Resonanties

Resonanties en raakvlakken

Algemeen: raakvlakken en resonanties

Er zijn vele coördinaten mogelijk met vele onderlinge relaties. Deze relaties kunnen o.a. verbanden, verhoudingen, wisselwerkingen enz. zijn. Doordat een coördinaat met andere coördinaten meerdere en verschillende relaties heeft, ontstaat er een opstapeling van deze relaties. Door deze opstapeling van relaties ontstaan er raakvlakken. Doordat er meer of minder relaties zich kunnen opstapelen, kunnen er meer of minder raakvlakken zijn.

Raakvlakken zijn wederkerige wisselwerkingen tussen meerdere verhoudingen, meerdere verbanden en meerdere coördinaten.

De coördinaten (knooppunten) met hun raakvlakken vormen een netwerk.

* Je hebt netwerken met veel coördinaten en veel raakvlakken.

* Je hebt netwerken met weinig coördinaten en weinig raakvlakken.

* Je hebt netwerken met veel coördinaten en weinig raakvlakken.

* Je hebt netwerken met weinig coördinaten en veel raakvlakken.

Raakvlakken zijn o.a. ruimte/tijd gerelateerde dimensies waarin de wisselwerkingen tussen coördinaten, verbanden en verhoudingen zichtbaar worden.

Zou je bijvoorbeeld een verhouding weg laten vallen, dan verandert het raakvlak zodanig, dat het geheel uiteenvalt in delen en leden die elkaar in deze verhouding niet meer raken.

Wanneer de delen en leden helemaal geen raakvlakken met elkaar hebben dan verlies je aan structuur en als gevolg daarvan aan ordening.

Resonanties (cruciale raakvlakken)

Hierboven zien we in de buitenste cirkel de assen; ongeacht het verschil tussen dynagram en diagram zien we, dat de vier assen onderhevig zijn aan dezelfde dynamiek, die we in het grondpatroon hebben vastgelegd. De middelste cirkel geeft de contouren weer en de binnenste cirkel 4 van de 8 bronpunten. In deze 2x 3 licht grijze cirkels zijn ze wat meer uit elkaar gelegd. Het zijn lagen van het grondpatroon, die elkaar raken. Ze hebben cruciale raakvlakken.

Deze raakvlakken kan je specifiek uitwerken. Bijvoorbeeld: Een coördinaat raakt zowel een verband als ook een verhouding. En een bronpunt raakt zowel een contour als een as. Maar je kan deze ook ruimer uitwerken. Het ZO (zuidoost) kwadrant raakt zowel het ZW (zuidwest) kwadrant als ook het NO (noordoost) kwadrant en zelfs het NW (noordwest) kwadrant via de diagonale as. Dit kun je nog breder uitwerken. Bijvoorbeeld: Door raakvlakken tussen verschillende velden te onderzoeken. Je kunt binnen een veld weer nieuwe veldjes uitwerken dan wel dat je dit veld in een nieuw veld verder differentieert. Daarmee bewaak je steeds de analoge relaties tussen alle bepalende dynamieken van het grondpatroon.

We hebben in de afbeelding hier boven een tijdruimte en ruimteveld van elkaar gescheiden. Ook hier geldt, dat ze te onderscheiden zijn, maar niet te scheiden.

Tussen bovenstaande velden zitten meerdere wisselwerkingen.

In het tijdruimte veld zit een ruimtetijd veld en in het ruimtetijd veld zit een tijdruimte veld.

Zo kunnen we ook het volgende formuleren.

* Aan bronpunt oost kennen we een autonome positie toe maar deze verhoudt zich ook tot de heteronome positie op west en vice versa.

* Aan bronpunt zuid kennen we een discentrische dynamiek toe maar deze verhoudt zich ook tot de concentrische dynamiek op noord en vice versa.

Dat we in het ene altijd weer het andere terug vinden, kan voor verwarring zorgen. Bij bepaalde te onderzoeken data is het meteen helder. Het bepalende begrip/woord laat een duidelijke dynamiek en of positie zien. Maar er zijn ook begrippen/woorden waar je beide dynamieken en of posities in terug kunt vinden. In deze is het van belang om een bepaalde gedachtegang (dynagram) en of dat wat het diagram te denken geeft helder uit te werken en deze gelijkmatig in het veld te situeren. Hiervoor is het van belang dat je de begrippen/woorden die de betreffende ‘klassen’ toebehoren, allemaal op hun analoge relaties onderzoekt. Welke dynamiek/positie primair is en welke secundair, hangt af van de te onderzoeken data.

Ter herinnering:

* Ordening maakt verandering mogelijk. Verandering, met een discontinu karakter in de tijd en/of een ongelijkmatig karakter in de ruimte.

* Structuur maakt herhaling mogelijk. Herhaling, met een gelijkmatig karakter in de ruimte en/of een continu karakter in de tijd.

* Verandering maakt kwaliteit mogelijk.

* Herhaling maakt kwantiteit mogelijk.

De wisselwerking tussen verandering en herhaling reguleert op alle mogelijke manieren een systeem dynamisch geordend veld. We kunnen zeggen dat de bronpunten, contouren, assen en resonanties gereguleerd worden door ‘verandering’ en ‘herhaling’.

De raakvlakken vormen een harmonisch, ritmisch, geheel van verandering en herhaling.

* De vele onderlinge relaties tussen bronpunten zorgen voor verandering

* Door het gebruik van weinig bronpunten wordt herhaling mogelijk.

De bronpunten en hun onderlinge relaties (wisselwerkingen, contouren, assen) worden gereguleerd door de wisselwerking tussen verandering en herhaling.

Bijvoorbeeld:

* Elke as is ledig of delig in combinatie met ruimte of tijd (herhaling).

* De combinatie is in elke as uniek (verandering).

Zo ook bij de contouren

* Elke contour heeft een ledig of delig verband in combinatie met een tijd of ruimte verband (herhaling).

* De combinatie is in elke contour uniek (verandering).

Deze verhoudingen en verbanden vinden ’tussen’ en/of ‘op’ de bronpunten plaats.

* Twee tegen over elkaar staande bronpunten hebben een zeer verschillende unieke dynamiek (verandering).

* Maar hebben een overeenkomstige verhouding (as) c.q. verband (contour) (herhaling).

De assen en contouren zijn combinaties van ledig of delig en ruimte of tijd (herhaling). Maar een verhouding (as) is een andere relatie dan een verband (contour). (verandering).

Bronpunten, contouren, assen vormen met elkaar cruciale raakvlakken. Waarbij elk raakvlak gereguleerd wordt door de wisselwerking tussen verandering en herhaling. Deze cruciale raakvlakken vormen een harmonisch geheel, die resulteert in een resonantie van het grondpatroon. Het grondpatroon is het resultaat van al deze raakvlakken.

De cruciale raakvlakken in een systeem dynamisch veld vormen resonanties.

Resonantie doet afstemmen én is ‘het op elkaar afgestemde’. Doordat het ene en het/de andere/n aanwezig zijn, zijn er verschillende onderlinge relaties mogelijk. Deze relaties dienen een exact passend op elkaar aansluitende dynamiek te hebben. Anders ontstaan er verstoringen in de resonantie.

Resonantie wordt gereguleerd door de wisselwerking tussen verandering en herhaling.

De wisselwerking tussen verandering en herhaling zien we ook in de verschillende lagen van een systeem dynamisch veld.

Het grondpatroon verhoudt zich meer tot het systeem (structuur) en de werkelijkheid tot dynamiek (ordening). Het grondpatroon zorgt voor herhalingen in de grammen en de te onderzoeken data zorgen voor de veranderingen.

Op de assen (verhoudingen) en in de contouren (verbanden) ’tussen’ en/of ‘op’ de bronpunten zijn tijd/ruimte in wisselwerking met ledig/delig. Zij hebben onderlinge raakvlakken waar een wisselwerking van verandering en herhaling zich op elkaar afstemmen in een harmonisch geheel.

De wederzijdse wisselwerking tussen configuratie (veranderend) en compositie (herhalend) bepaalt de wijze waarop het veld kan resoneren. De sterkte van deze resonantie wordt bepaald door de meest werkende configuratieve compositie. Het zoeken naar een zo krachtig mogelijk resonantie bepaalt binnen systeem dynamiek de werking van het veld en zo doende haar meerwaarde.

Denk bijvoorbeeld aan verschillende begrippen (met dezelfde logische klasse) die op verschillende manieren uitgewerkt kunnen worden.

Bijvoorbeeld: In het verlengde van het statische kruis of in het verlengde van het dynamische kruis. (binnen hetzelfde bouwpatroon).

Bijvoorbeeld: In een ander bouwpatroon. Kan het in een dynagram en/of in een diagram uitgewerkt worden.

Door het één of de ander te kiezen veranderen de raakvlakken. Uiteindelijk zoek je hetgeen in een gram het meeste resoneert.

Een noodzakelijke resonantie bepaalt de structuur en ordening van het grondpatroon en vice versa, ordening maakt verandering mogelijk en structuur maakt herhaling mogelijk.

We kunnen dan ook het volgende formuleren. De configuratieve componenten zorgen voor ordening en structuur van het grondpatroon. Doordat ordening verandering mogelijk maakt en structuur de herhaling, is het grondpatroon een resonerend veld van veranderingen en herhalingen.

Het grondpatroon bepaalt een cruciale resonantie.

De assen en bronpunten zorgen voor de noodzakelijke structuur van het grondpatroon.

Contouren en resonanties zorgen voor mogelijke ordening van het grondpatroon.

Het grondpatroon kan in een tijdruimte of ruimtetijd worden uitgewerkt door de contouren. Hierdoor veranderen ook de onderlinge raakvlakken. En ook andersom, doordat de cruciale raakvlakken zorgen voor mogelijke ordening kan het grondpatroon uitgewerkt worden in een tijdruimte en of ruimtetijd.

Of iets in een tijdruimte of ruimtetijd wordt uitgewerkt, hangt samen met het referentie kader wat past bij de te onderzoeken data. Een kosmomorfe en of een antropomorfe referentiekader zijn beiden een opeen stapeling van raakvlakken, die op elkaar zijn afgestemd.

Bij de resonanties ligt de nadruk meer op homeorhese. Ze zijn fluctuerend rond een bewegelijke lijn. Een lijn van verandering en herhaling. Ook kan elke resonantie weer een bewegelijke lijn zijn waar alternatieve raakvlakken omheen fluctueren. De resonanties betreffen dan ook een bewegelijke lijn.

Doordat alle bouwpatronen zich verhouden tot het grondpatroon, worden de bouwpatronen ieder op zich en ten opzichte van elkaar gekenmerkt door een harmonisch geheel van raakvlakken en de daarmee samenhangende resonanties.

De resonantie van het grondpatroon maakt deze bouwpatronen onderdeel van één systeem.

Het hologram (bouwpatroon) maakt de wisselwerking zichtbaar tussen de twee bouwpatronen. De ene geordend in een dynagram en de andere in een diagram. Deze vervlechting tussen dynagram en diagram vormt een harmonisch geheel waarin de synthese tussen deze twee bouwpatronen dynamisch in beeld kan worden gebracht met behoud van alle karakteristieke raakvlakken en de daarmee samenhangende resonanties.

De twee bouwpatronen, het dynagram en diagram, hebben bronpunten, waarin ze elkaar raken met opeen gestapelde raakvlakken. Hierdoor ontstaan in het hologram unieke resonanties.

Ook kan elke bronpunt opnieuw uitgewerkt worden overeenkomstig het grondpatroon.

In het algemeen kunnen we formuleren dat alles een wisselwerking heeft met alles. Maar niet altijd hoeft alles ook met alles te resoneren. En tussen wel en geen resonantie zitten verschillende gradaties.

Alternatieve raakvlakken

In elke gram vormt het grondpatroon de basis op grond waarvan alle andere alternatieven uitgewerkt kunnen worden.

Door de alternatieve, -coördinaten, -verbanden, -verhoudingen in een gram kunnen er ook alternatieve raakvlakken ontstaan. Deze alternatieve raakvlakken blijven gerelateerd aan de cruciale raakvlakken, binnen het bereik van de resonantie in het grondpatroon.

(Meerdere) raakvlakken in 1 veld vermeerderen en/of verminderen de resonantie in een veld.

Resonantie kan minder of meer afhankelijk zijn van de ingevoegde data en het gebruik van bronpunten, contouren en assen.

Elke op zichzelf staande gram (met cruciale en alternatieve raakvlakken) kan dusdanig resoneren, dat het een op zichzelf staande veld kan vormen, die als bouwmodel kan functioneren voor het maken van andere grammen. Bouwmodellen zijn grammen waarvan de gevonden unieke basiselementen (cruciale en alternatieve raakvlakken) in andere grammen herhaald kunnen worden. Afbeelding bouwmodel gram Praktische Menskunde, archai kai aitiai is gebruikt voor de ‘opbouw van een systeem dynamisch veld’, in deze het grondpatroon. Zie onderstaande dynagram.

Raakvlakken in relatie tot minder/meer

Raakvlakken zijn wederkerige wisselwerkingen tussen meerdere verhoudingen, meerdere verbanden en meerdere coördinaten. Door deze wisselwerkingen kunnen de raakvlakken vermeerderen en/of verminderen.

Er kunnen tussen de begrippen meerdere of mindere raakvlakken zijn. Het aantal raakvlakken wordt bepaald door het aantal verbanden, verhoudingen en coördinaten. Meerdere verbanden, verhoudingen, coördinaten tussen de begrippen verhogen nog niet de resonantie. Meer en/of minder kunnen beiden het evenwicht verstoren tussen herhaling en verandering.

Het kan zijn dat je nog een begrip mist, of dat het begrip niet past in bijvoorbeeld een verband, of dat het begrip een andere verhouding krijgt in relatie tot een ander begrip.

Het is zoeken naar herhalende raakvlakken tussen de begrippen, die allemaal anders zijn.

Het is zoeken naar een evenwicht van niet te weinig (minder) en niet te veel (meer) raakvlakken.

Afhankelijk van je referentiekader bepaal je welke begrippen met elkaar een raakvlak vormen.

Resonantie in relatie tot zwakker of sterker

In elke gram verschilt de resonantie. Contouren en resonantie zijn meer ordening in relatie tot bronpunten en assen (die zijn meer structuur). Bronpunten en assen zijn strenger in de regel en bij de contouren en resonanties is er spelenderwijs meer mogelijk. Bij te weinig of geen resonantie is er geen sprake meer van een gram (op model of patroon niveau) maar wordt het een schema of plaatje.

Met elkaar vormen bronpunten, contouren en assen met de daaraan te koppelen begrippen (data) een resonerend veld met onderlinge raakvlakken. De onderlinge raakvlakken kunnen minder en/of meer afhankelijk zijn van de ingevoegde data en het gebruik van bronpunten, contouren en assen.

Richten we ons op de bronpunten dan kunnen we het volgende formuleren:

* 2 bronpunten bewerkstelligen een eerste resonantie, maar vormen nog geen sub-veld

* 4 bronpunten bewerkstelligen een sterkere resonantie. Er wordt gebruik gemaakt van 1 sub-veld, (naar binnen verwijzend/naar zich zelf). 4 bronpunten vormen een kwartet.

* 8 bronpunten bewerkstelligen een nog sterkere resonantie. Er wordt gebruik gemaakt van 2 sub-velden (naar buiten verwijzend/naar elkaar). 8 bronpunten vormen een octet.

Richten we ons op de contouren dan kunnen we het volgende formuleren:

* 1 contour tussen 2 bronpunten bewerkstelligt een eerste resonantie, maar vormt nog geen sub-veld. contour i.r.t. 4 bronpunten bewerkstelligen een sterkere resonantie, zij het zwakker dan bij 2 contouren. Deze kan tijd of ruimte gerelateerd zijn en een ledig of delig verband hebben. Er wordt gebruik gemaakt van 1 sub-veld, naar binnen verwijzend en of naar zich zelf. Elk gebruik van 1 van de contouren vormt een kwartet.

* Gebruik van 2 van de contouren bewerkstelligen een nog sterkere resonantie. 8 bronpunten verhouden zich tot 2 van de contouren, deze contouren staan in een tijdruimte of een ruimtetijd. Er wordt gebruik gemaakt van 2 sub-velden, naar buiten verwijzend/naar elkaar. Gebruik van 2 van de contouren vormen een octet.

Vier assen vormen met elkaar een octet, of te wel een 8 ledig veld. Deze vier assen hebben 2×4 verbindende coördinaten, die te samen met elkaar zodanig resoneren, dat het veld een sterkere resonantie kan vormen.

Richten we ons op de assen dan kunnen we het volgende formuleren:

* 1 as tussen 2 bronpunten bewerkstelligt een eerste resonantie.

* 2 assen bewerkstelligen een sterkere resonantie (1sub-veld, naar binnen verwijzend/naar zich zelf). Twee assen vormen een kwartet met vier kwadranten.

* 4 assen bewerkstelligen een nog sterkere resonantie (2 sub-velden, naar buiten verwijzend/naar elkaar). Vier assen vormen een octet, een achtledig veld.

Raakvlakken gerelateerd aan de te onderzoeken data

Binnen de gevonden woorden zoek je naar bepaalde raakvlakken, die mogelijk met elkaar resoneren. Deze raakvlakken kunnen meer en/of minder zijn.

In een gram is het mogelijk om vele woorden (met hun verbanden en verhoudingen) op een coördinaat te plaatsen. Maar niet altijd is meer ook beter. Het is zaak om de meest bepalende begrippen van de betreffende klasse uit te zoeken. Bij te veel aan woorden of een te weinig aan woorden verzwakt het raakvlak. Bij een te veel, dien je vorm te geven aan een nieuwe gram (model). Bij een te weinig, dien je terug te gaan naar de te onderzoeken data.

Er zullen veel meer mogelijke raakvlakken bestaan, die een veld zwakker en/of sterker doen resoneren. We beperken ons tot de raakvlakken en wisselwerkingen van het grondpatroon en vullen aan met mogelijke alternatieven in elke gram afhankelijk van de te onderzoeken data.

Binnen systeemdynamiek hanteren we het verschil tussen verandering (ordening) en herhaling (structuur) van raakvlakken, maar of bepaalde data zo uitgesplitst kunnen worden, hangt mede af van hun eigen aard en of werkelijkheid.

Wanneer je zoekt naar raakvlakken:

* Kijk je naar welke woorden en de daar aan gerelateerde dynamieken oplichten, en/of nieuwe woorden oproepen.

* Verhouden de woorden, die je bijeen brengt zich wel of niet tot een logische klasse?

* Binnen welke context krijgen zij een bepaalde betekenis? Welk woord laat je tegenover welk ander woord verhouden?

* Vanuit een totaal aan onderlinge relaties kun je je afvragen vanuit welk referentiekader je de te onderzoeken data bekijkt of dient te bekijken.

Afhankelijk van je begrippen, hun logische klasse, de context en de nog verdere te onderzoeken data (met hun coördinaten, verhoudingen, verbanden en raakvlakken), kan met behulp van het grondpatroon, dezelfde begrippen, in dezelfde logische klasse, in een andere verhouding en in een andere context komen te staan. Door deze veranderingen kunnen overeenkomstige begrippen een totaal andere resonantie bewerkstelligen.

Verschillende referentie kaders kunnen verschillende grammen te weeg brengen, al heeft men deels hetzelfde onderwerp uitgewerkt. Beide kunnen wel gelijkmatig resoneren. Dit hangt af van verschillende factoren, onder andere: optiek, referentiekader met betrekking tot de te onderzoeken data.

Inhoudsopgave

Inleiding