Kennis

Vragen bij het fenomeen kennis.

Je kunt alle kennis benaderen als een magazijn waarin diverse vormen van kennis van diverse disciplines in diverse pakketjes toegankelijk liggen opgestapeld voor degenen die er ooit gebruik van willen maken. Inmiddels is het magazijn rijkelijk gevuld en dient de beschikbare magazijnruimte nog steeds uitgebreid te worden, tenminste als we alle beschikbare kennis tot nu toe willen bewaren, ook al lijkt het heel veel, deels of volkomen achterhaald. Is het niet zaak om de magazijnen op te schonen, nu niemand meer het overzicht heeft? Of is het toch van waarde om al die kennis te bewaren, alleen al om te laten zien hoe de mens zijn kennis heeft ontwikkeld en om eventuele ongebruikte kennis ooit weer terug te kunnen vinden indien van node. Kennis als los te hanteren pakketjes al of niet inzetbaar en voor elk wat wils?

Speelt de wijze waarop we kennis vergaren (los of naast de hoeveelheid ontwikkelde kennis, het wat, de kwantiteit), niet evenzeer een belangrijke rol, want over welke kennis gaat het eigenlijk? Betreft het kennis inzake ingewikkelde constructies, complexe processen, producties en producten en zo voort of gewoon simpele en handige weetjes? Is bijvoorbeeld de empirische wijze van kennis vergaren de enig mogelijke weg naar betrouwbare kennis of kunnen andere wijzen daarin ook een rol spelen, zoals de fenomenologie? Evenzeer op empirische grondslag, maar toch zoekend naar andere verbanden dan de strikt causale. Zijn bepaalde verbanden altijd herhaalbaar of komen ze alleen maar in bepaalde samenhangen voor?

Gaat het om een kwantitatieve hoeveelheid kennis en of een kwalitatieve hoeveelheid kennis? Waarin verschillen deze twee vormen van kennis nu? Staat kennis los van elkaar in afzonderlijke min of meer toevallige pakketjes en of dient welke kennis dan ook in samenhang gebracht en gedacht te worden? Dient kennis slechts de nieuwsgierigheid en de maakbaarheid en of dient kennis een noodzakelijke samenhang te vormen, vanaf haar eerste aanvang tot aan haar rijkste ontplooiing? Wat is eigenlijk kennis, wat is de aard van onderscheiden kennisvormen, hoe waar of hoe werkbaar dient kennis te zijn? Kan kennis het mogelijke resultaat zijn van een begrijpend en beeldend kennen en kunnen?

In deze gaat het deels om object betrokken kennis, in vele vormen en of disciplines, met een zekere objectieve grond, al of niet empirisch te verifiëren en of te falsifiëren. Maar wat te doen met subject betrokken kennis? Wat is subject betrokken kennis? Of dienen we van subject betrokken kunst te spreken? De kunst om kennis op een adequate wijze te kunnen hanteren?

Maar hoe hangt dan kennis samen met de al of niet te kennen en of al of niet gekende werkelijkheid? Blijkbaar onderscheidt het kennen zich van het kunnen, de een meer object betrokken en de ander meer subject betrokken? Hoe dient het kennen en het kunnen zich, op een adequate wijze, tot elkaar te verhouden, om zowel de werkelijkheid als de kenner en de kunner recht te doen?

In een tijd waarin onze kennis zich alsmaar uitbreidt, doet zich de vraag voor waartoe nu al die kennis eigenlijk moet dienen, gaat het om de kennis als kennis, ongeacht haar bruikbaarheid? Of zijn we bezig alleen maar die kennis uit te breiden, waarvan we een of ander voordeel verwachten? Voordeel voor wie, de producent, de consument, de natuur, de aarde? Kan het streven naar een bepaalde soort van kennis ten koste gaan van andere vormen van kennis? Wie bepaalt nu welke kennis wel of niet relevant dient te worden en of van waarde? Gaat het hier om fundamentele kennisgebieden of ook om toegepaste kennisgebieden? Kan het zijn dat we zeer eenzijdig onze kennisboom aan het uitbouwen zijn, slechts leidend naar macht en manipulatie? Speelt de vraag naar de dienstbaarheid, naar de ethische, esthetische en of metafysische waarde van kennis voor mens en milieu, mens en aarde nog een rol van betekenis? Hoe dient in dit verband de samenhang van het streven naar goedheid, schoonheid en waarheid opgevat te worden?

Wanneer kennis explosief zich naar alle kanten kan ontwikkelen, dienen we evenzeer de vraag te stellen waartoe al die kennis? Hebben we al die kennis wel nodig? Wordt heel veel kennis niet overbodig als we onderzoek doen naar de motieven waarmee die kennis ontwikkeld wordt? Wat is nu noodzakelijke en mogelijke kennis als het gaat om leefbaarheid van mens en aarde? Kennis ontwikkelen om bijvoorbeeld de plastic oersoep in de oceanen te kunnen opruimen, is sowieso hard nodig aangezien de polymeren diverse leefsystemen kunnen binnendringen en we nog niet weten met welke consequenties? Of dienen we kennis te ontwikkelen waarin we een alternatief zoeken voor plastics en of voor de wijze waarop we plastics dienen op te ruimen en of te verwerken? Plastics zijn in tal van toepassingen niet meer weg te denken en hebben zeer wel een waardevolle rol. Maar hoe waardevol wordt plastic als we daarmee biosystemen met al of niet nadelige gevolgen kunnen penetreren en of torpederen?

Met andere woorden, elk stukje kennis heeft consequenties voor de samenhang waarin die kennis al of niet van waarde en of van nut kan worden. Die samenhang betreft in dit verband het totale milieu, zowel wat betreft de al of niet beschikbare grondstoffen en de al of niet grenzeloos te verspreiden natuurlijke en kunstmatig gefabriceerde (grond)stoffen. We hebben een grandioze kennis ontwikkeld over zeer gedetailleerde en gespecialiseerde kennisgebieden, maar we hebben helaas nauwelijks kennis ontwikkeld over het al of niet inzetten van al die kennis op talloos onderscheiden gebieden en dito toepassingen. Kortom waartoe leidt al die versplinterde kennis als we geen zicht ontwikkelen op een eventueel te denken samenhang. Maar hoe dienen we die samenhang empirisch te onderzoeken, te denken? Vooral als samenhang misschien niet bestaat uit afzonderlijke causale betrekkingen, maar wellicht uit een complex geheel van causale betrekkingen? Hoe zetten we die experimenten uit in een te onderzoeken verband, of zijn we al bezig met het grootste experiment aller-tijden; niet in maar buiten het laboratorium, in de werkelijkheid van alle dag? Maar hoe dienen we nu te werk te gaan in dit immense laboratorium? Welke onderzoeksmethoden staan ons feitelijk ter beschikking en vooral hoe dienen we een en ander aan te pakken en in een wetenschappelijk project uit te lijnen?

Is elk stukje kennis noodzakelijk geweest om het benodigde kennis bouwwerk vorm te kunnen geven? Ook al speelt bepaalde kennis geen rol meer, blijft het de moeite waard ze te behouden? In welke mate is bepaalde kennis toch ten onder gegaan en niet meer terug te winnen en of terug te vinden? Zijn alle stukjes kennis te beschouwen als momenten van een geheel en ten dienste van dat geheel in te zetten? Dient in elk stukje nieuwe kennis niet steeds opnieuw het geheel aan kennis te weerspiegelen? Of verandert elk stukje nieuwe kennis niet juist het geheel aan beschikbare kennis? Hoe ontwikkelt zich nu feitelijk of idealiter een organisch kennis bouwwerk? Of zijn het allemaal losse puzzelstukken en ontbreekt elk zicht op het geheel?

Duidelijk is dat we hier niet zoeken naar losse weetjes, noch om een louter weten, maar om zicht te krijgen op een al of niet voortschrijdend inzichtelijk begrijpen en verstaan hoe kennis zich ontwikkelt. Is het mogelijk een in zich noodzakelijke en consequente voortgang in de ontwikkeling van kennis te construeren en of te reconstrueren, die in zich verstandig of redelijk is te noemen? Is de behoefte en of het verlangen naar een longitudinale ontwikkelingsgang in de kennis wel reëel, of is het meer een onmogelijke en niet te funderen wens? Met heel veel kennis kunnen we niet altijd iets nuttigs bewerken en toch wat beweegt de mens in deze te blijven streven naar meer kennis? Is er sprake van een soort vooruitgangsgeloof, steeds meer en steeds beter te kunnen kennen? Maar waartoe dan uiteindelijk? Is er een verstandige rede te bespeuren in de werkelijkheid? Speelt een bepaald geloof in de rede hierin nog een bepaalde rol of de verwachting dat een intelligibele werkelijkheid niet is overgeleverd aan het toeval? Zoekt de werkelijkheid middels de mens zichzelf te leren kennen of probeert de mens aan deze werkelijkheid te ontstijgen teneinde zijn eigen werkelijkheid te realiseren? Kan de mens zich überhaupt aan deze werkelijkheid onttrekken?

De vraag is of losse brokken kennis zonder enige samenhang nog wel zo handig is, nu we zover zijn gevorderd dat we met onze kennis in tal van zaken weten in te grijpen, uiteindelijk kan de ene kennis de andere kennis tegenwerken, ofwel direct ofwel indirect langs de omweg van een werkelijkheid die op haar beurt zich opnieuw gaat verhouden tot een menselijke werkelijkheid, die voorlopig niet de hare is, maar waarin ze zich misschien adequater kan ontwikkelen dan de mens zelf in een door hem zelf veroorzaakte werkelijkheid, die zich al of niet tegen hem gaat keren. Kan de werkelijkheid verder zonder de mens en of kan een mens verder zonder werkelijkheid?

Vormt kennis daarin en of daartoe een noodzakelijke en of een mogelijke factor en of rol van betekenis? Hoe noodzakelijk waar, schoon en goed is onze kennis in het licht van een zich ontwikkelende werkelijkheid? Zet de mens zich in deze buiten spel of verstaat hij de kunst om het spel met de werkelijkheid vorm te geven teneinde zichzelf en de werkelijkheid een toekomst te bieden. Hoezo toekomst, als we alle beschikbare kernwapens inzetten kunnen we de aarde meermaals vernietigen, waar zijn we dan mee bezig als we dit ook weten? Wel ontwikkelen en niet inzetten? Prima, maar dan ook maar meteen ontmantelen en er iets leukers mee doen?

In hoeverre wordt een an sich vernünftige mens ooit für sich vernünftig, dat wil zeggen vrij en in staat na te denken over zijn rationele vermogen, dat wil zeggen zich reflexief te leren verhouden tot zijn rationaliteit in deze, na te denken over wat het denken aan kennis wil ontwikkelen omtrent het wie en wat, het waar en wanneer, het hoe en waarom. Het denken van het denken, het denken over het denken, het denken over het vermogen om kennis in een rationeel verband te denken? Gaat het over de vorm van denken en of ook over de inhoud van dit denken? Zijn vorm en inhoud van het denkproces wel te scheiden? In welke mate vraagt het denken over het denken niet een vorm van bewustzijn? Maar een bewustzijn waarvan? Staat dat denken los van het bewustzijn of uit het bewustzijn zich in het denken, is er ook een bewustzijn mogelijk zonder denken en of een denken zonder bewustzijn? Wat is nu dan bewustzijn en welke vormen van bewustzijn spelen in deze een bepaalde rol? Speelt het bewustzijn slechts een formele rol of is het ook materieel substantieel te denken?

Kan het denkend bewustzijn zich verhouden tot haar ken objecten en met welke zin en betekenis? Kan het denken zich tot dat denken verhouden? Met welk doel en resultaat kan dit denken zich vrij maken van het eigen denken en of het denken over de werkelijkheid? Of is het denken niet meer dan een toevallig verschijnsel van die werkelijkheid, maar waarom probeert dat denken die zelfde werkelijkheid tot op de bodem te ontraadselen? Blijkbaar allemaal toch niet zo toevallig? Valt het denken toe aan de werkelijkheid en of valt de werkelijkheid toe aan het denken? Brengt het toeval een inherente noodzaak en of mogelijkheid aan het licht, want hoe toevallig ook, we kunnen nu niet meer om dit denken heen, temeer nu dit denken de werkelijkheid ook per toeval is gaan bewerken? Of is dit toeval te herleiden tot een wisselwerking, tot een constructieve dialectiek tussen mens en werkelijkheid?

Inhoudsopgave