De vrije persoon
Een vierledige differentiatie in de persoonsontwikkeling.
De persoonsontwikkeling kunnen we schetsen aan de hand van vier aan elkaar gerelateerde karakteristieken: een zelf / autoïteit, een ego / egoïteit, een individu / identiteit, een ik / authenticiteit.
De dynamiek tussen het zelf en het ik.
Elk persoon heeft zijn eigen authentieke, unieke bron. En die bron wil door jou heen klinken. Per sonare betekent letterlijk door heen klinken.
Waar komt die bron vandaan? In onze cultuur zetten wij hier een dik vraagteken bij. Zijn wij een geestelijk zielewezen? Wat doen wij eigenlijk hier op aarde en of wat hebben we te doen? Zijn we puur een evolutionair toeval? Mag, maar ontslaat dat ons dan van de vraag waartoe zijt gij op aarde? En of van de vraag hoe we in deze dienen verder te werken aan een persoonlijke ontwikkeling? Met als achtergrond het aldurende en oorspronkelijke menselijke streven naar innerlijke en uiterlijke ontwikkeling. Ontwikkeling waartoe?
In en door de persoon heen zie je ‘iets’ van jezelf verschijnen. Dit verschijnen is aanvankelijk een onbewust iets. Je ziet jezelf dingen doen en zeggen zonder dat je weet waar je het vandaan hebt. Iedereen kent hopelijk wel van zichzelf een anekdote, meestal al uit je vroege jeugd en of op latere leeftijd, die exemplarisch is voor de grondtoon van je psychè, je zielevonk.
Je bewust worden van deze zielevonk, die al of niet kan oplichten, vraagt een zich er tegenover op kunnen stellen vanuit je ik functie, vandaar dat we enerzijds kunnen spreken van een reflexief vermogen en anderzijds van een daaruit voortspruitend innerlijke dialoog tussen het zelf en het ik. Het reflexieve vermogen ontstaat precies in de tijd ruimtelijke dynamiek tussen het zelf en het ik. Even ervan uitgaande dat we ze niet deporteren als een illusoire werkelijkheid, niet ongebruikelijk in een zielloze en geestloze werkelijkheidsopvatting, die zich wetenschap noemt, maar dat terzijde.
Wie zich werkelijk opent voor het wonder van het menselijke fenomeen, kan zich niet onttrekken aan het genetisch overstijgende oorspronkelijke wezen dat vaak uit het ondoorgrondelijke blauw, haar strevingen en talenten als uit een onmetelijk niets doet verschijnen en ontembaar aan het licht wil brengen.Je kunt het op talloze wijzen tegenkomen, zowel in de wiskunde als in de muziek, zowel in het esthetische als het ethische domein, enzovoorts. Weer gevoelig worden voor het kunnen openen en je openstellen voor van deze aller oorspronkelijkste bron, vraagt een onbevangen grondhouding, waarin het wonder mag geschieden.
Hoe de dynamiek tussen dit zelf en dit ik te schetsen? Een paar karakteristieken, eindeloos verder uit te werken, nodig je zelf uit dit verder te exploreren.
Deze bron betreft dus je zelf, je eigenste wezen, je eigenste zijn, zoals er maar eentje is, met haar/zijn unieke vingerafdruk.
Als jij je verbindt met jezelf, ga je met de stroom mee de onbegrensde ervaring in. Dit meegaan is doorgaans van zichzelf nog onbewust.
Het ik daarentegen, gaat tegen de stroom in. Het is een dwarsligger, stelt zich tegenover en grenst af. Dit tegenover stellen maakt je bewust.
Het zelf gedijt in de warmte van het collectief en krimpt in de kou van ieder op zich.
Het ik wordt sterker in de kou van de confrontatie, maar gaat kopje onder in de warmte.
Het zelf gaat er bij liggen en laat het over zich heen komen. Het zelf zegt ja en kan moeilijk nee zeggen.
Het ik gaat er voor staan en recht zich. Zegt basta, afgelopen. Het ik kan ja en nee zeggen, maar zegt minder makkelijk ja.
Het zelf creëert een centrum, maar kan ‘m niet innemen.
Het ik gaat in het centrum staan, maar kan hem niet verlaten, het is de punt in het midden.
Het zelf wil zich laten zien.
Het ik wil gezien worden.
Het zelf laat zich leiden en zoekt houvast.
Het ik leidt en geeft houvast.
Het zelf durft geen fouten te maken, het gaat onbewust steeds weer de fout in.
Het ik durft fouten te maken, het is zich bewust van het onderscheid tussen persoon en functie. Het trekt zich los uit de handeling en zegt sorry, dat ging fout, volgende keer beter.
Het zelf heeft het oor als zintuig, het luistert.
Het ik heeft het oog als zintuig, het ziet.
Het zelf is de buik.
Het ik is de rug.
Zo maar wat karakteristieke dynamieken tussen het zelf en het ik. Dat ze niet gelijkelijk kunnen verschijnen is eigen aan hun tegenstellende dynamiek, deels participerend, deels opponerend. Verder valt er ook een graduele fasering te ontdekken in de ontwikkeling van het zelf naar het ik, respectievelijk de zelf-functie en de ik-functie. Deze functies dienen in de loop van de levensloop ontwikkeld te worden, de één sneller dan de ander, de één met meer hindernissen dan de ander. In ieder geval moge duidelijk worden dat deze functies al of niet verstoord en al of niet ongestoord tot ontwikkeling mogen komen in de persoonsontwikkeling. De therapeutische praktijk laat zien dat het een wereld van verschil kan uitmaken wanneer je al of niet ontvangen en verwelkomd voelt, dan wel geruggensteund en bemoedigd in plaats van afgewezen en buitengesloten. De één komt het te boven, de ander niet makkelijk of helemaal niet. Het antwoord kunnen vinden op wat je overkomt, van tegenslag tot ziekte en lijden, mag wel gerelateerd worden aan deze oorspronkelijke bron, die zich alleen maar laat kennen aan de feiten, desalniettemin blijft het een prachtig ongenaakbaar mysterie. Wie daar oog en oor voor krijgt schept humaniteit, een noodzakelijke en vruchtbare voedingsbodem voor menselijkheid, daar waar de onmens reeds is aangetreden en zijn voetspoor over lijken plaveit.
Het zelf.
Een vierledige differentiatie van de persoonlijke ontwikkeling. De manier waarop een persoon verschijnt is op te delen in een vierledig diagram met de betreffende begrippen-paren, zie boven. Deze begrippen behoeven enige uitleg ter introductie, met name om de samenhang en de dynamiek tussen deze begrippen nader te verkennen. De begrippen op zichzelf hebben ook geen statische inhoud, maar zijn even dynamisch als de mens. Het gaat hier vooral om een eerste schets omtrent de samenhang tussen deze begrippen.
Het zelf staat hier voor het deel van de persoonlijkheid dat voornamelijk vanuit het onbewuste vorm krijgt. Het is ook synoniem met de eerste levensfase van 0-7 jaar. Men kan dit zien als het kind in zichzelf, dat zonder terughouding uitstroomt en meebeweegt. Het zelf neemt deel aan iets en verbindt zich er mee en valt samen met zijn willen. Men kan het ook zien als de gemoedstoestand waarin iemand zich kan bevinden als hij ergens in opgaat. Tijd en plaats worden dan vergeten en de persoon verliest zichzelf in datgene waar hij mee bezig is.
Het zelf-beeld staat voor het deel van de persoonlijkheid waarin men zichzelf weerspiegeld heeft, het deel wat iemand gewaarwordt van zichzelf als een tegenover en daardoor ook waar te nemen. Hier ontstaat een eerste ik-beleving. Het vertegenwoordigt o.a. de levensfase van 7-14 jaar. Het opgroeiende kind wat zichzelf in een relatie tot zijn omgeving gaat plaatsen. Het niet volledig ondergaan in de gebeurtenis, maar het groeiend besef van reactie op de wereld om zich heen, een eerste ontwaken van een veranderlijke reflectie. Een beginnend zelfrespect, je al of niet in harmonie weten met je voelen.
Een tweede begrip wat in dit kwadrant geplaatst kan worden is het ego. Deze verdubbeling laat het begin zien van een innerlijk tegenover. Ego, ik kom tegenover mij zelf te staan, een eerste poging om te achterhalen wie ik ben. Vele pogingen zullen volgen, maar soms, om vele redenen, sluit de mens zich in zijn zelfbeeld op en legt zich vast in een statisch zelfbeeld. Dit staat voor een bepaalde houding van een persoon waar hij zelf deels bewust en deels onbewust aan wil voldoen, een imago wat hij op wil houden of een bepaalde rol die hij wil spelen.
Hierdoor ontstaat een begrenzing, een eerste onvrije ik-beleving. Want doordat de persoon door omstandigheden niet vrijelijk zichzelf kan zijn, draagt hij als het ware een masker en legt zichzelf beperkingen op om niet uit zijn onbewust zelfgekozen rol te vallen. Dit ego ontstaat vaak als verdedigingsmechanisme op omstandigheden waar iemand niet ongestraft zichzelf kon zijn. Maar het ontstaat ook door de sociale interactie met bepaalde vastgelegde rollen en rolpatronen. Het heeft of had dus een belangrijke functie, maar kan problemen opleveren in zoverre het de persoonlijke ontwikkeling kan belemmeren. Wanneer men zich opsluit in een ego of in een rol ontstaat de mogelijkheid dat iemand een stuk persoonlijke vrijheid inlevert om zich zelf te zijn of te worden.
De dynamiek tussen zelfbeeld en ego.
Zelfbeeld is het op een gegeven moment kunnen gewaarworden en waarnemen van je zelf. Je zelf gewaarworden van binnen uit en het jezelf waarnemen van buiten af. Deze tegenoverstelling breekt op een gegeven moment door en of treedt aan het bewustzijn. Normaliter kan dat gebeuren wanneer jij je verbonden hebt met jezelf en mee bent gaan bewegen in de stroom van het actuele gebeuren. Je bent dan doende te verschijnen in de wijze waarop je al of niet, in mindere of meerdere mate bezig bent. Vaak merk je pas aan de reactie van je tegenover wat je aan het doen bent. Wordt je verwelkomd of afgewezen. Dat roept weer een reactie op in en vanuit het zelf, mijn zelf. Hoe was zijn reactie op wat ik deed en hoe was mijn reactie op wat ik mee maakte en of wat hij deed? Werd ik angstig, boos, verdrietig of blij? Voelde ik mij slim, stom, waardevol en of waardeloos? Dit terug buigen (re-flectere) van het ikje naar het zelfje, dit reflexieve vermogen, is mede afhankelijk van het beginnende ikje dat zich heeft losgemaakt uit die meegaande beweging, dan wel wordt uitgestoten en of afgestoten. De tegenoverstelling kan zowel van binnen uit als van buitenaf ontstaan.
De vorming van het zelfbeeld, het zicht krijgen op je eigenste zelf, is dus mede afhankelijk van zowel de reagerende buitenwereld als de acterende binnenwereld. Dat zelf beeld is onderhevig aan verandering, het kan flexibel evolueren en of dramatisch verstarren. Het zelfbeeld mag en kan in de loop der tijd veranderen; jouw manier van verschijnen volgend, kan je ikje dat al of niet appreciëren en of afkeuren. Het bewust wordende ikje kan zich hierin al of niet vinden, hervinden en of zich hiertoe niet verhouden. Het ikje bemoedigt zichzelf of roept zichzelf tot de orde, geeft zijn controle uit handen dan wel houdt kritisch de vinger aan de pols.
Het kwadrant van het zelfbeeld is in deze gelijkelijk ook het kwadrant van het ego. In de mate dat het ikje groeit, in die mate groeit het zelfbeeld. Aan dat ikje wordt ook vaak het ego als term verbonden. Dat kan positief verstaan worden, in die zin dat het zelf steeds meer ontdekt en weet wie het ten diepste wil zijn en of worden. Buber drukt dat uit met de zinsnede, op een gegeven moment ontdek je wat niemand anders dan jij hoogst persoonlijk wil en kan doen. Het ego accordeert zich zelf als bron van zijn en worden.
Het ego kan echter ook verstarren tot een vastgeroest zelfbeeld. De persoon kan dan in vele gevallen niet meer oorspronkelijk zichzelf zijn. Hij houdt zich een masker voor (persona = masker). Als je ervaren hebt dat bepaalde pro-actieve ‘verschijningen’ al of niet gewenst zijn – al of niet te uitbundig je hebt uitgelaten over wat jou bewoog, dan wel dat je behoorlijk bent afgebekt en of op je bek bent gegaan – dan kan je je zelf maskeren en of je gedwongen voelen een bepaalde rol op je te nemen.
Het zelf aangemeten en of opgelegde masker wordt dan door het ego geïncorporeerd en of gehanteerd. Het bewustzijn van dat afgepaalde en afgebakende ikje, het ingekaderde ego, oefent controle uit op iets wat anders spontaan en onbewust haar gang kan gaan. Je kunt ook zeggen, dat het ego de warmte en het enthousiasme van de ik-organisatie, het hart, uit het handelen haalt, waardoor er verkilling en verkramping kan ontstaan, een wijze van je afsluiten en opsluiten.
Hoe het ego vervolgens reageert op het masker van de ander, zegt dan meer iets over het eigen ego dan over de ander. Het betreft vaak een onbewust actie reactie mechanisme. Hetgeen de ander doet, komt dan niet meer onbevangen terecht in je eigenste zelf, maar triggert bij voorbaat al of niet je defensie mechanisme, of anderszins je gevoeligheden, mogelijk ooit ontstaan uit verwonding(en) van velerlei aard.
Het ‘masker’ van de ander, zijn wijze van ageren en reageren, kan je ego triggeren om vervolgens in je eigen mechanisme te schieten en vandaar uit te reageren. Maar de trigger zo weten we, is niet de oorzaak van mijn reactie, die reactie zat al ergens in mij vervat als een ooit reeds vastgelegde reactie, waar ik me weer van bewust kan worden, als ik terug ga en of wil blijven stilstaan bij wat mij zo al raakte. Een ego dat op een ego reageert, kan een ware hel scheppen. Menige relatie verwordt dan spreekwoordelijk tot een spiegelpaleis waarin de zelven verdampen in hun wederzijdse projecties, illusies of wanen.
Als jij echter jezelf bent en bij je zelf kan blijven, dan doe je geen appèl meer op iemands masker, op iemands onbewuste reactiemechanisme. De ander kan dan gemakkelijker zijn masker afzetten. Vaak zitten daar kleine hartjes onder, die O zo graag willen verschijnen, maar niet meer weten en of niet meer voelen wat hen ten diepste bewoog en of beweegt. Je zelf zijn, kan dan helpend zijn om de ander weer bij zichzelf te doen landen. De ander in deze beleren, is uit den boze, het beleren weerspiegelt slechts de eigenste act van het ego.
Dat je een masker draagt is veelal niet makkelijk te zien, maar het kan gebeuren dat je ontmaskert wordt. Dat kan een heel pijnlijk en angstig gebeuren zijn, maar het kan ook op een vreugdevolle wijze plaats vinden. Wordt je ontmaskert of laat je je eigen masker vallen, omdat het niet meer dient. Of mag je je veilig en geborgen voelen, zodat het masker zijn functie begint te verliezen? Er zijn vele mogelijkheden en kansen, voor wie zich daarvoor openstelt. Het kan handig zijn om er achter te komen wat ooit mij dwong dit specifieke masker te dragen? Dat vergt een hele zoektocht door het labyrint der gebeurtenissen en aanvaringen. Een welwillend tegenover, die met je op weg gaat, teneinde je zelf aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen, kan in de begeleiding helpend zijn. Niet de ander dwingt je daartoe, maar jij zelf acht de tijd rijp om verder te groeien en je te bevrijden van alle onnodige ballast.
Eenieder mag best een rol spelen, moet zelfs in bepaalde situaties zijn of haar rol vervullen. Iemand speelt bijvoorbeeld een bepaalde rol, als leraar, arts, rechter, bestuurder, etc. Dat kan in een daartoe geëigende situatie heel functioneel zijn. Iemand heeft dan in die specifieke situatie die rol, hij of zij is niet die rol. Heb je die rol dan ontstaat er een tijdelijke identificatie, je kunt die rol dan weer afleggen. Ben je die rol, dan heb je niet eens in de gaten dat je die rol bekleedt, je kunt die rol dan ook niet naar believen hanteren dan wel laten vallen.
Die rollen die je niet bewust bent en die je ook niet zomaar kan laten vallen of afleggen, die zeggen iets over de noodzaak daartoe, het al of niet te hebben toegeëigend als toebehorend tot je zijn. Maar dat blijft altijd vatbaar voor nader onderzoek en biedt dus ook kansen om verder te kunnen doorgroeien in je persoonsontwikkeling.
De dynamiek tussen identiteit en individualiteit.
Het individu staat voor dat deel van de persoonlijkheid dat ondeelbaar zichzelf is geworden. Individu komt van individere en wil zeggen ondeelbaar. Ondeelbaar wil zeggen dat het individu haar identiteit heeft gevonden. Dat het nu identiek met zichzelf is geworden en samen valt met zichzelf. Hier komt de functie van het zelf terug als idem, met zichzelf verbonden en vastgelegd. Terwijl het zelf als ipse, telkens weer doorgang kan verlenen aan dat wat in het zelf als bron wil uitstromen.
Als individu ben je nu in staat je eigen identiteit vorm te geven: datgene in jou zelf wat onherleidbaar tot jouw zelf hoort. Je bent in staat samen te vallen met je wezen en dat vorm te geven. Als individu ben je je ook bewust geworden van jezelf. Je hebt je zelf onderzocht en weet nu wat wel en wat niet ten diepste bij je hoort. Je identiteit kan je niet zomaar vinden en ook niet zomaar verliezen. Je kunt wel in een identiteitscrisis geraken, hetgeen je noopt om opnieuw op onderzoek te gaan om je eigenste zelf weer te herbronnen. In ieder geval ben je van 14-21 jaar bezig om voor het eerst je identiteit vorm te geven door middel van afzetten en verbinden.
In het diagram van de persoonsontwikkeling, spreken we gemakshalve van de zelf as en de ik as, of beter van de zelf functie en de ik functie, de twee beschreven kardinale tegendelige functies in de persoonsontwikkeling. Deze twee tegendelige functies van zelf en ik, kunnen we op de betreffende assen nader differentiëren. Vandaar zelf as en ik as. De zelf as beweegt tussen autoïteit en identiteit, tussen zelf en individu functie. De ik as beweegt zich tussen egoïteit en authenticiteit, tussen ego en ik functie.
Autoïteit betreft de zich ontwikkelende eigenheid van het zelf, dat langs vele omwegen zichzelf uitleeft en al doende leert kennen en zo kan ontdekken wat bij haar hoort en wat niet in vele variaties, naar gelang de context en de eigen talenten. In de loop van ieders levensloop kan dat blijvend variëren, maar op een gegeven moment kan de persoon erachter komen wat wezenlijk haar eigen is en wat niet. Dat wat haar eigen is, daar wil het zelf, het ipse, mee samenvallen, identiek wordend met en aan zichzelf, deel hebbend aan een karakteristieke identiteit, die aan niemand anders toebehoort dan aan haarzelf.
Je kunt ook zeggen naarmate je identiteit zich vormt, valt het zelf ondeelbaar samen met zichzelf in haar betreffende identiteit. Dat ondeelbaar weerklinkt in het in-dividere, het on-deel-bare individu, dat nu haar eigenheid in bezit mag nemen en daarin zich ook mag vastleggen als een betrouwbare eigenheid waarin het zichzelf herkent en straks ook zal erkennen als zijn authenticiteit samenhangend met de Ik-functie.
Waar het zelf nog niet van zichzelf bewust is, daar wordt het zelf zich bewust van haar karakteristieke identiteit dat ondeelbaar samenvalt met haar zelf. Het betreft datgene van jezelf dat je hebt leren verkennen en kennen en in de herkenning uiteindelijk kan accepteren als een onvervreemdbare eigenheid, dat zich daar wil ophouden, waar het zelf zich ook aan kan laven. Het betreft al datgene waarvan je geleerd hebt dat het past bij jou om zo te werken en te leven. Het betreft een voorlopig kader waarin en waaraan het zelf zich herkent als haar eigenste wezen. Dit luisteren en kijken naar jezelf betreft het leren trouw te worden aan jezelf.
De dynamiek tussen authenticiteit en ik functie.
Het ik staat in functie voor het autonoom worden van de persoon. Autonoom betekent in staat zijn om in vrijheid je zelf (autos) de wet (nomos) te stellen. De volwassen leeftijdsfase van 21-28 jaar, waarin de persoon aanspreekbaar gaat worden op zijn authenticiteit. Authenticiteit betekent waarachtigheid in de betekenis van waarachtig je zelf kunnen zijn en blijven.
Het ik moet nog leren trouw te worden aan zich zelf, zonder zichzelf noch anderen daarin tekort te doen. Het ik in de persoonsontwikkeling is in staat zichzelf af te grenzen. Het Ik weet zich verantwoordelijk voor zijn eigen handelen, overeenkomstig zijn wezen. Het Ik kan zich ook openstellen voor anderen. Daarin kan het ik evenzeer zijn onafhankelijke positie prijs geven. In een dienst aan de ander is het juist in staat zijn eigen belangen terug te houden of daadwerkelijk op te geven.
Het vrij kunnen worden in de persoonsontwikkeling.
Met praktische menskunde willen we bevorderen dat jij als persoon vrijer wordt. Dit proces van vrij – autonoom – worden, is een proces waar je je hele leven mee bezig kunt blijven, hoewel menigeen vaak genoeg het maar laat zoals het zich voordoet of denkt te moeten voordoen.
Je bent onvrij als je alleen onder bepaalde condities je zelf kan laten zien. Je bent dan gebonden aan die condities.
In praktische menskunde gaan we die bindingen opsporen. Dit doen we door te onderzoeken in hoeverre jou persoonlijkheid al of niet enige consistentie en of coherentie vertoont. In het versterken van de relatie tussen ik en het zelf kun je je bevrijden van de condities, die jou in je eigen mogelijkheden beperken.
Het ik en het zelf komen pas in relatie tot elkaar als je ze kunt onderscheiden als twee afzonderlijke grootheden met een geheel eigen functie. Er ontstaat dan een spanningsveld waarin een pendelbeweging mogelijk wordt, zodat het ik en het zelf elkaar in een wederkerige afwisseling kunnen aanvullen. Zie verder enige aanvullende noties ten behoeve van eigen onderzoek.
1. Het zelf.
De eerste stap is, om er achter te komen waar jij warm voor loopt. Daar waar jouw enthousiasme opvlamt, daar vind jij je zelf. In je enthousiasme kun je jezelf laten zien. Daar verschijn jij zelf, vol zelfvertrouwen. Te relateren aan de basic trust van Erikson.
Het zelf is daarin buitengewoon naïef. Het is het eeuwige kind in jou. Het kleine kind zegt onbevangen ja tegen het leven. Het opent zich voor wat aan hem voordoet en gaat er enthousiast op in. Waarom? Dat weet het niet. Het gaat onbewust. Of het werkelijk leuk zal worden, moet nog blijken.
Daar waar je open gaat, daar ga je van jezelf uit. Je bent een bron, maar je realiseert jezelf niet als bron, want je bent helemaal bij de ander. Je verliest jezelf in die ander. Enthousiasme gaat vaak gepaard aan een vorm van zelf verlies. Het betreft een goddelijke vreugde onder te gaan in iets of iemand (theos / god). Zo kun je jezelf verliezen in een muziekstuk, in een film, of in het werk. In het proeven verlies je jezelf in de smaak. Dat is pas leven, nu voel ik, je zintuigen willen zich helemaal openen.
Verliefd worden is het grote voorbeeld van waar jij verschijnt en tegelijkertijd jezelf verliest. Waarom word je verliefd? Je hebt eigenlijk geen idee, maar het is een heerlijk gevoel. Verliefdheid is de ontmoeting van twee zelfjes, die aan elkaar ontvlammen en zich in elkaar verliezen.
In het eerste fase ligt het accent op het tevoorschijn laten komen van het zelf. Wanneer word jij ondeugend, waar gaan je ogen van twinkelen, wanneer kom jij los?
In het onbevangen ja zeggen tegen het leven ben je heel kwetsbaar. Het kleine kind zegt “ja, leuk” en geeft de ander zijn hand en gaat mee. In de beweging van het meegaan, in het participeren, raak je gevangen in de ander. (In participeren zit het woord cipier van cipere)
2. Het ego gerelateerde zelfbeeld.
De tweede stap is om jezelf te leren kennen in de ander of het andere. Want in het uitstromen van je zelf kom je letterlijk tegen de ander aan en op het moment dat die stroom gekeerd wordt kom jij jezelf tegen. Je hebt aanvankelijk nog geen eigen zelf ervaring. Via de ander of het andere kan die ervaring aan mij zelf terug gegeven worden.
Je kunt wel van alles over jezelf denken, maar daarmee krijg je jezelf niet in beeld. Daarvoor moet je aan de slag met de ander/het andere. En in die relatie kom jij jezelf tegen.
In het gelaat van de ander, zie ik mijzelf weerspiegeld. En in het bezig zijn met het andere kom ik mijzelf tegen als liefhebber of stuntelaar. Zie het als spel. Als jij aan de slag gaat met de ander, ‘slaat’ hij terug. Zo is tegenslag geen pech, maar een grote kans jezelf te leren kennen.
Het zelfbeeld vormt zich doordat ik leer kijken en luisteren naar zowel mijzelf als naar een ander. Zo kun je naar jezelf kijken als iemand die de rol speelt van liefhebber van postzegels of… vul maar in. In het spelen van onderscheiden rollen, kan ik mijn kwaliteiten leren ontdekken.
Omdat je jezelf leert kennen in de relatie tot de ander, kan het gebeuren, dat veel van de ander in jou terecht komt. Je komt dan niet meer overeen met jouw originele zelf.
De psychiater Bert Hellinger heeft bijvoorbeeld laten zien dat heel veel gedrag van zonen en dochters in principe dát gedrag is dat hun vader of moeder niet aan zichzelf voltrokken hebben. Dus een angst die iemand niet onder ogen heeft gezien en daardoor niet verwerkt, kan door een dochter of zoon geheel onbewust worden overgenomen.
Je hebt vaak een deel van je hele leven nodig om jezelf te hernemen.
In deze fase ga je leren om een stukje van je zelfbeeld scherper te krijgen. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van de archètypes kind, vader, moeder en de wijze. Het kind, de ouder en de volwassenen. Middels deze onderscheiden archetypes kan het zelfbeeld uitgezuiverd worden. Je leert bijvoorbeeld de eigen mannelijke kracht in jou te ontdekken en dat uit te zuiveren van de rol die jou vader gespeeld heeft in zijn relatie met jou. Een hoop ballast kun je hier naar buiten brengen.
Als je je bevrijd hebt uit de symbiotische binding met de ander, ben je pas weer in staat om een vrije relatie met de ander aan te gaan.
3. De individuele identiteit.
Verloor je je eerst in de ander, ervaar je daarna wat je bent, nu leer je wat je kan en je legt je daar op vast. Daar kan de ander jou op aanspreken. Je hebt een kwaliteit, die je nu kan laten zien. Dat is je identiteit.
Je hebt gevoeld wat bij jou past en je gaat dat oefenen. Je doet dat in relatie tot de ander die die kwaliteit bij jou oproept. Je gaat je wijden aan iets dat bij jou past. Met een bepaalde kwaliteit kan een bepaalde eigenschap samen hangen. Of ze “slecht” of “goed” zijn is betrekkelijk. Angstig zijn, verlegen zijn, naïef zijn, scherp zijn, het zijn allemaal kwaliteiten. Als ze jou blokkeren, dan behoren ze nog tot jouw kleine ikje, je ego, en heb je ze nog niet vrij gemaakt. Je verdwijnt dan in je kwaliteiten. Maar als je ze accepteert als tot mij behorend, dan maak je ze vrij en kun je er mee gaan werken. Ingebeelde angst, is angst die van de ander is en ze behoort jou niet toe. Maar jouw eigen angst kan een nuttige raadgever zijn, die jou helpt om naar jezelf te luisteren. Met jouw eigen angst als raadgever overleef jij het slagveld, maar pretenties die jij overeind moet houden worden aan flarden geschoten.
In de derde fase leg jij je vast op hetgeen bij jou past en wat jij wezenlijk wil vormgeven en in de vierde fase ga jij met de keuze van je werkvelden en de keuze voor een bepaalde discipline je verder vastleggen op dat wat jou goed ligt en waarin jij kunt excelleren.
Je hebt nu een stukje autonomie herwonnen, maar wil de ander dat ook accepteren? Met andere woorden kan ik daarin overeind blijven?
4. Het autonome authentieke ik.
De vierde stap is leren de kracht te ontwikkelen om mijzelf te handhaven in het mijzelf zijn. Autos = zelf en nomos = wet. Het autonome ik stelt zichzelf de wet.
Deze kracht ontwikkel je in de confrontatie.
Daarmee wordt niet bedoeld dat je de confrontatie moet zoeken. Maar je moet leren inzien dat, als je een grens aangeeft, je mogelijk ruzie krijgt, voor zover je nog niet in staat bent jezelf volledig te laten zien.
Iedere keer dat ik mij tracht uit te spreken en of een grens tracht te stellen, in die mate kan ik ook bemerken of de ander mij daarin al of niet serieus neemt. Het is dan interessant om de mogelijke afwijzing van de ander niet bij de ander maar bij je zelf te onderzoeken. In welke mate sta ik voor en val ik samen met wat ik te melden heb?
Vooreerst moet ik in mijzelf mijn eigen bron erkennen. Want uit mijn bron komen mijn strevingen, mijn enthousiasme, voort. Kan ik die gestand doen. Vervolgens moet ook de ander erkennen dat ik een bron mag zijn. Dat ik oorspronkelijk ben en dus geheel anders mag zijn. Dat moet je op elkaar veroveren. Jezelf en de ander voor lief nemen. Dat jij noch de ander volmaakt zijn en dat je daarin je eigen grenzen hebt.
De persoon als een tweestemmig wezen in wording.
In je persoonlijke ontwikkeling ben je nooit klaar, de mens is per definitie een onaf wezen. Hij verkeert in een voortdurende staat van wording. Deze wording kan de mens voor een deel zelf leiden, aangezien de mens een twee stemmig wezen is, die over zichzelf kan nadenken om tot een afweging te komen omtrent zijn handel en wandel. In de persoonsontwikkeling dient die tweestemmigheid tussen het ik en het zelf vorm te krijgen in de innerlijke dialoog. Een innerlijke dialoog die weer gedeeld kan worden met en ten overstaan van de significante ander.
Het al of niet vorm kunnen geven aan deze facetten / fasen in de persoonsontwikkeling resulteert in een bepaalde persoonlijkheid. Zij zijn in meerdere of mindere mate ontwikkeld in ieder mens. Op grond van deze facetten kan een dynamisch beeld verkregen worden van de persoonlijkheid. Het is van belang deze eenvoudige versie van de persoonsontwikkeling, zoals het hier ter kennismaking in het diagram wordt geïntroduceerd niet als een zwart/wit, statisch plaatje te zien. Zowel de persoonsontwikkeling als het diagram verwijzen naar dynamische en vooral complexere processen!
Toch is het voldoende om hiermee het zelfonderzoek te starten. Het doel van dit zelfonderzoek is de dynamica op te sporen in het systeem dynamisch veld van de eigen persoonsontwikkeling. Naarmate dit vordert, kan je van binnen uit gaan ervaren hoe deze innerlijk te traceren inhouden en werkingen evenzeer in het diagram als een systeem dynamisch veld gaan functioneren. Het diagram maakt dat slechts op een methodische, systematische en logische wijze zichtbaar.
Aangezien de persoonsontwikkeling zich ontsluit in een complex en dynamisch interferentiepatroon is het tot nu toe gestelde marginaal. Het is daarom ook van belang dat verder te exploreren. Elders in de website kunnen we bijvoorbeeld het dynagram vinden met betrekking tot de verschillende stadia van de ik-ontwikkeling in de eerste drie zevenjaarsperioden (ik bewustzijn – ik beleving – ik realisatie). Deze drie fasen vormen belangrijke stappen, die kunnen leiden tot de ontwikkeling van het fysieke ik (21), daarna volgen nog twee maal drie zevenjaarsperioden met de respectievelijke ontwikkeling van het ziele-ik (42) en het geestelijke-ik (63).
Voor wie verder zoekt is er heel veel te vinden omtrent de persoonlijke ontwikkeling. Zo heeft bijvoorbeeld de filosoof Charles Taylor de ontwikkeling van het zelfbegrip aan de orde gesteld in zijn boek: ‘Malaise van de moderniteit’. Hier kort vernoemd analoog aan de vier fasen in de persoonsontwikkeling: zelf verwerkelijking – zelf ontplooiing – zelf beschikking – zelf verantwoording.
Het is een interessant fenomeen, dat juist filosofen zoals Hannah Arendt, Lou Andreas-Salomé, Soren Kierkegaard en vele anderen ons een dieper inzicht hebben geschonken, dan het empirische onderzoek in de psychologie. Veelal leuke weetjes zonder enige samenhang. Zo spreekt Max Lüscher in zijn boek: ‘De vierkleuren mens’ over de vier gevoelens van de mens met betrekking tot zich zelf; hij verbindt ze respectievelijk met de vier elementen vuur, lucht, water, aarde en de vier kleuren rood, geel, blauw en groen: zelf vertrouwen, zelf tevredenheid, zelf bescheidenheid, zelf respect.
Het is van belang om je te realiseren dat het filosofische zelf-begrip, o.a. bij Herder, in de persoonsontwikkeling pas in de 18e eeuw tot ontwikkeling komt, daarentegen is het filosofische ik-begrip vele eeuwen eerder o.a. bij Descartes aan de orde gesteld. Nu pas zien wij dit zelf-begrip overal terugkomen in bijvoorbeeld zelfsturend leren, zelfsturende teams, zelflerende organisaties. Blijkbaar is dit zelf toch van een andere orde dan het ik. Aan jou de vraag dat verder te exploreren.
Binnen de training praktische menskunde ga je op onderzoek uit om dit veld van de persoonlijke ontwikkeling nader te verkennen en uit te diepen. Het is dan zaak te leren luisteren en te leren kijken naar je eigenste ontwikkelingsproces. Jouw eigenste ontwikkelingsproces is bepalend en niet welke theorie dan ook. Gegeven modellen kunnen een optiek vormen van waaruit je je eigen onderzoek kunt belichten. Sommigen hebben meer of minder jaren nodig om het zelf naar buiten te laten komen en bij anderen komt het ik bijvoorbeeld pas omhoog als de noodzaak daartoe dwingt, dan wel aan het einde van de levensloop in een terminaal geacht ziekteverloop. In ieders levensloop, de biografiek, zijn vaak wonderlijke fenomenen te ontdekken, die nopen tot deemoed.
De vier geschetste fases met betrekking tot het zelfonderzoek, zijn slechts algemene ijkpunten. Trainers kunnen desgewenst jullie daarin begeleiden. Het gaat dan niet zozeer om te leren van wat wordt aangeboden, maar te ontdekken wat jij er mee wilt doen.
Inhoudsopgave