Denken in een verbindend patroon.

Inleiding

Artes Sophiae is een kennisinstituut voor systeem dynamisch denken en werken. Centraal staat het ontwikkelen van een beeldmethode om kennis te managen. De kracht van deze methode ligt in het hanteerbaar maken van kennis door de essentie te ‘beelden’ in een open systeem model, dat uitgewerkt is in, wat we noemen, een grondpatroon.

Een open systeem model is een instrument om kennis te onderzoeken.

Als je aspecten van de werkelijkheid wilt onderzoeken, ontdek je een immens grote en niet meteen hanteerbare hoeveelheid data. Data die al wel of niet in allerlei samenhangen is gebracht. Een open systeem model probeert data dusdanig te ordenen en te structuren dat er mogelijke nieuwe te denken samenhangen oplichten, zodat het mogelijk wordt om kennis vanuit verschillende werkvelden met elkaar te verbinden en te integreren.

Een model is niet de werkelijkheid, maar is een mogelijkheid, een optiek, waarlangs die werkelijkheid onderzocht kan worden.

5 lagen in een systeem dynamisch veld

In het werken met een open systeem model (een systeem dynamisch veld) onderscheiden we 5 lagen:

  • Grondpatroon (meer veld: een verschijnsel dat met tijd en ruimte samenhangt)
  • Bouwpatronen
  • Gram (meer model: een vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid)
  • Te onderzoeken data
  • Werkelijkheid

LINK

In alle 5 lagen kunnen we noodzakelijke structuren en mogelijke ordeningen zien en ontdekken.

Structuur is het systeem, de ordening is de dynamiek. Deze relatie tussen systeem en dynamiek kunnen we in de 5 lagen apart lezen, maar ze ook over die 5 samen lezen. Waar het grondpatroon zich meer verhoudt tot het systeem, daar verhoudt de werkelijkheid zich meer tot de dynamiek; het model (kan elke systeem dynamische gram zijn) vormt een midden waarin werkelijkheid en grondpatroon bemiddeld kunnen worden.

Een systeem dynamisch model wordt grafisch vorm gegeven door middel van een beeld structuur waarin op bepaalde punten (coördinaten) de begrippen geordend kunnen worden. Dit systeem dynamische model noemen we een gram. Het woord ‘gram’ komt van grafein en betekent ‘beschrijven’, ‘samenstellen’ en ‘weergeven ‘. Dus een gram is een veld waarin woorden staan die met elkaar een samenhang vormen. Systeem dynamiek integreert zowel de dimensie van het begrip (woorden) als de dimensie van het beeld (grafische vormgeving). Een gram is een weergave van een samenstelling die iets beschrijft.

We denken vanuit het functionele paradigma waar we zowel het mythische paradigma als het ontologische paradigma bijeen kunnen brengen in één functioneel systeem dynamisch kader. (Voor verdere uitleg van de paradigma’s zie…)

Bij gevolg dient systeem dynamiek zowel consistent (systeem/structuur) als coherent (dynamiek/ordening) uitgewerkt te worden. We definiëren binnen dit verband de begrippen als volgt. Het is raadzaam deze begrippen je eerst eigen te maken, in het vervolg worden deze begrippen met voorbeelden uitgewerkt :

  • Aantoonbaar: instrumenteel proefondervindelijk waarneembaar.
  • Aanwijsbaar: zintuigelijk waarneembaar.
  • Coherent: samenhangend.
  • Consistent: het zelfde blijvend.
  • Ordening: moet samenhangend zijn.
  • Structuur: moet hetzelfde blijven.
  • Ordenen leidt tot configuratie.
  • Structureren leidt tot compositie.
  • Ordening maakt verandering mogelijk. Verandering, met een discontinu karakter in de tijd en/of een ongelijkmatig karakter in de ruimte.
  • Structuur maakt herhaling mogelijk. Herhaling, met een gelijkmatig karakter in de ruimte en/of een continu karakter in de tijd.
  • Verandering maakt kwaliteit mogelijk.
  • Herhaling maakt kwantiteit mogelijk.
  • Leden hebben een en-en wisselwerking (verhouding en/of verband).
  • Delen hebben een of-of wisselwerking (verhouding en/of verband).
  • Een en-en wisselwerking vindt plaats in zowel tijd als ruimte.
  • Een of-of wisselwerking vindt plaats in zowel ruimte als tijd.

Leden/delen en tijd/ruimte kunnen onderling met elkaar in wisselwerking treden.

  • De tijd heeft in het verband een meer kwalitatief karakter. Het kwalitatieve karakter komt tot uiting in processen en betrekkingen.
  • De ruimte heeft in het verband een meer kwantitatief karakter. Het kwantitatieve karakter komt tot uiting in posities en inhouden.
  • Ruimtetijd: hier is de ruimte bepalend en de tijd er een afgeleide van.
  • Tijdruimte: hier is de tijd bepalend en de ruimte er een afgeleide van.
  • Het ledige heeft in de verhouding een meer kwalitatief karakter. In ‘kwaliteit’ speelt de verbindende factor van de leden een rol.
  • Het delige heeft in de verhouding een meer kwantitatief karakter. In ‘kwantiteit’ speelt de scheidende factor van de delen een rol.
  • Kwaliteit heeft een ledig karakter
  • Kwantiteit heeft een delig karakter

GRONDPATROON.


Dit grondpatroon is voor systeem dynamiek cruciaal, een grondpatroon met vast omschreven delen en leden. Zonder deze delen en leden worden modellen (grammen) niet met elkaar compatibel. Dit grondpatroon tracht een kleinst mogelijke eenheid te representeren. Hoe simplexer dit grondpatroon, des te hechter het systeem en des te dynamischer er gewerkt kan worden in en met dit systeem, vandaar de term systeem dynamisch. Dit grondpatroon is systematisch zo ingericht dat dynamiek mogelijk wordt.

Het grondpatroon kent cruciale configuratieve componenten waarmee dit veld wordt ingericht:

  • Cruciale coördinaten, bronpunten
  • Cruciale verbanden, contouren
  • Cruciale verhoudingen, assen
  • Cruciale raak-vlakken, resonanties


De begrippen: coördinaten, verbanden, verhoudingen en raak-vlakken worden ‘algemeen’ gebruikt.

De begrippen: bronpunten, contouren, assen en resonanties zijn specificaties van deze ‘algemene’ begrippen, die zich specifiek verhouden tot het grondpatroon.

Deze configuratieve componenten staan in een onderlinge wisselwerking. We verdelen de configuratieve componenten in dit grondpatroon over twee verschillende diagonalen. De cruciale raak-vlakken, resonanties en de cruciale verbanden, contouren op de diagonaal (golvend) staan in relatie tot de tijd. De cruciale coördinaten, bronpunten en de cruciale verhoudingen, assen op de diagonaal (gestreept) staan in relatie tot de ruimte. Je kunt iets in de tijd en of in de ruimte ordenen en of structureren.

In een grondpatroon zorgen de cruciale raak-vlakken (resonanties) en de cruciale verbanden (contouren) voor mogelijke ordening (diagonale golvende tijdsas). Deze mogelijke ordening heeft tot gevolg dat het grondpatroon gedifferentieerd kan worden in een tijdruimte of een ruimtetijd. Dit heeft gevolgen voor de wijze waarop de betreffende cruciale coördinaten (bronpunten) in het grondpatroon geplaatst kunnen worden. Deze bronpunten hebben ieder hun eigen specifieke dynamiek waardoor ze zorg dragen voor een noodzakelijke structuur van het grondpatroon. Dit gaat samen met de cruciale verhoudingen (assen) die evenzeer zorgen voor een noodzakelijke structuur van het grondpatroon.

BOUWPATRONEN.

In de bouwpatronen worden deze mogelijke ordeningen verder gedefinieerd en uitgewerkt, maar wel zodanig dat ze blijven beantwoorden aan het grondpatroon. Elk bouwpatroon kenmerkt zich door een eigen structuur en ordening.

De (tot nu toe) 5 systeem dynamische bouwpatronen zijn:

  • Dynagram, de tijd is primair, in een tijdruimte veld, gedachte gang, blauw gekleurd (afbeelding)
  • Diagram, de ruimte is primair, in een ruimtetijd veld, geeft te denken, rood gekleurd (afbeelding)
  • Duogram, een diagram in een dynagram, 2 onderscheiden velden ineen, die met elkaar een tegenstelling vormen, teneinde de wisselwerking tussen een diagram en een dynagram te kunnen onderzoeken, (rood en blauw gekleurd) (afbeelding)
  • Dictogram, (dicto)grammen die ontstaan van uit een onderzoeksveld. In dit onderzoeksveld kan naar aanleiding van een onderzoeksvraag bepaalde ervaringen ter sprake gebracht worden. Metaforisch gezien een ‘sprekend veld’ waarin men kan lopen en werken, voor zover de bronpunten bepaald worden. In een dictogram wordt hetgeen aan de orde is gekomen (ter sprake komt) in beeld en tot begrip gebracht in 2 gescheiden grammen (dynagram of diagram), die met elkaar een tegendeel vormen.
  • Hologram, bestaat uit een diagram en een dynagram waarin de bronpunten deels gescheiden zijn en deels samenvallen. De wisselwerking tussen een tijdruimte veld en een ruimtetijd veld wordt zichtbaar. Weergegeven in hologram kleuren, elk bronpunt heeft een eigen kleur en/of kleuren combinatie. (afbeelding)

Deze bouwpatronen worden later stap voor stap verder uitgelegd. Te beginnen met dynagram en diagram.

Tussen deze bouwpatronen bestaan mogelijke wisselwerkingen. Door de 5 bouwpatronen in één gram te plaatsen kunnen er verschillende wisselwerkingen, verhoudingen, verbanden enz aan het licht worden gebracht. Deze worden later beschreven (onderaan/8 fold).

GRAM.


Elke gram dient te beantwoorden aan het grondpatroon en aan 1 van de bouwpatronen. De cruciale configuratieve componenten van het grondpatroon hebben een bereik (een marge) waarin mogelijke alternatieven kunnen oplichten afhankelijk van de te onderzoeken data.

Een gram kent alternatieve configuratieve componenten:

  • Alternatieve coördinaten
  • Alternatieve verbanden
  • Alternatieve verhoudingen
  • Alternatieve raak-vlakken

Deze vier alternatieve configuratieve componenten worden gekenmerkt door hun onderlinge alternatieve (mogelijke) wisselwerkingen.

Een gram kan gebruikt worden als bouwmodel, dit bouwmodel beantwoordt aan het grondpatroon en aan 1 van de bouwpatronen. De coördinaten, verbanden, verhoudingen en raakvlakken die in deze gram aan het licht zijn gekomen, worden deels of geheel gebruikt in andere gram(men). Elke gram heeft in zekere zin de mogelijkheid om tot een bouwmodel uitgewerkt te worden..

Te onderzoeken data.


In de te onderzoeken data bestaan niet alleen vele mogelijke coördinaten, verbanden, verhoudingen en raak-vlakken. Maar ook nog vele mogelijke systemen, dynamieken, structuren en ordeningen. Al beperk je jezelf tot hetgeen je wilt onderzoeken dan nog zijn er immens veel mogelijkheden. Binnen systeem dynamiek dien je je te beperken door middel van het grondpatroon. Binnen de gegeven data ga je op zoek naar relevante dynamieken, op grond waarvan het pas mogelijk wordt ze al of niet te relateren aan de dynamieken van het grondpatroon. Met daarbij de hypothetische kanttekening dat de werkelijkheid ondanks al haar complexiteit in wezen stoelt op een aantal wezenlijke dynamieken op grond waarvan een grondpatroon als simplex kan functioneren ten einde die complexiteit te kunnen onderzoeken.

  • Coördinaten zoeken: binnen de gegeven data zoek je naar bepaalde woorden die je, overeenkomstig hun dynamieken, aan een of andere coördinaat kan relateren.
  • Verbanden zoeken: binnen de gevonden woorden zoek je naar bepaalde verbanden
  • Verhoudingen zoeken: binnen de gevonden verbanden zoek je naar bepaalde verhoudingen
  • Raak-vlakken zoeken: binnen de gevonden verhoudingen zoek je naar bepaalde raak-vlakken

In het zoeken naar coördinaten, verbanden, verhoudingen en raak-vlakken suggereren we een na-elkaar. Dat is voor elk begin ook nodig, maar al gauw ontdek je dat je mogelijke onderlinge wisselwerkingen tegelijkertijd aan het onderzoeken bent. We kunnen ze van elkaar onderscheiden, maar ze zijn niet te scheiden.

Werkelijkheid.

Beeld en begrip proberen ieder op hun eigen wijze een karakteristieke verhouding aan de orde te stellen; het beeld de verhouding tussen concept en fenomeen (coherentie theorie van de waarheidsvatting) en het begrip de verhouding tussen idee en feit (correspondentie theorie van de waarheidsvatting). Meer informatie zie..(evt link naar hoofdstuk werkelijkheid en waarschijnlijkheid).

  • Waarschijnlijkheid: de mate waarin werkelijkheid in beeld en tot begrip gebracht kan worden.
  • Werkelijkheid: de mate waarin feiten en ideeën zich verwerkelijken tot werkzame contributies (bij dragen). Zonder een idee kan je geen feit inwikkelen en zonder een feit kan je geen idee ontwikkelen.

De werkelijkheid is een gecompliceerd veld van wisselwerkingen tussen verschillende composities en verschillende configuraties in een samenhangend geheel.

Data uit de werkelijkheid zijn enerzijds op te splitsen en/of samen te brengen in, afzonderlijk bestaande, systeem dynamische velden, anderzijds slechts voor zover zij in samenhang functioneren met andere bestaande systeem dynamische velden en voor zover ieder feit zich verhoudt tot een nog te denken samenhang, die zich wil inwikkelen en ontwikkelen als een pulserende dynamiek van verschijnen en verdwijnen.

Een systeem dynamisch veld wordt een functioneel instrument om werkelijkheid en waarschijnlijkheid te onderzoeken tussen verschillende werk velden. Het systeem dynamisch onderzoek bevordert mogelijke kruisbestuivingen.

Diverse systeem velden zijn noodzakelijke en mogelijke elementaire combinaties, waardoor de werkelijkheid zich als een gebroken en een ongebroken geheel kan manifesteren.

Systeem dynamische modellen beelden waarschijnlijkheidspatronen van, in samenhang gedachte, begrippen. De waarschijnlijkheid van mogelijke en/of noodzakelijke wisselwerkingen (tussen beeld en begrip) ordenen zich binnen 1 systeem dynamisch veld en tussen meerdere systeem dynamische velden.

De werkelijkheid is een gecompliceerd web van configuratieve componenten (en nog veel meer).

Op zich zelf betekenen ze nog niets, maar kunnen ze betekenis ontwikkelen en inwikkelen.

Zoals al beschreven is een model geen werkelijkheid maar slechts een medium (midden / instrument) om een mogelijke optiek op de werkelijkheid te visualiseren.

De werkelijkheid is echter vaak minder eenvoudig en/of eenduidig en dat komt omdat er vaak sprake is van complexe samenhangen. Het ene is in wisselwerking met het andere.

Met name om deze complexe samenhangen op een simplexe wijze in beeld te brengen kan systeem dynamiek van betekenis worden, mits we systeem dynamiek verstaan als het zoeken naar een te bepalen samenhang van hetgeen nog onbepaald lijkt samen te hangen. Want wat bepaalt wat, is dat een na elkaar of juist een tegelijkertijd.

Om die samenhang in kaart te brengen, maken we gebruik van cruciale (en alternatieve) configuratieve componenten. Het moge duidelijk worden dat dit nog heel simpel is, want er zijn vele mogelijke coördinaten, verbanden en verhoudingen en vele mogelijke soorten van elk. Want wat maakt een coördinaat tot coördinaat, een verband tot verband, een verhouding tot verhouding? Vandaar dat binnen systeem dynamiek deze begrippen nader omschreven moeten worden naar gelang hun functie binnen een systeem dynamisch veld.

De werkelijkheid bestaat uit tal van mogelijkheden. In ieder geval moeten we ons bewust zijn en of worden van het verschil én van de overeenkomst tussen denken en werkelijkheid. Dit bewustzijn impliceert niet alleen een deemoedige houding, maar juist en vooral een onderzoekende houding. Het enige wat telt is niet zozeer het weten als wel het niet weten.

Dat maakt het unieke uit van de wijze waarop wij vorm willen geven aan systeem dynamiek. Systeem dynamiek kunnen we kortheidshalve omschrijven als het zoeken naar hetgeen kan leiden tot een systeem en wel zo, dat elk systeem zich op een dynamische wijze weer kan verhouden tot een ander systeem. Zo ook dient het systeem zich op een dynamische wijze te verhouden tot de werkelijkheid, deels middels het opsporen van haar dynamieken en deels door de wijze waarop ze die dynamieken in beeld en tot begrip kan brengen.



Opbouw van een systeem dynamisch veld.

Ter herinnering: 5 lagen

In het werken met een open systeem model (een systeem dynamisch veld) onderscheiden we 5 lagen:

  • Grondpatroon (meer veld)
  • Bouwpatronen
  • Gram (meer model)
  • Te onderzoeken data
  • Werkelijkheid

In alle 5 lagen kunnen we noodzakelijke structuren en mogelijke ordeningen zien en ontdekken.

Structuur is het systeem, de ordening is de dynamiek. Deze relatie tussen systeem en dynamiek kunnen we in de 5 lagen apart lezen maar ze ook over die 5 samen lezen. Waar het grondpatroon zich meer verhoudt tot het systeem, daar verhoudt de werkelijkheid zich meer tot de dynamiek; het model (kan elke systeem dynamische gram zijn) vormt een midden waarin werkelijkheid en grondpatroon bemiddeld kunnen worden.

Met het veld introduceren we dat er mogelijk een samenhang te bespeuren is die het karakter krijgt van een veld, een invloedssfeer en of bereik. Dat veld kan immens groot zijn, maar niet hanteerbaar, noch in kwantitatieve, noch in kwalitatieve zin. Dus wordt het noodzakelijk naar de kleinst mogelijke eenheid te zoeken en wel zo, dat de coördinaten van deze kleinst mogelijke eenheid in feite zo structureel bepalend zijn dat ze gezien mag worden als een soort `grondpatroon´ van het bouwwerk, zo mogelijk systeem dynamisch geordend.

Hoe simplexer dit grondpatroon des te hechter het systeem en des te dynamischer er gewerkt kan worden in en met dit systeem, vandaar de term systeem dynamisch.

Dit veld is systematisch zo ingericht dat dynamiek mogelijk wordt.

Systeem betekent dat alle bronpunten, contouren, assen, resonanties en hun functies precies gedefinieerd moeten worden om ze ook vervolgens dynamisch te kunnen toepassen door middel van alternatieve- coördinaten, verbanden, verhoudingen en raak-vlakken .

Dynamisch betekent dat alle onderscheiden systeem functies op een dynamische wijze gehanteerd moeten worden (het blijft steeds afhankelijk van de te onderzoeken data) in de onderscheiden systeem velden (grammen).

Structuur is het systeem, de ordening is de dynamiek.

Het systeem dynamisch veld treedt pas in functie als de coördinaten bepaald zijn en of worden zodat mogelijke verbanden, verhoudingen en raakvlakken kunnen worden opgespoord als nog te denken. Alles verkeert met elkaar op een of andere manier in wisselwerking. In en uit deze wisselwerking ontstaat alles in dit al. Deze wisselwerking wordt nader bepaald door de daarin voorhanden coördinaten, verbanden, verhoudingen en raakvlakken.

Introductie configuratieve componenten

Het begrip ‘configuratieve component’:

Configuratie, is een ordening in de tijd. De manier waarop je losse componenten (afzonderlijke eenheden) kunt ordenen, bepaalt de configuratie. Losse onderdelen treden pas in functie tot elkaar als ze in een juiste (nader te bepalen) volgorde configureren. Dat wil zeggen als ze met elkaar een werkend(en/of werkbaar) geheel vormen. In de configuratie is de volgorde (tijd) cruciaal.

Compositie, is een structuur in de ruimte. De manier waarop je losse componenten (afzonderlijke eenheden) kunt structuren bepaalt de compositie. Losse onderdelen treden pas in functie tot elkaar als ze ten opzichte van elkaar tegelijkertijd op een juiste (nader te bepalen) positie staan. Dat wil zeggen als ze met elkaar een werkbaar (en/of werkend) geheel vormen. In de compositie is de positie (ruimte) cruciaal.

Configuratie en compositie bepalen elkaar wederkerig. Zonder configuratie is er geen compositie en zonder compositie is er geen configuratie. Op grond van deze wederkerige relatie tussen configuratie en compositie spreken we binnen systeem dynamiek van configuratieve composities in een veld. Met dien verstande dat er ook compositoire configuraties bestaan. De configuratieve composities en de compositoire configuraties vormen een dusdanige wisselwerking van ordening en structuur, dat we er voor kiezen om hier 1 term voor te gebruiken. We kiezen voor configuratieve compositie omdat binnen systeem dynamiek de wijze van ordenen bepalender wordt dan de structuur. De structuur is dienstbaar aan de ordening. Een configuratieve compositie betreft het samen gaan van ordening en structuur, onder andere mogelijk aan de hand van vormgevingsprincipes en of een vooraf bepaalde strategie.

Configuratieve componenten:

We noemen coördinaten, verbanden, verhoudingen en raak-vlakken binnen systeem dynamiek `configuratieve componenten´. Zij verhouden zich allemaal tot configuratie (ordening in de tijd) en compositie (structuur in de ruimte). Ze zijn de leden en delen die zorgen voor configuratieve composities in een veld. Dit veld kan uitgewerkt worden in een tijdruimte (tijd primair) of ruimtetijd (ruimte primair).

De configuratieve componenten verdelen we in:

  • Cruciale configuratieve componenten van ‘het grondpatroon’: bronpunten, contouren, assen en resonanties.
  • Alternatieve configuratieve componenten van ‘elke gram’: coördinaten, verbanden, verhoudingen en raak-vlakken. Deze alternatieve configuratieve componenten blijven gerelateerd aan en in het bereik van de cruciale configuratieve componenten.

De cruciale configuratieve componenten verhouden zich meer tot het veld en de alternatieve configuratieve componenten verhouden zich meer tot een model. Cruciale en alternatieve configuratieve componenten constitueren een systeem dynamisch veld.

De vraag is hoe deze specificaties enerzijds zo eenvoudig mogelijk te houden; met name om te vermijden dat er een veelvoud ontstaat, die onhanteerbaar kan worden. Anderzijds dienen ze ook zo ver dragend en of zo ver reikend te zijn, dat je met heel weinig, heel veel kan doen. Of we daar in slagen blijft hypothetisch, in ieder geval doen we een poging: al doende kan duidelijk worden of het ook werkt en vooral systeem dynamisch werkt.

Wisselwerkingen, coördinaten, verbanden, verhoudingen, raak-vlakken enerzijds en bronpunten, contouren, assen en resonanties anderzijds, vormen de organiek en mechaniek in/van alle systeem velden / grammen (voor zover tot nu ontwikkeld).

We maken onderscheid tussen configuratie en compositie, tussen ordening en structuur, tussen tijd en ruimte, tussen ledig en delig, tussen organiek en mechaniek; kortom, onderscheid tussen het ene en het andere. Wat herhaald dient te worden bij elk onderscheid tussen het ene en het andere, is dat ze te onderscheiden zijn maar niet te scheiden.

Vooreerst leggen we de configuratieve componenten ter introductie kort uit. Later in hoofdstuk grondpatroon komen ze uitgebreid aanbod.

De configuratieve componenten zijn de leden en delen die zorgen voor configuratieve composities in een veld. Dit veld kan uitgewerkt worden in een tijdruimte (tijd primair) of ruimtetijd (ruimte primair). De cruciale configuratieve componenten vormen het grondpatroon van een systeem dynamisch veld.

Veld, is een geheel van bronpunten, contouren, assen en resonanties die met elkaar een wederkerige wisselwerking vormen tussen coördinaten, verbanden, verhoudingen en raak-vlakken.

Gram: Opbouw van een systeem dynamisch veld.

In bovenstaande gram zijn onder andere de volgende constituerende (onderliggende) dynamieken te lezen:

Te lezen over de 2 diagonale assen:

Golvende as, tijds as, impuls as:

  • Contouren en resonanties zorgen voor een mogelijke ordening van het grondpatroon
  • Contouren en resonanties zijn fluctuerend rond een bewegelijke lijn: homeorhese
  • Bij de contouren ligt de nadruk meer op ordening.
  • Bij de resonanties ligt de nadruk meer op homeorhese

Gestreepte as, ruimte as, plaats as:

  • Bronpunten en assen zorgen voor een noodzakelijke structuur van het grondpatroon.
  • Bronpunten en assen zijn fluctuerend rond een vast punt: homeostase.
  • Bij de bronpunten ligt de nadruk meer op homeostase.
  • Bij de assen ligt de nadruk meer op structuur.

.
De begrippen: coördinaten, verbanden, verhoudingen en raak-vlakken worden ‘algemeen’ gebruikt.

De begrippen: bronpunten, contouren, assen en resonanties zijn specificaties van deze ‘algemene’ begrippen, die zich specifiek verhouden tot het grondpatroon.

Te lezen in de 4 kwadranten:

Rechterhelft van bovenstaande gram:

  • Assen zijn ‘aanwijsbaarder’ dan ‘verhoudingen’
  • contouren zijn ‘aanwijsbaarder’ dan ‘verbanden’

In de linkerhelft zien we een omkering tussen het ‘bijzondere’ en het ‘algemene’:

  • Bronpunten zijn minder ‘aanwijsbaar’ dan ‘coördinaten’
  • Resonanties zijn minder ‘aanwijsbaar’ dan ‘raakvlakken’

Te lezen in boven helft en onder helft van bovenstaande gram:

Tussen boven helft en onder helft kunnen we ook een verschil zien:

De boven helft:

  • Resonanties en assen zijn minder aantoonbaar.

De onder helft:

  • Contouren en bronpunten zijn meer aantoonbaar.

Link onderliggend bouwmodel Archai kai Aitiai
Link verdere uitleg gram: ‘Opbouw van een systeem dynamisch veld’ (nog invoegen)

Wisselwerking.
Systeem dynamiek is de wisselwerking als wisselwerking aan de orde stellen.

Alles is in wisselwerking met alles:

  • Coördinaten staan in wisselwerking met elkaar.
  • Verbanden staan in wisselwerking met elkaar.
  • Verhoudingen staan in wisselwerking met elkaar.
  • Raak-vlakken staan in wisselwerking met elkaar.

Er is ook een wisselwerking in de dynamiek tussen coördinaten, verbanden, verhoudingen, en raak-vlakken binnen een systeem dynamisch veld.

Wisselwerkingen kenmerken zich door:

  • Tussen en/of midden
  • Tijd en/of ruimte
  • Ledig en/of delig
  • Verandering en/of herhaling

Wisselwerkingen bewerken ordening en structuur.

Van een wisselwerking gaat een onbepaalde en/of bepaalde werking uit. Die werking wordt ervaren in het ‘tussen’. Je hebt 2 stoelen (coördinaten) en daartussen zit geen stoel. Je hebt 2 mensen (coördinaten) en daartussen zit geen mens. In die tussen ruimte kan er een dynamiek (wisselwerking) tot stand komen. Dat tussen probeert systeem dynamiek in beeld en tot begrip te brengen. Je hebt 2 traceerbare gegevens met er tussen het niet traceerbare. Om het niet traceerbare helder te leren denken, voelen en willen, moeten we het traceerbare op een juiste wijze coördineren. Het niet traceerbare relateren we aan het immateriële en het traceerbare aan het materiële domein.

Tussen begrip en beeld, tussen structuur en ordening, tussen tijd en ruimte, tussen dynagram en diagram, tussen het ene en het andere, behoeft elk tussen een meerledigheid waarin de wisselwerking als een `niets´ tussen de ietsen zowel kan verschijnen als verdwijnen. Een systeem dynamisch veld behartigt en visualiseert dit `tussen´ als een te denken, te voelen en te willen dimensie van de werkelijkheid.

Ook kunnen we spreken van het een midden. Deze is pakbaar, traceerbaar en benoembaar. Bijvoorbeeld een tafel kan het midden vormen van een stel stoelen. De stoel kan als zitplaats een midden vormen voor een gezelschap, die luistert naar de verteller op de stoel. Het midden is het centrale punt van waar uit actie plaats kan vinden. Of waaromheen de actie gecentreerd kan worden.

Tussen ‘midden ’ en ‘tussen ’, iets en niets, verschijnen en verdwijnen, het zegbare en het onzegbare valt het nodige in beeld en tot begrip te brengen. Wat men niet kan pakken, wil zich wellicht laten vatten voor wie zich openstelt voor dit niet meer manipuleerbare ’tussen’, in casu een systeem dynamisch veld.

In de wisselwerking als wisselwerking kan niet iets uitgesloten worden en tegelijkertijd kunnen niet alle ietsen omsloten worden. In de wisselwerking als wisselwerking ontstaat het ’tussen/midden’, In dit tussen gaan subject en object zich wederkerig tot elkaar verhouden in een dynamisch ontwikkelingsproces waarin ze elkaar dienen te verwerkelijken (functioneel paradigma). Om dit ontwikkelingsproces te kunnen beelden en begrijpen dienen we het systeem dynamisch in te richten.

Binnen een systeem dynamisch veld kunnen we bijvoorbeeld spreken van:

  • Bepaal het beeld en zoek de begrippen.
  • Bepaal de begrippen en zoek het beeld.

In de wisselwerking als wisselwerking wordt het hoe aan de orde gesteld. Met het hoe wordt bedoeld ‘hoe het ene met het andere kan samenhangen’ dan wel ‘zich tot elkaar dient te verhouden´ in een bepaalde samenhang.

In de Wisselwerking als wisselwerking gaat onder andere om de samenhang tussen delen en leden binnen een geheel, er is geen deel zonder een geheel en er is geen geheel zonder leden.

  • Bepaal het geheel en zoek de delen.
  • Bepaal de leden en zoek het geheel.

Dit kunnen we ook toepassen op de wisselwerking tussen tijd en ruimte, verandering en herhaling, ordening en structuur. Alles staat in een tweeledige, drieledige en of meerledige wisselwerking tot alles

Los van deze onderscheidingen kunnen we zeggen dat het in systeemdynamiek au fond gaat om wisselwerkingen aan de orde te stellen, aangezien alles met alles in wisselwerking kan treden, mede afhankelijk van de benodigde condities en randvoorwaarden.

Het kunnen denken en willen van deze meerledige wisselwerkingen vraagt om een nieuw vermogen: een fijnzinnig voelen.

Binnen het functionele paradigma schept dit fijnzinnige voelen tussen denken en willen, als een geheel nieuw kenvermogen haar eigen instrument, een systeem dynamisch veld.

Cruciale wisselwerking:

Alles is in wisselwerking.met alles

  • Bronpunten staan in wisselwerking met elkaar
  • Contouren staan in wisselwerking met elkaar
  • Assen staan in wisselwerking met elkaar
  • Resonanties staan in wisselwerking met elkaar

Wisselwerking is ook de dynamiek tussen bronpunten, contouren, assen, en resonanties binnen een systeem dynamisch veld.

Er zijn vele wisselwerkingen mogelijk. Uiteindelijk is er geen wisselwerking zonder een raak-vlak, verhouding, verband en of coördinaat, dat spreekt. Toch gaat het uiteindelijk binnen systeemdynamiek om het geheel van nader te bepalen configuratieve componenten en wel zodanig gespecificeerd dat we een spreekwoordelijk grondpatroon zien ontstaan (van de cruciale).

Variaties in het grondpatroon manifesteren momentane wisselwerkingen in het veld.

De 4 cruciale configuratieve componenten staan in wisselwerking met ordening en structuur.

  • Contouren en resonanties bepalen de ordening van het grondpatroon.
  • Assen en bronpunten bepalen de structuur van het grondpatroon.

Maar ook elk afzonderlijke configuratieve component staat wisselwerking met ordening en structuur.

5 belangrijke wisselwerkingen:

  • Wisselwerking tussen ordening en structuur
  • Wisselwerking tussen ’tussen’ en ‘midden’.
  • Wisselwerking tussen tijd en ruimte
  • Wisselwerking tussen ledig en delig
  • Wisselwerking tussen verandering en herhaling

In het grondpatroon functioneren zij als fixaties. Deze fixaties bepalen de wijze waarop de cruciale configuratieve componenten in relatie tot hun kenmerken worden vastgelegd in het grondpatroon.

  • De omcirkelde fixaties hebben een ordenend karakter.
  • De fixaties in de vierkantjes hebben een structurerend karakter.

Elke afzonderlijke cruciale configuratieve component wordt in zijn functie bepaald door alle 10 (2×5) fixaties, die de wisselwerkingen reguleren.

Elk configuratieve component staat in een specifieke relatie tot 2 van deze fixaties.

In tegenstelling tot de gradaties hebben de fixaties meer een constant karakter. De gradaties leggen we uit bij de wisselwerking in relatie tot te onderzoeken data.

  • Grondpatroon meer structuur en meer constant
  • Te onderzoeken data meer ordening en minder constant.

‘Tussen’ en ‘midden’:

Van een wisselwerking gaat een bepaalde werking uit. Die werking wordt ervaren in het ’tussen’ en ‘midden’.

  • 2 ’tussens’ bewerken een midden,
  • 2 ‘middens’ bewerken een tussen,

Het verschil tussen het begrip ‘midden’ en het begrip ‘tussen’ zit hierin, dat het ‘tussen’ ontstaat tussen twee ‘middens’ en het ‘midden’ kan ontstaan uit twee ‘tussens’. Dit verschil kunnen we ook weergeven met de begrippen ‘iets’ (midden) en ‘niets’ (tussen). In het midden kan iets verschijnen en in het tussen kan iets verdwijnen of omgekeerd in het midden kan iets verdwijnen en in het tussen kan iets verschijnen. Het midden verhoudt zich tot het tussen als een dynamiek van verschijnen en verdwijnen.

Deze ’tussen/midden’ wisselwerking reguleert op alle mogelijke manieren een systeem dynamisch geordend veld. We kunnen zeggen dat de bronpunten, contouren, assen en resonanties gereguleerd worden door ’tussen’ en ‘midden’ wisselwerkingen.

‘Tussen’ en ‘midden’ in relatie tot bronpunten.

Je hebt 4 bronpunten als een ‘midden’ en daartussen zitten 4 bronpunten als een ’tussen’
Je hebt 4 bronpunten als een ’tussen’ en daartussen zitten 4 bronpunten als een ‘midden’.

De ‘middens’ zijn pakbaar, traceerbaar, en waarneembaar.
De ’tussens’ zijn onpakbaar, ontraceerbaar en niet waarneembaar.

4 bronpunten zijn 4 ‘middens’:

  • Oost
  • Zuid
  • West
  • Noord

4 bronpunten zijn 4 ’tussens’:

  • Zuidoost
  • Zuidwest
  • Noordwest
  • Noordoost

In die tussenruimte (tussen ’tussen’ en ‘midden’), kan er een dynamiek (wisselwerking) tot stand komen. Die tussen ruimte probeert systeem dynamiek in beeld en tot begrip te brengen.

We kunnen ook spreken van een middenruimte. Het midden als het centrale punt van waar uit actie plaats kan vinden. Of waaromheen de actie gecentreerd kan worden. Dit midden is pakbaar, traceerbaar en benoembaar.

Tijd en ruimte:

  • Tijd, is een dynamiek van het veld waardoor alle coördinaten, verbanden, verhoudingen en raak-vlakken zich in een statische ruimte ordenen. (ordening: moet samenhangend zijn)
  • Ruimte, is een statiek van het veld waarin alle coördinaten, verbanden, verhoudingen en raak-vlakken zich in een dynamische tijd structureren.(structuur: moet hetzelfde blijven)

Tijd en ruimte in relatie tot de contouren:

Tijd en ruimte spelen de belangrijkste rol in het verdelen van de contouren of in een tijdruimte veld of in een ruimtetijd veld.

  • In een tijdruimte veld is de tijd primair, proces en inhoud.
  • In een ruimteveld is de ruimte primair, positie en betrekking.

Bij de contouren spelen tijd en ruimte verbanden een belangrijke rol in de wisselwerking tussen kwaliteit en kwantiteit.

  • De tijd heeft in het verband een meer kwalitatief karakter
  • De ruimte heeft in het verband een meer kwantitatief karakter

Ledig en delig:

Ledige wisselwerking, lid staat voor een onscheidbaar medelid:

  • is een en-en wisselwerking
  • tegelijkertijd
  • heeft een insluitende wisselwerking
  • is complementair
  • aanvullend
  • elkaar dragend
  • elkaar voortbrengend

Delige wisselwerking, deel staat voor een scheidbaar onderdeel:

  • is een of-of wisselwerking
  • na elkaar
  • heeft een uitsluitende wisselwerking
  • is symmetrisch
  • concurrerend
  • elkaar bestrijdend
  • elkaar opheffend

Deze ‘ledige/delige’ wisselwerking reguleert op alle mogelijke manieren een systeem dynamisch geordend veld. We kunnen zeggen dat de bronpunten, contouren, assen en resonanties gereguleerd worden door ‘ledige’ en ‘delige’ wisselwerkingen.

Ledig en delig in relatie tot de assen

De ledige en/of delige verhoudingen bepalen het ledige en/of delige karakter van de assen.

  • 2 ledige (en-en) verhouding situeren we op de polaire as en de impuls as
  • 2 delige (of-of) verhouding situeren we op de duale as en de plaats as

De verhouding wordt meer bepaald door het ledige en delige karakter van de bronpunten.

  • Bij 2 ledige (en-en) verhoudingen heeft de verhouding een verbindend karakter
  • Bij 2 delige (of-of) verhoudingen heeft de verhouding een scheidend karakter.

Bij de assen spelen ledige en delige verhoudingen een belangrijke rol in de wisselwerking tussen kwaliteit en kwantiteit.

  • Het ledige heeft in de verhouding een meer kwalitatief karakter. In ‘kwaliteit’ speelt de verbindende factor van de leden een rol.
  • Het delige heeft in de verhouding een meer kwantitatief karakter. In ‘kwantiteit’ speelt de scheidende factor van de delen een rol.

Verandering en herhaling

Ter herinnering:

  • Ordening maakt verandering mogelijk. Verandering, met een discontinu karakter in de tijd en/of een ongelijkmatig karakter in de ruimte.
  • Structuur maakt herhaling mogelijk. Herhaling, met een gelijkmatig karakter in de ruimte en/of een continu karakter in de tijd.
  • Verandering maakt kwaliteit mogelijk.
  • Herhaling maakt kwantiteit mogelijk.
  • Leden hebben een en-en wisselwerking (verhouding en/of verband)
  • Delen hebben een of-of wisselwerking (verhouding en/of verband)

Leden/delen en tijd/ruimte kunnen onderling met elkaar in wisselwerking treden.

  • De tijd heeft in het verband een meer kwalitatief karakter
  • De ruimte heeft in het verband een meer kwantitatief karakter
  • Het ledige heeft in de verhouding een meer kwalitatief karakter. In ‘kwaliteit’ speelt de verbindende factor van de leden een rol.
  • Het delige heeft in de verhouding een meer kwantitatief karakter. In ‘kwantiteit’ speelt de scheidende factor van de delen een rol

De wisselwerking tussen verandering en herhaling reguleert op alle mogelijke manieren een systeem dynamisch geordend veld. We kunnen zeggen dat de bronpunten, contouren, assen en resonanties gereguleerd worden door ‘verandering’ en ‘herhaling’.

Verandering en herhaling in relatie tot resonantie:

Bronpunten, contouren, assen vormen met elkaar cruciale raak-vlakken. Deze cruciale raak-vlakken vormen een harmonisch geheel die resulteert in een resonantie van het grondpatroon. Het grondpatroon is het resultaat van al deze raak-vlakken.

De cruciale raak-vlakken in een systeem dynamisch veld vormen resonanties.

De configuratieve componenten zorgen voor ordening en structuur van het grondpatroon. Door dat ordening verandering mogelijk maakt en structuur de herhaling is het grondpatroon een resonerend veld van veranderingen en herhalingen.

Het grondpatroon verhoudt zich meer tot het systeem (structuur) en de werkelijkheid tot dynamiek (ordening). Het grondpatroon zorgt voor herhalingen in de grammen en de te onderzoeken data zorgen voor de veranderingen.

Alternatieve wisselwerking:

Het grondpatroon kent cruciale wisselwerkingen en elke gram kent mogelijke alternatieve wisselwerkingen.

Wisselwerking in relatie tot de te onderzoeken data:
Ter herinnering:
De begrippen: coördinaten, verbanden, verhoudingen en raak-vlakken worden ‘algemeen’ gebruikt.

De begrippen: bronpunten, contouren, assen en resonanties zijn specificaties van deze ‘algemene’ begrippen, die zich specifiek verhouden tot het grondpatroon.

Bij de te onderzoeken data speelt de wissel werking tussen ontregelend en regelend een rol. Deze wisselwerking vinden we terug in de coördinaten, verbanden, verhoudingen en raakvlakken. De begrippen: coördinaten, verbanden, verhoudingen en raak-vlakken worden hier ‘algemeen’ gebruikt, in relatie tot de te onderzoeken data.

Richt je je bij je onderzoek op hetgeen wat ontregelt en/of regelt.

  • De omcirkelde gradaties: minder, onstabiel, semi- permanent en onbepaald hebben een ontregelend karakter.
  • De gradaties in de vierkantjes: meer, stabiel, permanent en bepaald hebben een regelend karakter.

Alle 10 de gradaties spelen bij alle ‘algemene’ coördinaten, verbanden, verhoudingen en raak-vlakken een rol. Ook spelen bij elk van deze afzonderlijke ‘algemene’ begrippen, 2 gradaties een specifieke rol:

  • Coördinaten kunnen onbepaald en/of bepaald zijn.
  • Verbanden kunnen semi- permanent en/of permanent zijn.
  • Verhoudingen kunnen onstabiel en/of stabiel zijn.
  • Raak-vlakken kunnen meer of minder zijn.

Coördinaten in relatie tot onbepaald/bepaald:
Een coördinaat kan onbepaald en/of bepaald zijn.

Een onbepaalde coördinaat is een coördinaat die je nog niet kan bepalen omdat die zich nog niet aandient.

Binnen systeem dynamiek kan een bepaalde coördinaat een cruciaal- en/of alternatief- coördinaat worden. Door de cruciale coordinaten te bepalen kunnen we werken met overeenkomstige coördinaten in meerdere velden.

Verband in relatie tot semi-permanent/permanent:

Een verband geeft een wisselwerking weer tussen meerdere coördinaten.

Een verband kan semi-permanent en/of permanent zijn. Mede afhankelijk van de logische klasse van de begrippen, vormen zij een permanent of semi- permanent verband. Er zijn verbanden die zich permanent voordoen en/of er zijn verbanden die zich soms wel en soms niet voordoen.

Zijn het begrippen met bijvoorbeeld processen met een specifieke volgorde, zoals de seizoenen, dan krijgen ze een permanenter verband in de tijd.

Zijn het begrippen die zowel een proces als een positie verband laten zien, dan zijn ze semi-permanent, je kunt zowel als proces en als positie lezen, er is dan geen sprake van een specifieke volgorde meer.

Verhouding in relatie tot onstabiel/stabiel:

Een verhouding kan onstabiel en/of stabiel zijn. Mede afhankelijk van de context kan de verhouding tussen 2 begrippen op de verschillende assen worden geplaatst.

  • Een onstabiele verhouding is een verhouding tussen begrippen die soms wel en soms niet zich tot elkaar kunnen verhouden.
  • Een onstabiele verhouding is ook een verhouding tussen twee begrippen die op meerdere assen kan komen te staan.
  • Een stabiele verhouding is een verhouding tussen begrippen die permanent zich tot elkaar verhouden.
  • Een stabiele verhouding is ook een verhouding tussen twee begrippen die steeds op de zelfde as staan.

Voorbeeld: zo zijn er begrippen met een stabielere verhouding zoals bijv hemel en aarde (polair), top down en bottum up (polair), verleden en toekomst (duaal) en ‘zelf’ en ‘de ander’ (duaal).

Raak-vlakken in relatie tot minder/meer

Raak-vlakken zijn wederkerige wisselwerkingen tussen meerdere verhoudingen, meerdere verbanden en meerdere coördinaten. Door deze wisselwerkingen kunnen de raak-vlakken vermeerderen en/of verminderen.

Er kunnen tussen de begrippen meerdere of mindere raak-vlakken zijn. Het aantal raak-vlakken wordt bepaald door het aantal verbanden, verhoudingen en coördinaten. Meerdere verbanden, verhoudingen, coördinaten tussen de begrippen verhogen nog niet de resonantie. Meer en/of minder kunnen beiden het evenwicht verstoren tussen herhaling en verandering.

Het kan zijn dat je nog een begrip mist, of dat het begrip niet past in bijvoorbeeld een verband, of dat het begrip een andere verhouding krijgt in relatie tot een ander begrip.

Het is zoeken naar herhalende raak-vlakken tussen de begrippen die allemaal anders zijn.

Het is zoeken naar een evenwicht van niet te weinig (minder) en niet te veel (meer) raak-vlakken.

Afhankelijk van je referentiekader bepaal je welke begrippen met elkaar een raak-vlak vormen.

Coördinaten

Coördinaat, is een knooppunt in een ruimtetijd en/of tijdruimte veld.


Er zijn vele coördinaten mogelijk met vele onderlinge relaties.

Systeem dynamiek poogt de vele mogelijke data te herleiden tot een beperkt aantal coördinaten waarmee je toch alle mogelijke wisselwerkingen, dynamieken, verbanden en verhoudingen, tussen gegeven data kunt onderzoeken. De kunst is dan hoe je al die data terug kan brengen tot een beperkt aantal kardinale coördinaten, in deze 8 of 9. Dat betekent dat we die coördinaten gaan benoemen. De daaraan gerelateerd functies en benodigde informatie zal verderop in ‘stap voor stap’ worden uitgelegd.

In een gram plaatsen we woorden/begrippen in relatie tot de te onderzoeken data op en/of gerelateerd aan coördinaten.

Cruciale coördinaten:

8/9 kardinale coördinaten benoemen we als bronpunten. Deze 8/9 bronpunten relateren zich tot ieder een eigen punt in de ruimte en ieder een eigen dynamiek in de tijd.

Deze bronpunten staan in configuratie en in compositie met elkaar. Door dat elk bronpunt een eigen specifieke dynamiek heeft en door de assen meer tot een vaste compositie (structuur). Door de contouren (en resonanties) meer tot een variabele configuratie (ordening).

Deze bronpunten hebben ieder een eigen specifieke (interne) dynamiek, beeldend in de tijd en begrijpend in de ruimte. Aan deze bronpunten verbinden we de volgende begrippen : Oost, Zuidoost, Zuid, Zuidwest, West, Noordwest, Noord, Noordoost.

  • O, droog, met een autonoom karakter
  • Z, warm, met een discentrisch karakter
  • W, nat, met een heteronoom karakter
  • N, koud, met een concentrisch karakter
  • ZO, vuur element, met een autonoom discentrische dynamiek
  • ZW, lucht element, met een heteronoom discentrische dynamiek
  • NW, water element, met een heteronoom concentrische dynamiek
  • NO, aarde element, met een autonoom concentrische dynamiek

Bronpunten geven we betekenis door middel van beeld en begrip en daarmee aan hun eigen functie.

We onderscheiden :

Doordat de bronpunten behalve hun eigen specifieke dynamiek ook worden beïnvloed door de dynamiek van de contouren kunnen we het volgende onderscheid maken:

Tijdruimte veld, een dynagram (blauw)

  • 4 windstreken (Oostelijk, Zuidelijk,Westelijk, Noordelijk)
  • 4 uitwerkingen (ZO, ZW, NW, NO) van de windstreken .
  • totaal 8 met een mogelijke 9 (midden/tussen)

Ruimtetijd veld, een diagram (rood)

  • 4 windrichtingen (Oost, West ,Noord, Zuid)
  • 4 inwerkingen (NO, NW, ZO,ZW) van de 4 windrichtingen
  • totaal 8 met een mogelijke 9 (midden/tussen)

9de midden bronpunt.
Het midden functioneert op twee wijzen tussen de 8 bronpunten:

  • Als midden tussen de 8 bronpunten kan het midden zelf een bepalende bronpunt worden. Afhankelijk van de ingebrachte data kan het midden, positie, inhoud, betrekking of proces zijn. Bij gevolg kan het midden een 9de bronpunt vormen. Dit midden krijgt dan een specifieke bemiddelende functie.
  • Als midden kan het ook een logische klasse weergeven doordat het centrale begrip de overkoepelende term wordt, die de andere begrippen onderbrengt of de centrale spil vormt waaruit de andere begrippen voortkomen. Bijvoorbeeld: windrichtingen, elementen en etmaal.

Dit centrum als bronpunt heeft een spil functie ten opzichte van de andere (8) bronpunten. In deze spil functie kan iets verschijnen of verdwijnen, een midden of een tussen vormen. De 8 anderen bronpunten hebben een veld functie.

Te samen vormen deze 9 coördinaten (bronpunten) de basis om een systeem dynamisch veld (gram) in te richten en te leren lezen.

Ook de bronpunten verhouden zich tot configuratie en compositie, mede door de assen en contouren.

In relatie tot hun eigen specifieke dynamiek: De 8/9 bronpunten hebben ieder een eigen specifieke dynamiek waardoor ze kunnen beantwoorden aan een noodzakelijke structuur. Ongeacht of ze in een tijdruimte veld of een ruimtetijd veld staan. Ze blijven beantwoorden aan een noodzakelijke structuur van het grondpatroon.

De dynamieken van bronpunten oost en noord verhouden zich meer tot compositie en de dynamieken van bronpunten west en zuid verhouden zich meer tot configuratie.

In relatie tot de assen: Oost verhoudt zich tot West over de horizontaal (configuratie, meer in de tijd) en Noord verhoudt zich tot Zuid over de verticaal (compositie, meer in de ruimte).

  • Bronpunten en assen zorgen voor noodzakelijke structuur van het grondpatroon.
  • Bronpunten en assen zijn fluctuerend rond een vast punt, homeostase.

Bij de bronpunten ligt de nadruk meer op homeostase. Ze zijn fluctuerend rond een vast punt, het 9de centrum bronpunt. Ook kan elk bronpunt weer een centrum zijn waar alternatieve coördinaten om heen fluctueren. De bronpunten zijn dan ook een vast punt.

In relatie tot de contouren: Het onderscheid tussen een tijdruimte en ruimtetijd is een verschil van de mogelijke ordening van het grondpatroon, dit verschil is mede afhankelijk van de cruciale verbanden (de contouren). De bronpunten verhouden zich onderling tot elkaar: hoe ze in de tijd lopen (configuratie) en hoe ze in de ruimte staan (compositie).

Alternatieve coördinaten:

In een gram zijn er tal van mogelijke alternatieve coördinaten. Deze coördinaten blijven zich verhouden tot de 8/9 bronpunten.

Coördinaten in relatie tot de te onderzoeken data

De woorden/begrippen van de te onderzoeken data verhouden zich in een gram tot cruciale en alternatieve coördinaten.

Binnen de gegeven data zoek je naar bepaalde woorden/begrippen, die je, overeenkomstig hun dynamieken, aan een of andere coördinaat kan relateren. Een belangrijke vraag is dan ook: Welke begrippen lichten op? Afhankelijk van wat je wilt onderzoeken kan een woord/begrip op een cruciale coördinaat of een alternatief coördinaat komen te staan.

Binnen systeem dynamiek hanteren we bronpunten als ‘middens’ (windstreken en windrichtingen) en ’tussens’ (in/uitwerkingen), maar of bepaalde data zo uitgesplitst kunnen worden hangt mede af van hun eigen aard en/of werkelijkheid.

Afhankelijk je referentie kader, de context, de logische klasse en de nog verdere te onderzoeken data met hun coördinaten, verhoudingen, verbanden en raak-vlakken. Kunnen binnen 1 gram en bij meerdere verschillende grammen, dezelfde woorden/begrippen op een ander bronpunt/coördinaat komen te staan.

Een begrip (woord) kan meerdere betekenissen hebben. Elke betekenis kan een andere ‘interne dynamiek’ weergeven. Bijvoorbeeld het begrip ‘water’ die in verschillende culturen wordt gebruikt om een bepaalde ‘dynamiek’ weer te geven. ‘Water’ bekeken vanuit de filosofie van Aristotelis draagt een andere interne dynamiek uit, dan ‘water’ bekeken vanuit bijvoorbeeld: een Chinese filosofie of een Inheems Amerikaanse filosofie enz. Ook binnen in dezelfde cultuur kunnen verschillende stromingen ontstaan waardoor hetzelfde begrip onderling kan verschillen in hun betekenis en van hun interne dynamiek. Dit kan tijdens het onderzoek maar ook voor de lezer van een gram verwarring geven. Dit vraagt steeds weer te beginnen met een schone lij. Welk begrip licht op? En met welke ‘interne dynamiek’?

Verbanden

Verband, is een dynamiek tussen het ene en het andere. Mogelijk tussen 2 of meerdere coördinaten. Dit verband kan aan ruimte of tijd gerelateerd worden. Een verband in de tijd (configuratie, is een ordening in de tijd) of een verband in de ruimte (compositie, is een structuur in de ruimte).

Cruciale verbanden

De bronpunten staan in relatie tot de cruciale verbanden, die we contouren noemen.

Bij de contouren reguleren de wisselwerkingen van ’tijd/ruimte’ en de wisselwerkingen ‘ledig/delig’, ordening en structuur.

De wisselwerking tussen tijd en ruimte verbanden zorgt voor de ordening van de contouren.
De wisselwerking tussen ledige en delige verbanden zorgt voor de structuur van de contouren.

  • 4 ledige (en-en) verband situeren we in het verlengde van het statische kruis (2 diagonale assen)
  • 4 delige (of-of) verband situeren we in het verlengde van het dynamische kruis (horizontale en verticale as)

De ordening van de contouren zorgt voor de ordening van het grondpatroon.

  • Contouren en resonanties zorgen voor mogelijke ordening van het grondpatroon
  • Contouren en resonanties zijn fluctuerend rond een bewegelijke lijn, homeorhese

Bij de contouren ligt de nadruk meer op ordening.

Bij de contouren spelen tijd en ruimte verbanden een belangrijke rol in de wisselwerking tussen kwaliteit en kwantiteit.

  • De tijd heeft in het verband een meer kwalitatief karakter
  • De ruimte heeft in het verband een meer kwantitatief karakter

We spreken over 4 contouren:

  • Proces
  • Inhoud
  • Positie
  • Betrekking

Ook de contouren verhouden zich tot configuratie en compositie.

Proces en betrekking verhouden zich meer tot de tijd (configuratie)

Positie en inhouden verhouden zich meer tot de ruimte (compositie)

We spreken over processen en inhouden in een tijdruimte. In een tijdruimte (dynagram) is de tijd primair (de ruimte ontstaat hier uit de dynamiek van de tijd).

We spreken over posities en betrekkingen in een ruimtetijd. In een ruimtetijd (diagram) is de ruimte primair (de tijd ontstaat hier uit de dynamiek van de ruimte).

Alternatieve verbanden

In een gram kunnen alternatieve coördinaten in een mogelijke alternatieve verband gebracht worden. Toch blijven deze alternatieve verbanden in relatie tot de contouren staan.

Bijvoorbeeld. In deze ‘casus gram’ (link) staan alle 12 maanden (inhouden) in een jaarloop (proces). Dit proces wordt gekoppeld aan ‘de maanden waarin de dagen korter worden’ en ‘aan de maanden waarin de dagen langer worden’. Het proces is in het grondpatroon aanwezig maar wordt niet in deze ‘casus gram’ letterlijk benoemd.

Verbanden in relatie tot de te onderzoeken data

Binnen de gevonden woorden van de te onderzoeken data zoek je naar bepaalde verbanden, die permanent en semi permanent kunnen zijn. Je zoekt een dynamiek tussen het ene en het andere(n) woord(en).

In de te onderzoeken data zijn nog vele andere verbanden mogelijk, binnen systeem dynamiek beperken we tot de contouren en alternatieve verbanden.

Tijdens het onderzoek kun je je afvragen wat het overeenkomstige verband is tussen deze woorden. Bijvoorbeeld, gaat het hier meer om een tijd verband of meer om een ruimte verband. Binnen systeem dynamiek hanteren we tijd gerelateerde en ruimte gerelateerde verbanden (contouren) maar of bepaalde data zo uitgesplitst kunnen worden hangt mede af van hun eigen aard en/of werkelijkheid.

Een belangrijke vraag die je je kan stellen is: tot welke logische klasse behoren deze woorden?

Met logische klasse bedoelen we bijvoorbeeld:

Lente, zomer, herfst, winter. Ze behoren tot de logische klasse van 4 seizoen. Deze seizoenen hebben een cyclisch tijd verband. Zo volgen elkaar, na elkaar op, in een specifieke volgorde. Ze zijn of-of in de tijd.

Afhankelijk je begrippen, de context, referentie kader en de nog verdere te onderzoeken data met hun coördinaten, verhoudingen, verbanden en raak-vlakken. Kan binnen 1 gram en bij meerdere verschillende grammen, dezelfde logische klasse in een ander verband komen te staan.

Verhoudingen

Als je aan een 2 ledige/delige verhouding denkt dien je te denken aan antoniemen. 2 tegengestelde woorden die duidelijk van elkaar verschillen maar overeenkomstig zijn in hun logische klasse (verband).
Coördinaten die tegen over elkaar staan hebben een tegengestelde dynamiek. Toch zijn deze 2 op één of andere manier aan elkaar verbonden.

Een verhouding is een verbijzondering van een verband. Een verband kan leiden tot een verhouding, in dier voege is het verband meer algemeen en de verhouding meer bijzonder.

Verhouding, is een relatie 2 tegen over elkaar staande coördinaten (met een mogelijke 3 coördinaat) in een en-en verhouding en/of een of/of verhouding.

  • Bij 2 ledige (en-en) verhoudingen heeft de verhouding een verbindend karakter
  • Bij 2 delige (of-of) verhoudingen heeft de verhouding een scheidend karakter.

Twee ledige/delige verhoudingen wil zeggen dat er 2 delen of leden zich tot elkaar kunnen gaan verhouden. Alle 2 ledige/delige verhoudingen veronderstellen 2 tegenover elkaar staande coördinaten. Een systeem dynamisch veld is opgebouwd uit deze 2 ledige/delige verhoudingen.

De verhouding kunnen we niet alleen karakteriseren als een ‘tussen’ (tweedelig) maar ook als een ‘midden’ (drieledig).

We onderscheiden ledige en delige verhoudingen.
2 ledige/delige verhoudingen worden bepaald door 2 tegenover elkaar staande bronpunten. Deze bronpunten kunnen elkaar insluiten (leden) of elkaar uitsluiten (delen).

Ledige verhouding, lid staat voor een onscheidbaar medelid:

  • is een en-en verhouding
  • tegelijkertijd
  • heeft een insluitend verhouding
  • is complementair
  • aanvullend
  • elkaar dragend
  • elkaar voortbrengend
  • 2 ledige verhouding situeren we op de polaire as en de impuls as

Delige verhouding, deel staat voor een scheidbaar onderdeel:

  • is een of-of verhouding
  • na elkaar
  • heeft een uitsluitend .verhouding
  • is symmetrisch
  • concurrerend
  • elkaar bestrijdend
  • elkaar opheffend
  • 2 delige verhouding situeren we op de duale as en de plaats as

Wanneer we spreken over een verhouding tussen het ene en het andere, kan het ene het andere niet vervangen. Ze kunnen elkaar ‘niet opheffen’, ‘noch samenvallen’, noch zijn ze inwisselbaar, kortom ze kunnen zich slechts tot elkaar verhouden.

Cruciale verhoudingen.

Een as, is een verhouding tussen 2 tegen over elkaar staande bronpunten.

In totaal zijn er 8(9) bronpunten, elk met een eigen specifieke dynamiek. 4 keer komen 2 bronpunten tegen over elkaar te staan. Bij alle 4 de keren hebben de 2 bronpunten die tegen over elkaar staan een tegengestelde dynamiek. Toch zijn deze 2 op één of andere manier aan elkaar verbonden, ze hebben een verhouding met elkaar.

Bij de assen reguleren de wisselwerkingen van ’tijd/ruimte’ en de wisselwerkingen ‘ledig/delig’, ordening en structuur.

Bij de assen spelen ledige en delige verhoudingen een belangrijke rol in de wisselwerking tussen kwaliteit en kwantiteit.

  • Het ledige heeft in de verhouding een meer kwalitatief karakter. In ‘kwaliteit’ speelt de verbindende factor van de leden een rol.
  • Het delige heeft in de verhouding een meer kwantitatief karakter. In ‘kwantiteit’ speelt de scheidende factor van de delen een rol.

Binnen systeem dynamiek hanteren we 4 cruciale verhoudingen, de 4 assen van het grondpatroon. We spreken over deze 4 assen:

2 diagonale assen:

  • Impuls as, ledige verhouding, met een en-en verhouding, includerend, tijd as, grafisch weergegeven in golven.
  • Plaats as, delige verhouding, met een of-of verhouding, exluderend, ruimte as, grafisch weergegeven in strepen.

2 assen, een horizontale en verticale as:

  • Duale as, delige verhouding, met een of-of verhouding, excluderend, tijd as, grafisch weer gegeven in golven. Een horizontale as.
  • Polaire as, ledige verhouding, met een en-en verhouding, includerend, ruimte as, grafisch weer gegeven in strepen. Een verticale as.

In alle bouwpatronen blijven deze assen in hun vaste structuur, ongeacht of ze in een ruimtetijd of tijdruimte staan.

Ook de assen verhouden zich tot configuratie en compositie. De tijd assen verhouden zich meer tot een configuratie en de ruimte assen meer tot een compositie.

Alternatieve verhoudingen

In een gram kunnen alternatieve coördinaten in alternatieve verbanden, in alternatieve verhoudingen uitgewerkt worden. Al blijven deze alternatieven gerelateerd aan de cruciale verhoudingen.

Ook kunnen in een gram de bronpunten zoals.. in een alternatieve verhouding uitgewerkt worden zoals in het volgende voorbeeld ….Ze blijven echter in 1 gram gerelateerd aan het grondpatroon, .. blijft tegen over …staan. Elke coördinaat op zich kan weer in een grondpatroon worden uitgewerkt.

Te onderzoeken data

Binnen de gevonden woorden zoek je naar bepaalde verhoudingen, die onstabiel en/of stabiel kunnen zijn.

Binnen de te onderzoeken data kunnen woorden/begrippen in verschillende verhoudingen komen te staan. Wat staat ten opzichte van wat. Er zijn vele verhoudingen mogelijk; binnen systeem dynamiek beperken we ons door middel van de assen. Tijdens het onderzoek kun je je afvragen wat is het verschil en wat is de overeenkomst tussen deze begrippen. Denk aan antoniemen die op zich verschillend zijn maar toch zich tot elkaar kunnen verhouden, overeenkomstig hun logische klasse.

Plaatsen we meerdere 2 ledige verhoudingen in een gram, dan dien je te onderzoeken welke begrippen tot een bepaalde klasse behoren. Want een klasse bepaalt de specifiekere betekenis van elk begrip afzonderlijk, in relatie tot andere begrippen met hun specifiekere betekenissen. Zo kan in een klasse van begrippen onderling verschillende betekenissen zichtbaar worden. De samenhang in een bepaalde gram brengt dan mogelijke wisselwerkingen tussen meerdere 2 ledige/delige verhoudingen aan het licht

Voorbeeld van begrippen die tot dezelfde klasse behoren: Lente, zomer, herfst en winter, behoren bij de klasse seizoenen.

Binnen systeemdynamiek hanteren we het verschil tussen ledige en delige verhoudingen, maar of bepaalde data zo uitgesplitst kunnen worden hangt mede af van hun eigen aard en of werkelijkheid.

Welk woord/begrip je tegen over een ander woord/begrip zet en in welke verhouding (as) je ze plaats is afhankelijk van de context.

Afhankelijk je begrippen, hun logische klasse, referentie kader en de nog verdere te onderzoeken data met hun coördinaten, verhoudingen, verbanden en raak-vlakken. Kan binnen 1 gram en bij meerdere verschillende grammen, dezelfde begrippen in een andere verhoudingen en in een andere context komen te staan.

Raak-vlakken

Er zijn vele coördinaten mogelijk met vele onderlinge relaties. Deze relaties kunnen o.a. verbanden, verhoudingen, wisselwerkingen enz zijn. Doordat een coördinaat met andere coördinaten meerdere en verschillende relaties heeft, ontstaat er een opstapeling van deze relaties. Door deze opstapeling van relaties ontstaan er raak-vlakken. Doordat er meer of minder relaties zich kunnen opstapelen, kunnen er meer of minder raak-vlakken zijn.

Raak-vlakken zijn wederkerige wisselwerkingen tussen meerdere verhoudingen, meerdere verbanden en meerdere coördinaten.

De coördinaten (knoopunten) met hun raak-vlakken vormen een netwerk.

  • Je hebt netwerken met veel coördinaten en veel raak-vlakken.
  • Je hebt netwerken met weinig coördinaten en weinig raak-vlakken.
  • Je hebt netwerken met veel coördinaten en weinig raak-vlakken.
  • Je hebt netwerken met weinig coördinaten en veel raak-vlakken.

Raak-vlakken zijn o.a. ruimte/tijd gerelateerde dimensies waarin de wisselwerkingen tussen coördinaten, verbanden en verhoudingen zichtbaar worden.

Zou je bijvoorbeeld een verhouding weg laten vallen, dan verandert het raak-vlak zodanig, dat het geheel uiteenvalt in delen en leden die elkaar in deze verhouding niet meer raken.

Wanneer de delen en leden helemaal geen raak-vlakken met elkaar hebben dan verlies je aan structuur en als gevolg daarvan aan ordening.

Cruciale raakvlakken

Het grondpatroon wordt bepaald door weinig bronpunten en door veel onderlinge relaties (assen, contouren, wisselwerkingen) die elkaar raken in de raak-vlakken.

Waarbij deze raak-vlakken een harmonisch, ritmisch, geheel vormen van verandering en herhaling.

  • De vele onderlinge relaties tussen bronpunten zorgen voor verandering
  • Door het gebruik van weinig bronpunten wordt herhaling mogelijk.

De bronpunten en hun onderlinge relaties (wisselwerkingen, contouren, assen) worden gereguleerd door de wisselwerking tussen verandering en herhaling.

Bijvoorbeeld:

  • Elke as is ledig of delig in combinatie met ruimte of tijd (herhaling).
  • De combinatie is in elke as uniek (verandering).

Zo ook bij de contouren

  • Elke contour heeft een ledig of delig verband in combinatie met een tijd of ruimte verband (herhaling).
  • De combinatie is in elke contour uniek (verandering).

Deze verhoudingen en verbanden vinden ’tussen’ en/of ‘op’ de bronpunten plaats.

  • Twee tegen over elkaar staande bronpunten hebben een zeer verschillende unieke dynamiek (verandering).
  • Maar hebben een overeenkomstige verhouding (as) en verband (contour) (herhaling).

Bronpunten, contouren, assen vormen met elkaar cruciale raak-vlakken. Waarbij elk raak-vlak gereguleerd wordt door de wisselwerking tussen verandering en herhaling. Deze cruciale raak-vlakken vormen een harmonisch geheel die resulteert in een resonantie van het grondpatroon. Het grondpatroon is het resultaat van al deze raak-vlakken.

Resonantie, doet afstemmen én is ‘het op elkaar afgestemde’. Door dat het ene en het/de andere/n aanwezig is, zijn er verschillende onderlinge relaties mogelijk. Deze relaties dienen een exact passend, aan elkaar sluitende dynamiek te hebben. Anders ontstaan er verstoringen van resonantie.

Resonantie wordt gereguleerd door de wisselwerking tussen verandering en herhaling.

Op de assen (verhoudingen) en in de contouren (verbanden) ’tussen’ en/of ‘op’ de bronpunten zijn tijd/ruimte in wisselwerking met ledig/delig. Zij hebben onderlinge raak-vlakken waar een wisselwerking van verandering en herhaling zich op elkaar afstemmen in een harmonisch geheel.

De wederzijdse wisselwerking tussen configuratie (veranderend) en compositie (herhalend) bepaalt de wijze waarop het veld kan resoneren. De sterkte van deze resonantie wordt bepaald door de meest werkende configuratieve compositie. Het zoeken naar een zo krachtig mogelijk resonantie bepaalt binnen systeem dynamiek de werking van het veld en zo doende haar meerwaarde.

Een noodzakelijke resonantie bepaalt de structuur en ordening van het grondpatroon en vice versa, ordening maakt verandering mogelijk en structuur maakt herhaling mogelijk. Het grondpatroon bepaalt een cruciale resonantie.

De assen en bronpunten zorgen voor de noodzakelijke structuur van het grondpatroon. Contouren en resonanties zorgen voor mogelijke ordening van het grondpatroon. Het grondpatroon kan in een tijdruimte of ruimtetijd worden uitgewerkt door de contouren. Hierdoor veranderen ook de onderlinge raak-vlakken. En ook andersom, doordat de cruciale raak-vlakken zorgen voor mogelijke ordening kan het grondpatroon uitgewerkt worden in een tijdruimte en ruimtetijd.

Bij de resonanties ligt de nadruk meer op homeorhese. Ze zijn fluctuerend rond een bewegelijke lijn. Een lijn van verandering en herhaling. Ook kan elke resonantie weer een bewegelijke lijn zijn waar alternatieve raak-vlakken om heen fluctueren. De resonanties zijn dan ook een bewegelijke lijn.

Doordat alle bouwpatronen zich verhouden tot het grondpatroon, worden de bouwpatronen ieder op zich en ten opzichte van elkaar gekenmerkt door een harmonisch geheel van raak-vlakken en de daarmee samenhangende resonanties.

De resonantie van het grondpatroon maakt deze bouwpatronen onderdeel van één systeem.

Het hologram (bouwpatroon) maakt de wisselwerking zichtbaar tussen de twee grondpatronen. De ene geordend in een dynagram en de andere in een diagram. Deze vervlechting tussen dynagram en diagram vormt een harmonisch geheel waarin de synthese tussen deze twee grondpatronen dynamisch in beeld kan worden gebracht met behoud van alle karakteristieke raak-vlakken en de daarmee samenhangende resonanties.

De twee grondpatronen van het dynagram en diagram hebben bronpunten, waarin ze elkaar raken met opstapelende raak-vlakken. Hierdoor ontstaan in het hologram unieke resonanties.

Ook kan elke bronpunt opnieuw uitgewerkt worden overeenkomstig het grondpatroon.

Alternatieve raak-vlakken

In elke gram vormt het grondpatroon de basis op grond waarvan alle andere alternatieven uitgewerkt kunnen worden.

Door de alternatieve, -coördinaten, -verbanden, -verhoudingen in een gram kunnen er ook alternatieve raak-vlakken ontstaan. Deze alternatieve raak-vlakken blijven gerelateerd aan de cruciale raak-vlakken, binnen het bereik van de resonantie in het grondpatroon.

(Meerdere) raak-vlakken in 1 veld vermeerderen en/of verminderen de resonantie in een veld

Resonantie kan minder of meer zijn afhankelijk van de ingevoegde data en het gebruik van bronpunten, contouren en assen.

Elke op zichzelf staande gram (met cruciale en alternatieven) kan dusdanig resoneren, dat het een op zichzelf staande veld kan vormen, die als bouwmodel kan functioneren voor het maken van andere grammen. Bouwmodellen zijn grammen waarvan de gevonden unieke basiselementen (cruciale en alternatieven) in andere grammen herhaald kunnen worden. Afbeelding bouwmodel gram PM archai kai aitiai (als link) is gebruikt voor de gram van ‘opbouw van een systeem dynamisch veld’.

Raak-vlakken gerelateerd aan de te onderzoeken data

Binnen de gevonden woorden zoek je naar bepaalde raak-vlakken die mogelijk met elkaar resoneren. Deze raak-vlakken kunnen meer en/of minder zijn.

In een gram is het mogelijk om vele woorden (met hun verbanden en verhoudingen) op een coördinaat te plaatsen. Maar niet altijd is meer ook beter. Bij te veel aan woorden of een te weinig aan woorden verzwakt het raak-vlak. Bij een te veel dien je vorm te geven aan een nieuwe gram(model). Bij een te weinig dien je terug te gaan naar de te onderzoeken data.

Er zullen veel meer mogelijke raak-vlakken bestaan die een veld minder en/of meer doen resoneren. We beperken ons tot de raak-vlakken en wisselwerkingen van het grondpatroon en vullen aan met mogelijke alternatieven in elke gram afhankelijk van de te onderzoeken data.

Binnen systeemdynamiek hanteren we het verschil tussen verandering en herhaling van raak-vlakken, maar of bepaalde data zo uitgesplitst kunnen worden hangt mede af van hun eigen aard en of werkelijkheid.

Wanneer je zoekt naar raak-vlakken:

  • Kijk je naar welke woorden en de daar aan gerelateerde dynamieken oplichten, en/of nieuwe woorden oproepen.
  • Verhouden de woorden die je bijeen brengt zich of wel tot een logische klasse?
  • Tot welke context krijgen zij een bepaalde betekenis? Welk woord laat je tegen over welk ander woord verhouden?
  • Vanuit een totaal aan onderlingen relaties kun je je afvragen van uit welk referentie kader je de te onderzoeken data bekijkt of dient te bekijken.

Afhankelijk je begrippen, hun logische klasse, de context en de nog verdere te onderzoeken data met hun coördinaten, verhoudingen, verbanden en raak-vlakken. Kan binnen 1 gram en bij meerdere verschillende grammen, dezelfde begrippen, in dezelfde (of andere) logische klasse, in een andere verhoudingen en in een andere context komen te staan. Door deze veranderingen kunnen overeenkomstige begrippen totaal andere resonantie krijgen.

Het veld is complementair en symmetrisch ingericht

Het veld is complementair (aanvullend) en symmetrisch (spiegelend) ingericht beide worden gekarakteriseerd door verschil en overeenkomst.

  • Spiegeling is symmetrisch, de spiegeling is gebaseerd op de overeenkomst, met een verschilswerking.
  • Aanvullend is complementair, de aanvulling is gebaseerd op het verschil, met een overeenkomstwerking.

Het veld is complementair en symmetrisch ingericht, dat betekent dat er geen boven is zonder onder en geen rechts zonder links. Boven en onder plaatsen we op de polaire as en links en rechts op de duale as. De 4 bronpunten van deze 2 assen krijgen in dat veld een wederkerige functie.

  • We spreken van symmetrische verhoudingen daar waar sprake is van een spiegeling. Met spiegeling bedoelen we in dit verband dat, elk coördinaat in het veld mogelijk een ander coördinaat in dat veld kan spiegelen. Ieder coördinaat heeft specifieke betekenissen. Het spiegelen houdt in, dat de betekenis van de ene coördinaat, de betekenis van een ander coördinaat kan oproepen. Zo kan het begrip ‘licht’ het begrip ‘donker’ oproepen, ‘licht’ en ‘zwaar’, ‘licht’ en ‘geluid’ enz..Deze spiegeling brengt daardoor vele nieuwe betekenissen aan het licht. Zo hebben ‘licht’ en ‘donker’ ieder op zich een eigen betekenis binnen een logische klasse, in relatie tot elkaar krijgen ze echter een specifiekere inkleuring. Door die inkleuring kunnen ze elkaar verzwakken en/of versterken. Begrippen, die in een bepaalde logische klasse horen, versterken elkaar makkelijker dan begrippen uit verschillende logische klassen. Het wakker zijn/worden aan deze logische klassen maakt dat je alleen begrippen uit 1 logische klasse, systeem dynamisch, in een samen hangend veld kan denken.
  • We spreken van complementaire verhoudingen daar waar sprake is van een aanvulling. Met aanvulling bedoelen we in dit verband, dat elk coördinaat in het veld mogelijk een ander coördinaat in dat veld kan aanvullen. Aangezien elk coördinaat een specifieke betekenis heeft (binnen een logische klasse), ontstaat de mogelijkheid dat een andere coördinaat met ook een specifieke betekenis (van dezelfde logische klasse) de eerste coördinaat kan aanvullen. Een eventuele aanvulling versterkt beide begrippen omdat ze bij elkaar horen. Bijvoorbeeld de ‘middag’ hoort bij de ‘midnacht’ zoals de ‘ochtend’ bij de ‘avond’. Deze vier begrippen behoren bij dezelfde logische klasse van de dagloop of het etmaal.
  • Bij een spiegeling staat ieder begrip nog op zichzelf, bij een aanvulling vormen ze een tweeheid die ledig of delig kan zijn. Ledig wil zeggen ze vormen samen een geheel, de een kan niet zonder de ander. ‘Dag’ kan niet zonder ‘nacht’. Delig wil zeggen ze vormen ieder, een op zichzelf staand geheel, maar kunnen als delen ook weer samen een geheel vormen. De ‘dag’ staat als onderdeel van het etmaal op zichzelf, net zo als de ‘nacht’ op zichzelf staat.
  • Het veld is zowel symmetrisch als complementair in te richten. Deze twee begrippen kunnen mogelijk een nog specifiekere invulling krijgen als we ze gaan toepassen op wisselwerkingen, verbanden, verhoudingen, raak-vlakken in en tussen de velden. Zo kunnen we onder andere complementaire en symmetrische assen in relatie tot ledige en delige verhoudingen denken. Een ledige verhouding noemen we complementair (samenwerkend) en een delige verhouding noemen we symmetrisch (tegenwerkend). De begrippen die elkaar spiegelen (concurrerend/tegenwerkend) zetten we door gaans op de duale-as en de plaats as. De begrippen die elkaar aanvullen (ondersteunend/samenwerkend) op de polaire as en de impuls as. Ledige en delige verhoudingen en de onderscheiden assen worden later verder uitgelegd.

Meerwaarde van samenhang tussen systeem dynamische velden.

Er zijn vele al bestaande modellen, ze zijn alleen niet met elkaar compatibel. Systeem dynamiek kent een grond systeem die modellen compatibel maakt en ze hierdoor met elkaar kan laten combineren en resoneren.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen kwalitatieve en kwantitatieve systeem dynamiek. Meer lezen over het onderscheid tussen kwalitatieve SD en kwantitatieve SD kan via deze link.

Binnen kwalitatieve systeem dynamiek kunnen twee of meer velden qua compositie en/of configuratie zich tot elkaar verhouden.

Elk afzonderlijk systeem dynamisch veld staat op zich zelf in relatie tot andere velden (configuratie) en elk veld kan een plek krijgen in een ander systeem dynamisch veld en/of een plek krijgen tussen andere systeem dynamische velden (compositie).

Geïsoleerde systeem dynamische velden (grammen) zijn abstracties: hun eigenschappen zijn alleen maar definieerbaar en denkbaar door middel van de betreffende wisselwerkingen met andere systeem velden. Met hun overeenkomstige, cruciale configuratieve componenten (bronpunten, contouren, assen en resonanties) en met hun verscheidene alternatieve configuratieve componenten (alternatieve coördinaten, -verbanden, -verhoudingen en -raak-vlakken).

Niets staat op zich, maar krijgt pas betekenis in een te exploreren samenhang.
Een samenhang die je kunt lezen binnen 1 gram en/of samenhang tussen meerder grammen.

Enerzijds kan iets op zich zelf staan, maar anderzijds kan het ook een nieuwe betekenis in een te exploreren samenhang krijgen. Op zich kan je uiteindelijk stellen dat niets op zichzelf staat binnen het functionele paradigma (link), aangezien alles met alles samenhangt.

Eén systeem dynamisch uitgewerkt veld (gram) is op zich zelf zinvol, maar krijgt pas betekenis in relatie tot andere systeem dynamisch uitgewerkte velden (grammen). Hoe meer data/kennis systeem dynamisch zijn uitgewerkt, hoe meer de werkelijkheid onderzocht kan worden. Een systeem dynamisch verband laat mogelijke samenhangen zien tussen verschillende werkvelden.

Een systeem dynamisch veld is een verzameling van configuratieve componenten die naar elkaar verwijzen en naar alle andere in even zoveel separate systeem dynamische velden opdat ze hun verwijzingen aan het licht kunnen brengen.

Door middel van het grondpatroon kun je de `contouren´ complexer met elkaar in verband brengen:
Zo kunnen ‘betrekkingen’ tussen de verschillende ‘posities’ in een samenhangend geheel van ‘processen’ haar ‘inhouden’ genereren (doen worden).

  • Elk afzonderlijk systeem dynamisch veld kan een mogelijk proces initiëren met andere systeem dynamische velden, hetgeen kan leiden tot nieuwe gedachte inhouden.
  • Elk afzonderlijk systeem dynamisch veld kan een positie innemen tussen andere systeem dynamische velden waardoor nieuwe betrekkingen gedacht kunnen worden.
  • Zoals in elk systeem dynamisch veld noodzakelijk mogelijke processen (tot worden) en mogelijk noodzakelijke inhouden (tot zijn) een samen hangend geheel vormen, zo kunnen systeem dynamische velden onderling bevraagd worden op mogelijk noodzakelijke processen en noodzakelijk mogelijke inhouden.
  • Zoals in elk systeem dynamisch veld noodzakelijk mogelijke posities (tot zijn) en mogelijk noodzakelijke betrekkingen (tot worden) een samenhangend geheel vormen, zo kunnen systeem dynamische velden onderling bevraagd worden op mogelijk noodzakelijke posities en noodzakelijk mogelijke betrekkingen.

Hun zijn en worden (hun ontstaan en staan) ontlenen de systeemvelden aan de wisselwerking tussen hun wederzijdse processen en posities (inhouden en betrekkingen).

Zo gezien, verschijnt een systeem dynamisch geordende werkelijkheid als een gecompliceerd weefsel van configuratie en compositie, waarin verbindingen en afscheidingen elkaar afwisselen, overlappen of met elkaar combineren teneinde het weven van het geheel, als een altijd voorlopige resultante van de dynamiek tussen leden en delen, in werking te zien treden.

Om systeem dynamisch te kunnen denken dient elk waar te nemen systeem (een gram als systeem veld) geïsoleerd te worden om duidelijk gevisualiseerd te kunnen worden. Voorts moet een waar te nemen systeem ook in wisselwerking treden met andere waar te nemen systemen om duidelijk te kunnen worden waargenomen in haar momentane configuratieve componenten op zich en in relatie tot andere waar te nemen systemen.

Meta perspectief

Systeem dynamisch leren denken impliceert het kunnen hanteren van een wisselwerking tussen een ‘open’ denkraam en een ‘gesloten’ werkraam, en hiermee het kunnen innemen van een meta perspectief
.
Door de wisselwerking tussen een ‘licht bron’ (‘open’ denkraam) en een ‘grondpatroon’ (‘gesloten’ werkraam) enerzijds en anderzijds tussen 2 en/of meerdere gescheiden grammen ontstaan mogelijke nieuwe optieken en perspectieven. Dit geheel te samen in ogenschouw kunnen nemen, vormt het meta perspectief waardoor er nieuwe kennis kan oplichten en/of inlichten. Het kunnen weven tussen werkraam en denkraam geeft inzicht en doorzicht.

Nieuwe kennis kan nog van alles zijn/worden: mogelijke verhoudingen, verbanden, onderzoeksvragen, een 3de gram enz. Nieuwe kennis die juist tot stand kan komen door het ene en/of het andere gram te relateren in relatie tot het (gesloten) werkraam en/of het (open) denkraam, waardoor het tot bewustzijn kan komen.

Twee of meerdere grammen (bijvoorbeeld gram a en gram b) zijn enerzijds van elkaar gescheiden maar zijn anderzijds geordend aan het grondpatroon.

Systeem dynamisch leren denken geeft zicht van uit een lichtbron, een ‘open denkraam’, transcendent aan de werkelijkheid, waardoor je doorzicht verwerft.

Systeem dynamisch leren denken geeft zicht op het grondpatroon, een ‘gesloten werkraam’, immanent aan de werkelijkheid, waardoor je inzicht verwerft.

Kennis ordenen aan de structuur van een grondpatroon maakt het mogelijk om deze kennis te toetsen aan algemene systeem dynamische regels (configuratieve componenten).

Tegelijkertijd blijft de mogelijkheid bestaan om met een open denkraam vanuit een lichtbron nieuwe kennis te verbijzonderen.

Met het woord ‘lichtbron’ willen we het verband tussen licht en denken zichtbaar maken. Aangezien het denken een licht kan werpen op de te onderzoeken data.

Meta perspectief oefent een vorm van aandacht waaraan het bewustzijn kan ontwaken. Een wisselwerking tussen een gesloten werkraam en een open denkraam, waarin het denken zodanig beweeglijk wordt dat er een lichtbron ontsloten kan worden. Lichtbron en grondpatroon vormen met elkaar een polaire dynamiek; ze zijn tegelijkertijd.

Deze lichtbron brengt een tot nu toe onvermoede dimensie aan het licht. Het pragmatische doel van systeem dynamiek moet leiden naar het openleggen van de te onderzoeken data. In het kunnen oefenen van een methodische weg, kun je deze lichtbron gebruiken om de barrières in het denken zelf te overstijgen zonder afbreuk te doen aan de rijkdom en verscheidenheid van dit denken, zodat het verborgen potentieel van de menselijke geest aan het licht kan komen.



Het belang van onder/scheiden.

Enerzijds kun je in systeem dynamisch denken en werken alles met alles verbinden anderzijds dien je ook het nodige te onder/scheiden, wat met zich mee brengt dat je regels moet opstellen.

Verstoringen in en door het denken en waarnemen worden ingelost door de onderling te verhouden systeemvelden streng te isoleren opdat de mogelijke spiegelingen kunnen oplichten (beeldend) en of inlichten (begrijpend).

Voor een adequate spiegeling dient die afgrenzing zo volledig als mogelijk gerealiseerd te worden, evenwel zijn alle mogelijke analogieën slechts benaderingen van mogelijke verschillen en mogelijke overeenkomsten.

Een analogie ontstaat uit de systeem dynamische wisselwerking en/of interactie tussen 2 gescheiden systeemvelden die elk op zich zelf staan. Deze wisselwerking en/of interactie maakt een meta perspectief mogelijk.

Afzonderlijke systeemvelden zijn idealisaties die alleen dan betekenis krijgen als hun onderlinge wisselwerking systeem dynamisch kan worden geoptimaliseerd.

Bij gevolg kunnen denkprocessen restricties (onjuiste) projecteren op de werkelijkheid, waar die niet zijn, maar wie kan zonder die restricties zien en of denken? Vandaar dat we in het denken heel bewust restricties (juiste) dienen aan te brengen. Immers de werkelijkheid op zich zelf kun je niet zien, pas door je te beperken kan je tot waarnemen en denken komen. Anders zie je door de bomen het bos niet meer of je ziet door het bos de bomen niet meer.

Systeem dynamisch denken en werken impliceert dat je scherp dient te krijgen vanuit welk referentie kader en/of optiek je de werkelijkheid onderzoekt.

Vandaar dat het wijs is om die restricties dan ook in beeld en tot begrip te brengen als systeem dynamisch geordende waarschijnlijkheidsvelden.

Immers er is geen universele logica en of mathematica, laat staan een universele systeem dynamiek, het zijn allen slechts pogingen met hun specifieke restricties. Middels deze keurig in beeld en tot begrip gebrachte restricties, mits in systeem dynamisch geordende structuren, is het mogelijk van een nood een deugd te maken, met andere woorden niet de projecties afserveren, maar ze nutten om het projectiescherm middels systeem dynamiek zodanig in te richten dat het zien kan oplichten en of inlichten.

De restricties die we hier bedoelen houdt in dat je de gegeven configurtatieve componenten, bouwpatronen, grammen etc. exact dient te definiëren. Door ze zo precies mogelijk te omschrijven kunnen we mogelijke functies onderscheiden. Die functies worden in de schoenveter nader stap voor stap aan de orde gesteld en uitgelegd.

Systeemdynamiek zoekt een samenhangend geheel te bewerken van afzonderlijke waar te nemen, coördinaten, verbanden, verhoudingen, raak-vlakken en systeem velden.

Systeemdynamiek wil bloot leggen dat in alles een totale onderlinge verbondenheid en een onderlinge gescheidenheid werkzaam wil worden.

Systeem dynamiek leren en studeren

Kern van systeem dynamiek leren en studeren:

  • Het leren van een nieuwe onderzoeksmethode.
  • Ontologische paradigma en mythische paradigma samen te brengen in een functioneel paradigma door middel van een open systeem model.
  • Als instrument een midden te vormen tussen verschillende werkvelden, optieken, perspectieven, visies..
  • Het leren denken vanuit een meta perspectief.
  • Ontwarren van tal van wisselwerkingen tussen mogelijke woorden (inc. hun dynamieken) van de te onderzoeken data.
  • Leren denken in een verbindend grondpatroon van cruciale en alternatieve -wisselwerkingen -coördinaten, -verbanden -verhoudingen en -raak-vlakken.
  • Woorden (van de te onderzoeken data) met hun dynamieken kunnen verbinden aan het grondpatroon zodat grammen met elkaar compatibel zijn.
  • Het combineren van grammen om zo nieuwe kennis te laten oplichten.
  • Het grondpatroon, de bouwpatronen, de bouwmodellen, grammen verder ontwarren en/of kunnen vormgeven.
  • Systeem dynamiek verder ontwikkelen en inwikkelen

Introductie schoenveter
Om de systeem dynamische velden stap voor stap te begrijpen en er mee te leren werken, hebben we vorm gegeven aan de structuur genese die we de schoenveter noemen. Met de naam schoenveter proberen we tot uitdrukking te brengen dat je deze structuur genese op velerlei manieren kunt doorlopen. Er zijn meerdere te denken wisselwerkingen, grafisch weergegeven met de licht grijze strakke pijltjes. Link schoenveter (link schoenveter nu alleen nog hoofdstuk 1 als hoofdstuk 2 verder uitgewerkt is deze samenvoegen)

Leren denken in velden
De schoen veter is opgebouwd uit systeem dynamische geordende velden, die enerzijds bestaan uit strikt te onderscheiden velden maar anderzijds ook op verschillende wijzen zijn te verbinden.

Bijvoorbeeld:

Veld, sfeer, vorming en werking zijn 4 op zich zelf staande systeem dynamische velden. Samen verhouden ze zich tot elkaar in 1 groter systeem dynamisch veld. Dus een set van 4. De schoenveter is verder weer opgebouwd uit meerder sets van 4 systeem velden (link evt onderliggende verhoudingen)

Elk systeem dynamisch veld van de schoenveter zal bij ‘stap voor stap’ worden uitgelegd.

Leren denken in verhoudingen

Als je aan een 2 ledige/delige verhouding denkt dien je te denken aan antoniemen. 2 tegengestelden woorden die duidelijk van elkaar verschillen maar zijn overeenkomstig in hun logische klassen.

Voorbeelden van 2 ledige/delige verhoudingen (Binnen systeemdynamiek hanteren we het verschil tussen ledige en delige verhoudingen, maar of bepaalde data zo uitgesplitst kunnen worden hangt mede af van hun eigen aard en of werkelijkheid):

  • Er is geen begin zonder einde en geen einde zonder begin.
  • Er is geen sfeer zonder veld en geen veld zonder sfeer.
  • Er is geen vorming zonder werking en geen werking zonder vorming.
  • Er is geen geheel zonder deel en geen deel zonder geheel.
  • Er is geen punt zonder omtrek en geen omtrek zonder punt.
  • Er is geen impuls zonder plaats en geen plaats zonder impuls.
  • Er is geen tijd zonder ruimte en geen ruimte zonder tijd.
  • Er is geen horizontaal zonder verticaal en geen verticaal zonder horizontaal.
  • Er is geen dynamiek zonder statiek en geen statiek zonder dynamiek.
  • Er is geen web zonder matrix en geen matrix zonder web.
  • Het onbepaalde is niet zonder het bepaalde en het bepaalde is niet zonder het onbepaalde.
  • Er is geen dynagram zonder diagram en geen diagram zonder dynagram.
  • Er is geen tijdruimte zonder ruimtetijd en er is geen ruimtetijd zonder tijdruimte.
  • Er is geen gedachtegang zonder iets te denken en zonder iets te denken is er geen gedachtegang.
  • Er is geen verhaal zonder woorden en geen woorden zonder verhaal.
  • Er is geen kosmos zonder mens en geen mens zonder kosmos.
  • Er is geen subject zonder object en geen object zonder subject.
  • Er is geen beeld zonder begrip en geen begrip zonder beeld.
  • Er is geen betrekking zonder positie en geen positie zonder betrekking.
  • Er is geen synthese zonder analyse en geen analyse zonder synthese.
  • Er is geen divergentie zonder convergentie en geen convergentie zonder divergentie.
  • Er is geen insluiting zonder uitsluiting en geen uitsluiting zonder insluiting.
  • Er is geen praxis zonder theoria en geen theoria zonder praxis.
  • Er is geen werkelijkheid zonder waarschijnlijkheid en geen waarschijnlijkheid zonder werkelijkheid.
  • Er is geen ordening zonder structuur en geen structuur zonder ordening.
  • Het immateriële is niet zonder het materiële en het materiële is niet zonder het immateriële.
  • Er is geen geest zonder stof en geen stof zonder geest.
  • Er is geen licht zonder donker en geen donker zonder licht.
  • Er is geen energie zonder massa en geen massa zonder energie.
  • Er is geen complex zonder simplex en geen simplex zonder complex.
  • Er is geen worden zonder zijn en geen zijn zonder worden

Het aan elkaar relateren van 2 ledige/delige verhoudingen:

2 ledige/delige verhoudingen verhouden zich tot elkaar in een te onderzoeken spoor van hypothetische sequenties waarin ‘worden’ leidt tot ‘zijn’ en ‘zijn’ tot ‘worden’:

worden veranderlijk tijd proces onbepaald ongedifferentieerd verbinden holisme organisme ondeelbare actieve inwendige krachten onmiddelijke analoge zijn
zijn onveranderlijk ruimte positie bepaald gedifferentieerd afscheiden tomisme mechanisme deelbare passieve uitwendige krachten middelijke causale worden

2 ledige/delige verhoudingen kun je met elkaar via een lineaire reeks in relatie brengen. Hier kan zichtbaar worden hoe het een met het ander samenhangt. Maar er kan ook verwarring ontstaan doordat het ene weer kan leiden tot het andere, ‘worden’ wordt ‘zijn’ en ‘zijn’ wordt ‘worden’. Elk begrip heeft meerdere betekenissen, maar door het voorafgaande of volgende begrip krijgt het een specifiekere betekenis binnen die reeks waardoor het langzamer hand kan omslaan in haar tegendeel.

Plaatsen we meerdere 2 ledige/delige verhoudingen in een gram door middel van de assen, dan dien je te onderzoeken welke begrippen tot een bepaalde klasse behoren. Want een klasse bepaalt de specifiekere betekenis van elk begrip afzonderlijk, in relatie tot andere begrippen met hun specifiekere betekenissen. Zo kan in een klasse van begrippen onderling verschillende betekenissen zichtbaar worden. De samenhang in een bepaalde gram brengt dan mogelijke wisselwerkingen tussen meerdere 2 ledige/delige verhoudingen aan het licht

De schoenveter zelf is ook opgebouwd uit 2 ledige/delige verhoudingen.

Voorbeelden 2 ledige/delige verhoudingen binnen 1 systeem dynamisch veld:

  • Het onbegrensde is niet zonder het begrensde en het begrensde is niet zonder het onbegrensde.
  • Het oneindige is niet zonder het eindige en het eindige is niet zonder het oneindige.

De begrippen onbegrensd, begrensd, oneindig en eindig staan hier in relatie tot het ‘veld’.

De assen worden gevormd door cruciale verhoudingen. Elke as verwijst naar een 2 ledige/delige verhoudingen. Onderscheiden verhoudingen geven we weer met onderscheiden assen. Deze assen worden verder op verder uitgelegd.


De volgende voorbeelden geven aan hoe je woorden in een in een ruimte en/of tijd verband/verhouding kan denken.

Ordening (t) en/of structuur (r)

coherent (t) en/of consistent (r)

ledigheid (t) en/of deligheid (r)

configuratie (t) en/of compositie (r)

beeld (t) en/of begrip (r)

proces (t) en/of positie (r)

betrekking (t) en/of inhoud (r)

dynagram (t) en/of diagram (r)

De schoenveter zelf is ook opgebouwd in ruimte en tijd verbanden en verhoudingen.

Leren denken in verbanden:

Posities in een ruimte verband:
Boven, beneden, binnen, buiten
Hoog, laag, links, rechts

Processen in een tijd verband

Ochtend, middag, avond, midnacht

stijgen, verspreiden, dalen, verzamelen

Smelten, verdampen, condenseren, stollen

  • Werking, tijd verband (een proces van uitsluiten, ontsluiten, insluiten en omsluiten).
  • Vorming, ruimte verband (meerdere basale vormen in posities gebracht)

Verder in de tekst gaan we de cruciale verbanden uitleggen.

In eerste instantie plaatsen we de meer tijd gerelateerde verbanden aan de rechterkant en de meer ruimte gerelateerde verbanden aan de linker kant. We maken een onderscheid tussen tijd en ruimte, beiden zijn niet te scheiden, maar wel te onderscheiden, vandaar dat beiden zowel links als rechts in de schoenveter voorkomen. Als we de verbanden aan de orde stellen, benoemen we ze als een tijdruimte en/of ruimetijd.

Leren denken in coördinaten.

Doorgaans hebben bronpunten een vaste plek in relatie tot elkaar (dmv de assen) en een variabele plek in relatie tot ruimte (diagram) en tijd (dynagram) (dmv de contouren). Afhankelijk van de ingevoegde en te onderzoeken data kunnen plekken en functies variëren.

Door de bronpunten te bepalen kunnen we werken met overeenkomstige coördinaten in meerdere velden.

Hoe lezen we overeenkomstige coördinaten binnen de schoen veter.
We geven hier een voorbeeld van overeenkomstige coördinaten tussen 2 systeem dynamische gerelateerde velden. Ze staan aan de rechter kant van de schoen veter. Let op het betreffen hier dynagram coördinaten (proces en tijd gerelateerd):

  • Continu – uitsluiten (bronpunt oostelijk)
  • Niets – ontsluiten (bronpunt zuidelijk)
  • Discontinu – insluiten (bronpunt westelijk)
  • Iets – omsluiten (bronpunt noordelijk)

Deze begrippen betekenen ieder op zich iets. Deze begrippen krijgen een extra betekenis binnen de context van een verzameling begrippen, aangeduid met een centraal begrip; in dit voorbeeld sfeer of werking. Deze begrippen krijgen nog een extra betekenis doordat ze in een tijds gerelateerd proces staan.

Hier een voorbeeld van overeenkomstige coördinaten van 2 systeem velden die aan de linker kant van de schoen veter staan. Let op het betreffen hier diagram coördinaten (positie en ruimte gerelateerd)

  • Oneindig – punten (oost)
  • Onbegrensd – krommen (zuid)
  • Begrensd – rechten (noord))
  • Eindig – Lijnen (west)

Ook hier betekenen de begrippen ieder op zich iets. Deze begrippen krijgen een extra betekenis binnen de context van een verzameling begrippen, aangeduid met een centraal begrip; in dit voorbeeld veld en vorming. Deze begrippen krijgen nog een extra betekenis doordat ze in een ruimte gerelateerde positie staan.

Voorbeeld van overeenkomstige coördinaten binnen 2 onder scheiden systeem velden. De een aan de rechter kant en de ander aan de linker kant van de schoen veter.

  • Continu (oostelijk) – oneindig (oost)
  • Niets (zuidelijk) – onbegrensd (zuid)
  • Discontinu (westelijk) – eindig (west)
  • Iets (noordelijk) – begrensd (noord)

Deze hebben overeenkomstige coördinaten die wel verschillen. De rechterkant (sfeer) is meer tijd gerelateerd en de linker kant (veld) is meer ruimte gerelateerd. Dat maakt dat deze overeenkomstige coördinaten een andere functie krijgen waardoor ze niet meer op een vergelijkbare plek staan. Uit het voorbeeld lees je nu hoe continu met oneindig samen hangt enz. Als je deze gegeven reeks van woorden van overeenkomstige coördinaten volgt, zie je hoe ze in beide velden op een andere plek staan. Hoe we aan deze overeenkomstige coördinaten komen en hoe ze zich verhouden tot ruimte en tijd leggen we later verder uit.

Voorbeeld van 2 2 ledige/delige verhoudingen (sfeer en veld, vorming en werking) waarin de eerste laag (sfeer en veld) overeenkomstige coördinaten laat zien met de tweede laag (werking en vorming). Deze twee lagen vormen een setje van 4 systeem velden die zich dynamisch tot elkaar kunnen gaan verhouden.