System Dynamics

Leren denken en werken in en vanuit diverse paradigma’s

Systeem dynamisch denken en werken leer je niet zo maar, het vraagt zicht op onderscheiden paradigma’s en het ontwikkelen van dito onderzoeksgangen. Zie voor nadere uitwerking de inhoudsopgave.

Het mythische paradigma relateren we aan de fenomenologische onderzoekscyclus.

Het ontologische paradigma wordt aan de empirische cylcus gerelateerd.

Het functionele paradigma aan de action research cyclus.

De uitwerking van deze drie paradigma’s kunt u vinden in het boek van C.A. van Peursen, Cultuur in stroomversnelling.

Op grond van zijn werk zijn we in de opleiding gaan zoeken naar adequate onderzoeks-leergangen, om zowel in causale als analoge verbanden te leren denken en werken, zowel analytisch als synthetisch, zowel in begrippen als in beelden.

Inhoudsopgave

Hoe kunnen model en werkelijkheid zich systeem dynamisch tot elkaar verhouden?

Een model is niet de werkelijkheid, maar is een mogelijkheid, een optiek, waarlangs die werkelijkheid onderzocht kan worden.

Van Albert Einstein is de volgende uitspraak: “Voor zover de uitspraken van de wiskunde naar de werkelijkheid verwijzen, zijn ze niet zeker, en voor zover ze zeker zijn, verwijzen ze niet naar de werkelijkheid”.

Met het onderscheid tussen wiskunde en werkelijkheid, model en werkelijkheid doelen we op het gegeven van de ´sprong´. Deze sprong geeft aan, dat we niet kunnen spreken van een één op één relatie tussen idee en feit. Tussen theorie en praxis, tussen idealisme en empirisme bestaat een kloof, een scheiding. Zo ook tussen het grondpatroon en de werkelijkheid.

Deze sprong wordt ook nader aangeduid met een deductieve sprong en of een inductieve sprong naar gelang de wijze waarop je van theorie naar empirie of vice versa wil bewegen.

Het gegeven dat het denken over de werkelijkheid niet samen kan vallen met de werkelijkheid enerzijds, maar dat anderzijds in deze zelfde werkelijkheid een werkelijkheid kan opstaan die over die werkelijkheid kan denken is op zich al een opmerkelijk fenomeen. We spreken hier uitdrukkelijk over denken en niet over een na-denken en of voor-denken, dat alles is een gevolg van het denken op zich. De vraag is dan wel wat de aard van dit denken is of zou kunnen zijn.

In ieder geval doet zich het volgende voor, dat eveneens terug gaat op Einstein: `het meest onbegrijpelijke van de wereld is dat ze begrijpelijk kan worden´.

Hoe die twee hier geciteerde uitspraken zich tot elkaar kunnen verhouden, vormt al weer stof tot denken.

In ieder geval moeten we ons bewust zijn en of worden van het verschil én van de overeenkomst tussen denken en werkelijkheid. Dit bewustzijn impliceert niet alleen een deemoedige houding, maar juist en vooral een onderzoekende houding. Het enige wat telt is niet zozeer het weten als wel het niet weten.

Dat maakt dan ook het unieke uit van de wijze waarop wij vorm willen geven aan systeem dynamiek. Systeem dynamiek kunnen we dan ook kortheidshalve omschrijven als het zoeken naar hetgeen kan leiden tot een systeem en wel zo dat elk systeem zich op een dynamische wijze weer kan verhouden tot een ander systeem. Zo ook dient het systeem zich op een dynamische wijze te verhouden tot de werkelijkheid middels het opsporen van haar dynamieken.

Op zich betekent systeem, het op zichzelf en in zichzelf staande, deels op te vatten als een gesloten systeem in de zin van op zich zelf staand en zichzelf in stand houdend en deels als een open systeem in relatie tot andere op zich zelf staande systemen.

In hoeverre een systeem gesloten en of open kan zijn, is een vraag die vanuit onderscheiden optieken onderzocht kan worden. Binnen systeem dynamiek trachten we zowel het een als het andere in ogenschouw te nemen, voor zover een model op en in zichzelf staat en voor zover dat zelfde model in relatie kan treden met andere modellen. De wijze waarop die modellen met elkaar kunnen inter-acteren is juist het doel van systeem dynamiek, zoals wij dat trachten vorm te geven.

Dit gegeven, dat het ene model een licht kan werpen op het andere model en vice versa is op zich al een nastrevenswaardig doel als het gaat om het vormgeven aan kennis integratie. Kennis integratie kan nooit inhouden dat je alle kennis op een hoop gooit, dus wordt de vraag: hoe breng je kennis zodanig bij elkaar dat ze integreert. En met integreren doelen we niet op het ineenvloeien, maar op het op zichzelf staan van elk stukje kennis in relatie tot andere stukjes kennis en wel zo dat ze in verhouding tot elkaar een systeem dynamisch geheel vormen (geheel in de betekenis van holarchie).

Dat stukje kennis moet dan wel zodanig vervat kunnen worden, dat we het kunnen vergelijken met andere stukjes kennis, want de grote vraag is altijd wat vergelijk je met wat (denk aan de appels en de peren, die je niet zomaar mag vergelijken, tenzij vanuit het gegeven dat ze beiden behoren tot een deelklasse van het fruit).

Dat betekent dat het al een hele toer is om een stukje kennis te vervatten in een model, nog los van de vraag of dat altijd wel mogelijk/noodzakelijk en of wenselijk is. Hebben we een model ontwikkeld, dan is nog altijd de vraag of dat model dat stukje kennis adequaat samenvat en of weergeeft, laat staan dat dit model wel of niet kan verwijzen naar dat stukje werkelijkheid waar dat stukje kennis weer naar verwijst.

Al met al zien we vele mogelijke laagjes waarop kennis zich aan ons voordoet. Kennis met betrekking tot een stukje werkelijkheid al of niet bemiddeld door een model waarin die kennis wordt vervat en wel zo, dat je daarmee een mogelijke optiek hebt om die werkelijkheid te kunnen onderzoeken.

Aangezien onze kennis over de werkelijkheid en de werkelijkheid zoals ze zich aan de kenner laat kennen, twee onderscheiden dimensies vormt, betreffende een kenbare werkelijkheid waaraan de kenner blijkbaar op een of andere wijze kan deelnemen, is het handig om de wijze waarop dat eventueel zou kunnen, modelmatig in beeld en tot begrip te brengen. In dier voege fungeert het model als de wijze waarop we de sprong (tussen theorie en praxis) in kaart kunnen brengen. Dat maakt dat het model zowel het begrip als het beeld te samen kan brengen. De wijze waarop begrip en beeld in kaart gebracht, gemodelleerd kan worden, is nu juist onderwerp van onderzoek.

Dat onderzoek kan zich richten op zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens. Het verschil tussen kwantiteit en kwaliteit is al een onderzoeksgegeven op zich. Vandaar dat we ons beperken tot de kwalitatieve gegevens. De wijze waarop een kwaliteit zich aan de kenner voordoet is eveneens voorwerp van onderzoek. Maar stel dat we kwaliteiten willen onderzoeken, wat onderzoeken we dan feitelijk?

Waar we in het kwantitatieve domein zoeken naar nog vast te stellen feiten en de eventuele relatie tussen die feiten, die we deels kunnen denken en deels experimenteel kunnen toetsen, dienen we in het kwalitatieve domein evenzeer te zoeken naar feiten en hun onderlinge relaties, maar in hoeverre zijn die in hun samenhang te toetsen als we niet beschikken over meetbare gegevens? Wat zijn dan kwalitatieve gegevens en hoe dienen we die te denken?

Wat zeggen we als we spreken van een kwalitatief, lekker, voedzaam, etc., stukje brood? Zijn de meetbare ingrediënten bepalend, de wijze waarop die ingrediënten bij elkaar gebracht worden, de wijze waarop het broodproces en of bakproces vorm dient te krijgen, de wijze waarop de broodeter zich dient te verhouden tot dit stukje brood, etc.

Kort door de bocht zou je het onderscheid tussen kwantitatief en kwalitatief kunnen terugbrengen tot de wijze waarop het aan ons verschijnt, respectievelijk via de stof en of via de geest, het ene is ogenschijnlijk makkelijker pakbaar dan het andere. Van belang is om eerst te onderkennen dat ze twee dimensies kunnen betreffen van een en dezelfde werkelijkheid.

Gaan we ervan uit dat het kwalitatieve zich eerder laat kennen via de geest, hoewel ze zich in en vanuit het stoffelijk aan ons voordoet, in dier voege is er geen sprake van een dualiteit, maar van een polariteit, het ene staat in relatie tot het andere, en niet zozeer alleen via meetbare grootheden en of inhouden, dan rijst nog de vraag hoe je die kwaliteiten kan denken, laat staan vormgeven.

Een mogelijke optie is een kwaliteit te onderzoeken op de erin vervatte dynamieken, daarin spelen meetbare grootheden eveneens een rol, maar blijkbaar niet alleen, althans dat is een te onderzoeken vooronderstelling. Wat is dan het ‘meer’ wat maakt dat het kwantitatieve onderscheiden kan worden van het kwalitatieve?

Heel deze vraagstelling is ongemerkt vanuit het primaat van het stoffelijk waarneembare gestart, voor zover de kenner de werkelijkheid onderzoekt op meetbare en kwantificeerbare gegevens. Hoe kan je de werkelijkheid anders onderzoeken?

Bestaat de mogelijkheid om de werkelijkheid vanuit een kwalitatieve optiek te onderzoeken? Is het verschil tussen kwaliteit en kwantiteit niet al een product van het denken en als het een product is van het denken, is het dan een product van de stof, wij zijn onze hersenen en of is het een product van de geest? Hoe komen die hersenen aan zulke geestrijke producten?

Zo is de wiskunde een product van de geest, want nergens in de werkelijkheid hebben we wiskundige formules kunnen vinden als kwantiteiten en of kwaliteiten, sterker nog op zich kan je de wiskunde niet bewijzen met behulp van de werkelijkheid, de wiskunde staat als geestelijke werkelijkheid op zich zelf, ze vormt een op zichzelf staand en in zichzelf staand systeem.

Nochtans kan ook de wiskunde zichzelf niet bewijzen, althans volgens Gödel, die dat heeft uitgewerkt in zijn onvolledigheidsstelling. Zo zien we dat in het kennisbereik niets zomaar iets is, we werken daarom altijd vanuit een onderzoekende houding waarin we uitgaan van hypotheses. Hetgeen we vinden is altijd voorlopig, voor zover het tegendeel zich nog niet laat kennen of gedacht kan worden. Wat we niet kunnen denken, kunnen we ook niet meten en of waarnemen. Vandaar dat we pas de werkelijkheid kunnen gaan onderzoeken als het denken zich gedachten gaat vormen. Blijkbaar staat het denken op zich zelf, hoewel empiristen dat betwijfelen, want er is niets zonder de werking van de stof. Dus laten we ook hier voorzichtig blijven.

Niettemin hebben we al met al duidelijk gemaakt dat hetgeen we met systeem dynamiek beogen ergens tussen denken en werkelijkheid in beweegt, tussen geest en stof, evenwel is het goed om nog te preciseren hoe we dat vorm willen geven. Wellicht is het een dynamiek tussen stoffelijke geest en een geestelijke stof, in ieder geval houden we op deze wijze ruimte om op zoek te gaan naar dynamieken, zowel in het geestelijke bereik als in het stoffelijke bereik.

Om de werkelijkheid systeem dynamisch te kunnen onderzoeken, zijn we uit gegaan van dynamieken, die in deze dus (voorlopig) kwalitatief van aard zijn, want je kunt ze als zodanig niet meten. Die dynamieken kun je deels denken en die dynamieken kan je deels ook terugvinden in de werkelijkheid. Of dat werkelijk ook zo is, kunnen we misschien niet alleen leren kennen, maar al doende ook mee leren werken. Net zoals je met de wiskunde in de werkelijkheid kan werken en de werkelijkheid kan be-werken, ook al zijn ze niet restloos tot elkaar te herleiden.

Systeem dynamiek is in tegenstelling tot de wiskunde een heel simpele vorm van denken (het staat immers nog in haar kinderschoenen). Het denken spoort dynamieken op en tracht een gegeven aantal dynamieken zodanig met elkaar in verband te brengen dat je kunt spreken van een eerste model. Dat model brengt die dynamieken op een dusdanige wijze in kaart dat je met dat model ook weer soortgelijke dynamieken in de werkelijkheid kan opsporen.

Juist omdat die dynamieken heel simpel zijn, kunnen ze werkzaam worden om een complexe werkelijkheid in kaart te brengen, meer beoogt systeem dynamiek dan ook niet. Het in kaart brengen en wel op een methodische wijze kan de onderzoeker helpen dynamieken op te sporen en wel voorlopig zich beperkend tot dynamieken van het kwalitatieve domein.

Een setje van dynamieken kan op een bepaalde wijze ondergebracht worden in een model, de wijze waarop dat kan, is al voorwerp van onderzoek, laat staan of dan alle mogelijke dynamieken vervat kunnen worden in een model, dan dat we ze moeten onderbrengen in onderscheiden modellen. Wat we tot nu toe aan dynamieken bijeen gebracht hebben in een model noemen we een grondpatroon. Het woord grondpatroon wil alleen maar zeggen dat we een aantal dynamieken zodanig bijeengebracht hebben dat we dat beschouwen als voldoende grond om patronen in de werkelijkheid te kunnen onderzoeken.

Een grondpatroon is met dien verstande pas een grondpatroon als je hem ook consequent hanteert als een patroon waar je te onderzoeken dynamieken aan kunt relateren en of aan kunt refereren. Het woord toetsen is hier niet op zijn plaats, tenzij je met toetsen bedoelt of je ook met een zelfde soort van dynamiek te maken hebt in de te onderzoeken werkelijkheid.

Tussen het grondpatroon en de werkelijkheid onderscheiden we 3 lagen, totaal komen we op 5 lagen, zie afbeelding.

Al deze 5 lagen voorzien we van twee begrippen. Noodzakelijke structuur enerzijds en mogelijke ordening anderzijds. Wat we hiermee tot uitdrukking willen brengen is het gegeven dat we enerzijds dienen te werken met een noodzakelijke structuur, in deze het grondpatroon en dat we anderzijds dienen te werken met een mogelijke ordening, immers het betreft altijd hypothetisch onderzoek naar mogelijke dynamieken.

De wijze waarop je die dynamieken in kaart kunt brengen blijft altijd een mogelijke ordening, want wie bepaalt de juiste ordening, wij in ieder geval niet, het is ons daar ook niet om te doen. Niettemin dien je wel uit te gaan van een noodzakelijke structuur, hoe hypothetisch die ook van aard blijft, want het is niet de enige ware structuur.

Noodzakelijk staat hier dan ook in relatie tot mogelijk. Het mogelijke valt pas te ordenen tegen het licht van een denkraam, hier genoemd een grondpatroon. Nu je dat denkraam op een heldere wijze vastlegt, kan je het ook leren hanteren als een werkraam. Zo heb je enerzijds een noodzakelijke structuur, een denkraam en anderzijds een mogelijke ordening, een werkraam.

Dat maakt dat we de wijze waarop je kunt bewegen tussen grondpatroon en werkelijkheid, het hoe, voorzien van een aantal lagen, in totaal onderscheiden we 5 lagen. Dat maakt dat we naast de al twee besproken lagen, nog drie lagen aan de orde moeten stellen.

Vanuit de werkelijkheid gedacht, een laag met betrekking tot de te onderzoeken data, een laag waarin en waarop je de data wat betreft hun dynamieken grafisch in kaart kunt brengen in een zo genoemde diagram of dynagram, de middelste laag. Vanuit het grondpatroon onderscheiden we nog de diverse grammen waarmee je de te onderzoeken data in kaart kan brengen, we noemen dat de onderscheiden bouwpatronen. Deze bouwpatronen modelleren ieder op een onderscheiden wijze bepaalde data en bepaalde dynamieken.

We onderscheiden 2 basis bouwpatronen, enerzijds het diagram, dat te denken geeft (divergent denken) en anderzijds het dynagram wat een gedachtegang weergeeft (convergent denken). Deze twee basis bouw patronen kunnen we in het duogram zodanig bijeen brengen dat we de onderscheiden dynamieken van het diagram kunnen spiegelen aan die van het dynagram. De wijze waarop we ze spiegelen wordt bepaald door de bepalende coördinaten, die we de configuratieve componenten noemen. Zo kunnen we deze twee bouwpatronen ook op een andere wijze bij elkaar brengen, hetgeen we een hologram noemen. De wijze waarop de configuratieve componenten in het hologram worden gespiegeld, wordt bepaald door de wijze waarop bijvoorbeeld het noordpunt van het diagram samenvalt met het centrum van het zuidpunt van het dynagram, zo ook wat betreft de andere configuratieve componenten.

Naast diagram en dynagram, tesamen komend in een duogram en of hologram, afhankelijk van hoe je de gevonden data tussen het ene en het andere wilt relateren, spreken we ook van een dictogram. In wezen is het dictogram niets meer, maar ook niets minder dan het grondpatroon sec. Het grondpatroon wordt hier genut als een fysiek geordend veld in tijd en ruimte. Het dictogram kan als model zodanig op diverse wijzen en of met diverse symbolen in de ruimte gevisualiseerd worden, middels het bepalen van de configuratieve componenten aan de hand van een kompas. Binnen dit veld kan al onderzoekend iets tot leven komen, afhankelijk van de vraagstelling en van de betrokken onderzoekers. Hetgeen het veld laat zien en horen kan dan vervolgens stapsgewijs via het action research model aan het licht gebracht worden als te denken.

Ondanks het gegeven van een noodzakelijke structuur, een denkraam, onder te verdelen in verscheidene bouwpatronen, bestaat de mogelijkheid om de resultaten van elk onderzoek, deels naar de aard van het onderzoek en deels naar de aard van de te onderzoeken werkelijkheid, onder te brengen in een mogelijke ordening, zogenoemd een gram.

Met een gram bedoelen we een grafische weergave van een model, dat nog kan verkeren in diverse stadia van modelvorming. Vandaar dat we spreken van respectievelijk een schema of plaatje te relateren aan mindmapping, plaatje of model te relateren aan design mapping, model of patroon te relateren aan concept mapping, patroon of schema te relateren aan frame mapping.

Een gram kan getoetst worden aan een grondpatroon, in de mate dat ze die nabij komt, spreken we van een schema, plaatje, model en of patroon. Met patroon bedoelen we een geheel van modellen die middels het grondpatroon met elkaar een frame of mind vormen, een denkraam. Dat betekent dat de onderhavige kennis zo is gemodelleerd dat ze onderling uitwisselbaar kan worden. Deze uitwisselbaarheid en of wisselwerking kunnen we ook weergeven met het begrip compatibel.

De modellen zijn zodanig compatibel dat je ze kunt nutten als analoge optieken op de werkelijkheid. Geen van elk heeft het primaat, maar met elkaar kunnen ze een stukje werkelijkheid aardig in beeld en tot begrip brengen om van daaruit elk ander stukje werkelijkheid opnieuw aan een onderzoek te kunnen onderwerpen, incluis de onderzoekende onderzoeker in relatie tot de te onderzoeken werkelijkheid.

Immers een model is niet de werkelijkheid, maar een middel, een wijze waarop, een optiek van waaruit je werkelijkheid kunt onderzoeken op haar onderhavige dynamieken. Aangezien het hier om kwalitatieve dynamieken gaat, is het ‘wat’ niet zozeer aan de orde als wel het ‘wie’. Met het ‘wie’ bedoelen we de drager van welke soort van dynamiek dan ook. De wijze waarop die dynamieken zich tot elkaar kunnen verhouden, benoemen we als het ‘hoe’.

Met het ‘hoe’ in kaart te brengen, wordt een model slechts de wijze waarop dynamieken zich tot elkaar kunnen verhouden, hoe hangt het een met het andere samen. Daartoe kan het model een dienst verlenen.

De wijze waarop dat model vorm kan krijgen wordt enerzijds bepaald door de aanname van een grondpatroon en anderzijds vanuit de aanname dat de opgespoorde formele dynamieken in het grondpatroon ergens terug te vinden zijn in een werkelijkheid die haar dynamieken wil prijsgeven aan de onderzoeker. Zijn die dynamieken dan ook werkelijk of denkt de onderzoeker die dynamieken? Die vraag wordt door systeem dynamiek niet ingelost of opgelost, immers dat is haar doel niet.

Systeem dynamiek beoogt slechts mogelijke dynamieken op te sporen en ze zodanig via een grondpatroon c.q. bouwpatroon in kaart te brengen, dat hetgeen we hebben ontdekt een mogelijke grond kan vormen om zich te verhouden tot de werkelijkheid. Dat impliceert dat er wel degelijk gehandeld kan worden, naarmate het onderzoek daartoe ook bijdraagt, hoewel dat handelen altijd tastenderwijs gestalte dient te krijgen. Het voorlopigheids karakter van elk handelen, maakt dat de onderzoeker zich in deemoed en in respect tot de werkelijkheid dient te blijven verhouden. Het handelen is niet te legitimeren noch vanuit het grondpatroon, noch vanuit een bouwpatroon, noch vanuit een of ander gram. De handelende stelt zich steeds onderzoekend en vragend op ten opzichte van het gedachte en ten opzichte van de te denken werkelijkheid.

Om de te onderzoeken data methodisch in beeld en tot begrip te brengen via een model, nutten we het action research model met haar onderscheiden fasen van open dating, axial dating, conceptual dating en functional dating. De wijze waarop we dat vorm kunnen geven is uitgewerkt in 16 mogelijke stappen.

Tussen werkelijkheid en grondpatroon kunnen we ook de polariteit teweeg brengen tussen werkelijkheid en waarschijnlijkheid. Waarschijnlijkheid gemodelleerd in en via een noodzakelijke structuur. Werkelijkheid gemodelleerd in en via een mogelijke ordening.

De waarschijnlijkheid van een noodzakelijke structuur verhoudt zich dan tot een mogelijke ordening van de werkelijkheid. Anderzijds zal een structuur mogelijkheden bieden waar de werkelijkheid noodzaak wil gebieden. Met systeem dynamiek beweegt de onderzoeker, al onderzoekend, zich tussen het rijk van de waarschijnlijkheid en die van de werkelijkheid, zich methodisch bewegend tussen een noodzakelijke structuur en een mogelijke ordening.

Systeem dynamiek vormt slechts het instrument waarop dat onderzoek mogelijk en noodzakelijk dient vorm te krijgen, mogelijk naar de aard van een noodzakelijke werkelijkheid en noodzakelijk naar de aard van een mogelijke waarschijnlijkheid, c.q. structuur, c.q. grondpatroon

English

Learn to think and to work in and from various paradigms.

It requires insight into distinct paradigms and the development of ditto research processes, to learn system dynamic thinking and working. For further details, see the table of contents.

We relate the mythical paradigm to the phenomenological research cycle.

The ontological paradigm is related to the empirical cycle.

The functional paradigm to the action research cycle.

The elaboration of these three paradigms can be found in the Dutch book C.A. van Peursen, “Cultuur in stroomversnelling”. The English title would be: “Culture in a rapids”.

Based on his work we searched in the education for adequate research courses, to learn to think and to work in both causal and analogous connections, both analytically and synthetically, both in notions and in images.

How to relate model and reality to each other in a system dynamical way?

A model is not the reality, but is a possibility, a point of view, along which that reality can be investigated.

From Albert Einstein is the following statement: “As far as the statements of mathematics refer to the reality, they are not certain, and insofar as they are certain, they do not refer to the reality.

With the distinction between mathematics and the reality, model and reality, we refer to the given of the ‘jump’. This jump indicates that we cannot speak of a one-to-one relationship between idea and fact. There is a gap between theory and praxis, between idealism and empiricism, a separation. Which also excists inbetween the ground pattern and the reality.

This jump is also more detailed referred to as a deductive jump and or an inductive jump according to the way in which you want to move from theory to empiricism or vice versa.

The given that thinking about the reality cannot coincide with the reality on the one hand, but that on the other hand in this same reality a reality can arise that can think about that reality is in itself a remarkable phenomenon. We explicitly speak here about thinking and not about thinking back on and or thinking ahead, that is all a consequence of thinking in itself. The question then is what the nature of this thinking is or could be.

In any case, the following occurs, which also goes back to Einstein: ’the most incomprehensible of the world is that it can become comprehensible’.

How these two quotations, cited here, can be in proportion to each other, forms again food for thinking.

In any case, we must be and or become aware of the difference ánd of the similarity between thinking and reality. This consciousness implies not only a humble attitude, but precisely and above all an investigative attitude. The only thing that matters is not so much the knowing as well as the not knowing.

That is then also the uniqueness of the way in which we want to give shape to system dynamics. System dynamics can then also be paraphrased as, summarily, the searching for that what can lead to a system in such a way that each system can be again dynamically in proportion to another system. Also the system must be in proportion dynamically to the reality by detecting its dynamics.

In itself system means: it in itself and inside itself standing. Partly to be regarded as a closed system in the sense of in itself standing and self-sustaining and partly as an open system in relation to other in itself standing systems.

To what extent a system can be closed and or open, is a question that can be investigated from different point of views. Within system dynamics we try to take both one and the other into consideration, as far as a model is in itself and inside itself and in so far as the same model can be related to other models. The way in which these models can inter-act with each other is precisely the aim of system dynamics, the way we try to shape that.

The given that one model can shed light on the other model and vice versa is in itself a goal worth aiming for when it comes to shaping knowledge integration. Knowledge integration can never mean that you lump all knowledge together, so the question becomes: how do you bring knowledge together in such a way that it integrates. With integration we do not mean the merging, but on the in itself standing of every piece of knowledge in relation to other pieces of knowledge and in such a way that they, in the proportion to each other, form a system dynamic whole (entirely in the meaning of holarchy).

That piece of knowledge must then be incorporated in such a manner that we can compare it with other pieces of knowledge, because the big question is always what do you compare with what (think of apples and pears, which you cannot just compare, unless from the given that they both belong to a subclass of the fruit).

This means that it is already quite a task to include a piece of knowledge in a model, still apart from the question whether this is always possible / necessary and / or desirable. If we have developed a model, then it is still questionable whether that model adequately summarizes and / or displays that piece of knowledge, let alone that this model may or may not refer to that piece of reality where that piece of knowledge refers back to.

All in all, we see many possible layers on which knowledge presents itself to us. Knowledge with regard to a piece of reality, whether or not mediated by a model in which that knowledge is contained in such a way that you have a possible point of view to be able to investigate that reality.

Since our knowledge about the reality and the reality as it reveals itself to the expert, forms two distinct dimensions, concerning a knowable reality to which the expert apparently can participate in one way or another, it is useful to model into image and into understanding a possible way in which this participation can take form. In this way, the model functions as the way in which we can chart the jump (between theory and praxis). This means that the model can bring both the notion and image together. The way in which notion and image can be mapped, can be modelled, is precisely the subject of research.

This research can focus on both quantitative and qualitative data. The difference between quantity and quality is already a research item in itself. Therefore that we limit ourselves to the qualitative data. The way in which a quality shows itself to the expert is also the subject of research. But suppose that we want to investigate qualities, what do we then (f)actually investigate?

Where we in the quantitative domain search for yet to be determined facts and the possible relationship between those facts, which we can partly think and partly check experimentally, we should in the qualitative domain also look for facts and their mutual relationships, but in how far can they be tested in their cohesion if we do not have measurable data? What are then qualitative data and how should we think them?

What do we say when we talk about a qualitative, tasty, nutritious etc. piece of bread? Are the measurable ingredients determinative, the way in which those ingredients are brought together, the way in which the bread process and / or baking process should take shape, the way in which the bread eater must be in proportion to this piece of bread, etc.

Simplistically said, you could reduce the distinction between quantitative and qualitative to the way it appears to us, respectively through the matter and or through the mind, the one is apparently easier to catch than the other. It is important first to recognize that they can concern two dimensions of one and the same reality.

When we assume that the qualitative is made known earlier through the mind, although she appears to us in and from the physical, in that sense there is no question of a duality, but of a polarity, the one is in relation to the other, and not so much only through measurable quantities and / or contents, then still arises the question how one can think these qualities, let alone shape.

A possible option is to examine a quality on the dynamics contained in it, in this measurable quantities also play a role, but apparently not only, at least that is a presupposition to be investigated. What is the ‘more’, that makes it possible to distinguish the quantitative from the qualitative?

This whole question has started unnoticed out of the primacy of the physically perceptible, insofar as the expert investigates the reality on measurable and quantifiable data. How can you investigate the reality differently?

Is it possible to investigate the reality from a qualitative point of view? Is the difference between quality and quantity not a product of the thinking and if it is a product of the thinking, is it then a product of the matter, we are our brains and or is it a product of the mind? How do those brains come to such imaginative products?

Mathematics, for example, is a product of the mind, for nowhere in the reality have we been able to find mathematical formulas as quantities and / or qualities, even stronger, you cannot prove mathematics with the help of the reality, mathematics stands as a rational reality in itself, it forms an in itself standing and inside itself standing system.

Nevertheless, also mathematics cannot prove itself, at least according to Gödel, who has worked out this in his thesis of incompleteness. Thus we see that in the knowledge area nothing is just anything, we therefore always work from an investigative attitude in which we start from hypotheses. What we find is always tentative, as far as the contrary is not yet shown or can be thought of. What we cannot think, we also cannot measure and / or perceive. That is why we can only start researching the reality when the thinking starts to form thoughts. Evidently, thinking stands on itself, although empiricists doubt that, because there is nothing without the working of the matter. So let us also stay cautious here.

Nevertheless, we have already made it clear that what we are aiming for with system dynamics is moving somewhere between thinking and reality, between mind and matter, however, it is good to specify how we want to give that shape. Possible it is a dynamic between a material mind and rational matter, in any case, in this way we keep space to search for dynamics, both in the rational reach and in the physical reach.

To be able to examine the reality system dynamically, we started from dynamics, which are (for the time being) of a qualitative nature, because you cannot measure them as such. The dynamics you can partly think and you can also partly find those dynamics in the reality. Whether that is true, we may perhaps not only get to know, but, by doing so, also learn to work with. Just like you can work with mathematics in the reality and can edit the reality, even though they cannot just be reduced to each other.

System dynamics, unlike the mathematics, is a very simple form of thinking (after all, it is still in its infancy). The thinking detects dynamics and tries to relate a given number of dynamics to each other in such a manner that you can speak of a first model. That model maps these dynamics in such a way that you can trace with that model similar dynamics in the reality.

Precisely because these dynamics are very simple, they can become active to map a complex reality, more does system dynamics not intend. Mapping in a methodical way, can help the researcher to detect dynamics and for the time being he limits himself to dynamics of the qualitative domain and later perhaps to the quantitative domain.

In a certain way a set of dynamics can be accommodated in a model, the way in which this is possible is already the subject of research, let alone whether all possible dynamics can be incorporated in one model, than that we have to accommodate them in different models. What we so far on dynamics have brought together in a model we call a ground pattern. The word ground pattern only means that we have brought together a number of dynamics in such a way that we consider it as sufficient ground to be able to investigate patterns in the reality.

With the understanding that a ground pattern is only a ground pattern when you use it consistently as a pattern, to which you can relate and/or refer to the to be investigated dynamics. The word ‘testing’ is not appropriate here, unless you use it in the meaning of: you also have to deal with the same kind of dynamic in the to be investigated reality .

Between the ground pattern and the reality we distinguish 3 layers, totally we have 5 layers, see image.

We provide all these 5 layers with two notions. Necessary structure on the one hand and possible ordering on the other. What we want to express by this is the given that on the one hand we have to work with a necessary structure, in this the ground pattern, and on the other hand we have to work with a possible ordering, after all, it always concerns hypothetical research of possible dynamics. The way in which you can map out these dynamics always remains a possible ordering, because who determines the right ordering, at least we do not, it is not our goal. Nevertheless, you have to start from a necessary structure, however it stays hypothetical, because it is not the only true structure. Necessary stands therefore in relation to possible. The possible can only be ordered against the light of a `frame to think´, here called a ground pattern. Now that you register that `frame to think´ in a clear way, you can also learn to use it as a `frame to work´. In this way you have a necessary structure on the one hand, a `frame to think´, and on the other hand a possible ordering, a `frame to work´.

That makes that we provide the way in which you can move between ground pattern and reality, the how, with a number of layers, in total we distinguish 5 layers. This means that, in addition to the two layers already discussed, we have to discuss three more layers.

Thought started from the reality, a layer with the regard to the to be investigated data, a layer in which and on which you can map the data graphically in terms of their dynamics in a so called diagram or dynagram, the middle layer. From out of the ground pattern we distinguish the various grams with which you can map the to be examined data, we call those the different building patterns. These building patterns model, each in a different way, certain data and certain dynamics.

We distinguish 2 basic building patterns, on the one hand the diagram, that gives to think (divergent thinking) and on the other hand the dynagram what represents a line of thought (convergent thinking). These two basic building patterns we can bring together in the duogram in such a way that we can mirror the different dynamics from the diagram to those from the dynagram. The way in which they mirror is determined by the determining coordinates, which we call configurative components. We can, for example, also bring these two building patterns together in a different way, which we call a hologram. The way in which the configurative components are mirrored in the hologram, is determined by the way in which, for example, the north point of the diagram coincides with the centre of the southern point of the dynagram, this counts for all other configurative components.

Next to diagram and dynagram, coming together in a duogram and / or a hologram, depending on how you want to relate the found data between the one and the other, we also speak of a dictogram. In essence, the dictogram is nothing more, but also nothing less than the ground pattern in itself. The ground pattern is here being used as a physically ordered field in time and space. The dictogram can as model be visualized in space in various ways and /or with various symbols, by determining the configurative components on the basis of a compass. Within this field something can come to life while investigating, depending on the phrasing of a question and the researchers involved. What the field shows and hears can be brought to light subsequently step by step through the action research model as a to think.

Despite the given of a necessary structure, a `frame to think´, which can be subdivided into various building patterns, there is a possibility to map the results of each research, partly to the nature of the research and partly to the nature of the reality to be investigated, in a possible ordering, so called a gram.

With a gram we mean a graphic representation of a model that still can be in various stages of modelling. That is why we speak of respectively a scheme or picture to relate to mind mapping, picture or model to relate to design mapping, model or pattern to relate to concept mapping, pattern or scheme to relate to frame mapping.

A gram can be validated with the use of a ground pattern, to the extent that it comes close to it, we speak of a scheme, picture, model and or pattern. By pattern we mean a whole of models that through the ground pattern form with each other a frame of mind, a frame to think. This means that the present knowledge is modelled in such a way that it can become mutual interchangeable. This interchangeability and / or interaction can also be represented with the term compatible.

The models are compatible in such a manner that you can use them as analogues point of views on the reality. None of each has the primacy, but with each other they can bring a piece of reality into imaging and into understanding and from there submit every other piece of reality again to an investigation, including the investigating researcher in relation to the reality to be investigated.

After all, a model is not the reality, but a method, a way in which, a point of view from which you can investigate the reality on its present dynamics. Inasmuch these are qualitative dynamics, is the ‘what’ not so much at issue as the ‘who’. With the ‘who’ we mean the carrier of whatever kind of dynamic. The way in which these dynamics can be in proportion to each other is called the ‘how’.

With mapping the ‘how’, a model becomes only the way in which dynamics can be in proportion to each other, how is the one connected with the other. In this a model can provide a service.

The way in which this model can take shape is determined on the one hand by the assumption of a ground pattern and on the other hand, from the assumption that the traced formal dynamics in the ground pattern can be found somewhere in a reality who wants to release its dynamics to the researcher. Are these dynamics real or does the researcher think those dynamics? This question is not redeemed or solved by system dynamics, after all that is not her goal.

System dynamics only aims to detect possible dynamics and to map them by means of a ground pattern or building pattern, that which we have discovered can form a possible ground in order to relate to the reality. This implies that it is indeed possible to act, as the research also contributes to this, although that action always has to take shape in a searching manner. The character of temporariness of each act, does make that the researcher should relate himself to the reality in humility and with respect. The action cannot be legitimized nor from out of the ground pattern, nor from out of the building pattern, nor from out of any gram. The acting person always adopts a researching and asking attitude in relation to the things he had thought and in relation to the to be thought reality.

To bring the to be researched data methodically into imaging and into understanding through a model, we use the action research model with her different phases of open dating, axial dating, conceptual dating and functional dating. The way in which we can give that shape, is worked out in 16 possible steps.

Between reality and ground pattern we can also bring about the polarity between reality and probability. Probability modelled in and via a necessary structure. Reality modelled in and via a possible ordering.

The probability of a necessary structure are then in proportion to a possible ordering of the reality. On the other hand, a structure will offer possibilities where reality wants to dictate necessity. With system dynamics the researcher moves, in an investigating manner, between the domain of probability and that of the reality, moving methodically between a necessary structure and a possible ordering.

System dynamics only forms the instrument in which that research possibly and necessarily has to get shape, possible to the nature of a necessary reality and necessarily to the nature of a possible probability, casu quo structure, casu quo ground pattern.