Een evenwicht waarmee je overeind blijft.
Nell: dat doe ik door ontzettend veel tijd voor mezelf te nemen.
Alfons: dus door te vertragen: ja
Heel snel is alles teveel. Alles wat erbij komt, zullen we dit of dat gaan doen. Dat moet ik beperken anders wordt het chaos, dan wordt het teveel, dat is altijd al zo geweest en dat weet je en daar deal je dan mee.
De binnenwereld compact maken is de strategie waarmee je je eigen onbegrensdheid in relatie tot een onbegrensde wereld in tact houdt.
Nell: dat flitsen, dat ik snel flits dat is binnen mijn horoscoop uranus. De stand van uranus is er verantwoordelijk voor dat ik heel snel flits.
Dat kan niemand mij uit het hoofd praten, dat is een gegeven. Die polaire dynamiek van en-en.
Je hebt saturnale krachten nodig om uranus in bedwang te houden.
Alfons: ieder vertelt zoals hij het vertelt. Je poogt terug e luisteren wat iemand letterlijk zegt. Bijv impuls oppakken. Pak je dat met bovenpool of onderpool.
Je moet natuurlijk concepten hebben van boven/ onder, binnen/ buiten. Maar met boven onder en binnen buiten met mee en tegenbewegen, dat zijn de hoofddynamieken. Als je die opspoort kom je al veel tegen wat in ieder mens speelt.
Kai: dat is dat wat wij in het najaar doen willen met ons allen in het vervolg van de studieklas, de theorie inwerken laten, het met de buik oppakken en kijken wat komt uit mezelf eruit. Door de dynamiek te zien. Wat zijn positieve dingen, wat zijn negatieve dingen, wat kan ik delen met anderen.
Hoe sta ik in verhouding tot artes, hoe wil ik daar verder gaan.
Hoe kan mij dat helpen en hoe kan ik de anderen helpen.
Ik zie dat ik in een kort half jaartje best wel veel begrip grip op mijn proces gekregen heb. En met druk beter om kan gaan. Het wordt veel makkelijker om losse feiten toe te laten en mij daarin te bewegen.
De contouren ook in de context de realiteit te zien. Te zeggen theorie is ook in de werkelijkheid te vinden. In de praktijk bekwaam competent daarmee om te gaan. Dat maakt mij super plezier. En daar wil ik graag faciliteren om mee te gaan, dit gaat om levenskunst.
Alfons: dat wordt een plan voor het najaar waar iedereen nog voor uitgenodigd wordt.
Inhoudsopgave