Fixatie & Gradatie
Fixaties in de wisselwerking die een rol spelen in het grondpatroon.
‘Tussen’ en ‘midden’:
Van een wisselwerking gaat een bepaalde werking uit. Die werking wordt ervaren in het ’tussen’ en vanuit het ‘midden’.
* Mogelijke ‘middens’ bewerkstelligen een mogelijk tussen.
* Mogelijke ’tussens’ bewerkstelligen een mogelijk midden.
* Je kunt vanuit mogelijke ‘middens’ als ook vanuit mogelijke ‘tussens’ je onderzoek vorm geven.
Het verschil tussen het begrip ‘midden’ en het begrip ‘tussen’ zit hierin, dat het ‘tussen’ ontstaat tussen twee ‘middens’ en uit dat ‘tussen’ kan weer een nieuw ‘midden’ ontstaan. Dit verschil kunnen we ook weergeven met de begrippen ‘iets’ (midden) en ‘niets’ (tussen). In het midden kan iets verschijnen en in het tussen kan iets verdwijnen of omgekeerd in het midden kan iets verdwijnen en in het tussen kan iets verschijnen. Het midden verhoudt zich tot het tussen als een dynamiek van verschijnen en verdwijnen.
Deze ’tussen/midden’ wisselwerking reguleert op alle mogelijke manieren een systeem dynamisch geordend veld. We kunnen zeggen dat de bronpunten, contouren, assen en resonanties gereguleerd worden door ’tussen’ en ‘midden’ wisselwerkingen.
‘Tussen’ en ‘midden’ in relatie tot de bronpunten van een grondpatroon.
We definiëren 4 bronpunten als een ‘midden’ en 4 bronpunten als een ’tussen’.
Je kunt alle bronpunten zowel als een ‘midden’ en of als een ‘tussen’ hanteren om je onderzoek te kunnen ordenen en structureren’. Vertrek je in het onderzoek vanuit de statiek (midden) dan werk je vanuit het waarneembare, maar nog niet denkbare. Vertrek je vanuit de dynamiek (tussen) dan werk je vanuit het denkbare, maar nog niet waarneembare.
De ‘middens’ zijn pakbaar, traceerbaar, en waarneembaar maar nog niet te denken.
De ’tussens’ zijn onpakbaar, ontraceerbaar en niet waarneembaar maar al wel te denken.
In het grondpatroon werken we met 8 bronpunten, die we onderscheiden in vier ‘middens’ en vier ‘tussens’.
4 bronpunten zijn 4 ‘middens’:
* Oost
* Zuid
* West
* Noord
4 bronpunten zijn 4 ’tussens’:
* Zuidoost
* Zuidwest
* Noordwest
* Noordoost
In die tussenruimte, bestaande uit de 4 ’tussens’ en de 4 ‘middens’, kan er een dynamiek (wisselwerking) tot stand komen. Die tussen ruimte probeert systeem dynamiek in beeld en tot begrip te brengen.
We kunnen ook spreken van een middenruimte. Het midden als het centrale punt van waar uit actie plaats kan vinden. Of waaromheen de actie gecentreerd kan worden. Dit midden is pakbaar, traceerbaar en benoembaar.
Tijd en ruimte:
* Tijd, is een dynamiek van het veld waardoor alle coördinaten, verbanden, verhoudingen en raakvlakken zich in een statische ruimte ordenen. (ordening: moet samenhangend zijn)
* Ruimte, is een statiek van het veld waarin alle coördinaten, verbanden, verhoudingen en raakvlakken zich in een dynamische tijd structureren.(structuur: moet hetzelfde blijven)
Tijd en ruimte in relatie tot de contouren:
Tijd en ruimte spelen de belangrijkste rol in het verdelen van de contouren of in een tijdruimte veld of in een ruimtetijd veld.
* In een tijdruimte veld is de tijd primair, proces en inhoud.
* In een ruimteveld is de ruimte primair, positie en betrekking.
Bij de contouren spelen tijd en ruimte verbanden een belangrijke rol in de wisselwerking tussen kwaliteit en kwantiteit.
* De tijd heeft in het verband een meer kwalitatief karakter
* De ruimte heeft in het verband een meer kwantitatief karakter
Ledig en delig:
Ledige wisselwerking, lid staat voor een onscheidbaar medelid:
* is een en-en wisselwerking
* tegelijkertijd
* heeft een insluitende wisselwerking
* is complementair
* aanvullend
* elkaar dragend
* elkaar voortbrengend
Delige wisselwerking, deel staat voor een scheidbaar onderdeel:
* is een of/of wisselwerking
* na elkaar
* heeft een uitsluitende wisselwerking
* is symmetrisch
* concurrerend
* elkaar bestrijdend
* elkaar opheffend
Deze ‘ledige/delige’ wisselwerking reguleert op alle mogelijke manieren een systeem dynamisch geordend veld. We kunnen zeggen dat de bronpunten, contouren, assen en resonanties gereguleerd worden door ‘ledige’ en ‘delige’ wisselwerkingen.
Ledig en delig in relatie tot de assen
De ledige en/of delige verhoudingen bepalen het ledige en/of delige karakter van de assen.
* 2 ledige (en-en) verhouding situeren we op de polaire (verticale as) as en de impuls as (linksboven / rechtsonder kwadrant)
* 2 delige (of/of) verhouding situeren we op de duale as (horizontale as) en de plaats as (linksonder / rechtsboven kwadrant)
De verhouding wordt meer bepaald door het ledige en delige karakter van de bronpunten.
* Bij 2 ledige (en-en) verhoudingen heeft de verhouding een verbindend karakter
* Bij 2 delige (of/of) verhoudingen heeft de verhouding een scheidend karakter.
Bij de assen spelen ledige en delige verhoudingen een belangrijke rol in de wisselwerking tussen kwaliteit en kwantiteit.
* Het ledige heeft in de verhouding een meer kwalitatief karakter. In ‘kwaliteit’ speelt de verbindende factor van de leden een rol.
* Het delige heeft in de verhouding een meer kwantitatief karakter. In ‘kwantiteit’ speelt de scheidende factor van de delen een rol.
Verandering en herhaling
Ter herinnering:
* Ordening maakt verandering mogelijk. Verandering, met een discontinu karakter in de tijd en/of een ongelijkmatig karakter in de ruimte.
* Structuur maakt herhaling mogelijk. Herhaling, met een gelijkmatig karakter in de ruimte en/of een continu karakter in de tijd.
* Verandering maakt kwaliteit mogelijk.
* Herhaling maakt kwantiteit mogelijk.
* Leden hebben een en-en wisselwerking (verhouding en/of verband)
* Delen hebben een of/of wisselwerking (verhouding en/of verband)
Leden/delen en tijd/ruimte kunnen onderling met elkaar in wisselwerking treden.
* De tijd heeft in het verband een meer kwalitatief karakter
* De ruimte heeft in het verband een meer kwantitatief karakter
* Het ledige heeft in de verhouding een meer kwalitatief karakter. In ‘kwaliteit’ speelt de verbindende factor van de leden een rol.
* Het delige heeft in de verhouding een meer kwantitatief karakter. In ‘kwantiteit’ speelt de scheidende factor van de delen een rol
De wisselwerking tussen verandering en herhaling reguleert op alle mogelijke manieren een systeem dynamisch geordend veld. We kunnen zeggen dat de bronpunten, contouren, assen en resonanties gereguleerd worden door ‘verandering’ en ‘herhaling’.
Verandering en herhaling in relatie tot resonantie:
Bronpunten, contouren, assen vormen met elkaar cruciale raakvlakken. Deze cruciale raakvlakken vormen een harmonisch geheel, die resulteert in een resonantie van het grondpatroon. Het grondpatroon is het resultaat van al deze raakvlakken.
De cruciale raakvlakken in een systeem dynamisch veld vormen resonanties.
De configuratieve componenten zorgen voor ordening en structuur van het grondpatroon. Doordat ordening verandering mogelijk maakt en structuur de herhaling, is het grondpatroon een resonerend veld van veranderingen en herhalingen.
Het grondpatroon verhoudt zich in deze tot het systeem (structuur) en de werkelijkheid verhoudt zich tot de dynamiek (ordening). Het grondpatroon zorgt voor herhalingen in de grammen en de te onderzoeken data zorgen voor de veranderingen.
Alternatieve wisselwerking:
Het grondpatroon kent cruciale wisselwerkingen en elke gram kent mogelijke alternatieve wisselwerkingen.
Wisselwerking in relatie tot de te onderzoeken data:
Ter herinnering:
De begrippen: coördinaten, verbanden, verhoudingen en raakvlakken worden ‘algemeen’ gebruikt.
De begrippen: bronpunten, contouren, assen en resonanties zijn specificaties van deze ‘algemene’ begrippen, die zich specifiek verhouden tot het grondpatroon.
Bij de te onderzoeken data speelt de wissel werking tussen ontregelend en regelend een rol. Deze wisselwerking vinden we terug in de coördinaten, verbanden, verhoudingen en raakvlakken. De begrippen: coördinaten, verbanden, verhoudingen en raakvlakken worden hier ‘algemeen’ gebruikt, in relatie tot de te onderzoeken data.
Richt je je bij je onderzoek op hetgeen wat ontregelt en/of regelt.
Gradaties in de wisselwerking die een rol spelen bij de te onderzoeken data.
* De omcirkelde gradaties: minder, onstabiel, semi- permanent en onbepaald hebben een ontregelend karakter.
* De gradaties in de vierkantjes: meer, stabiel, permanent en bepaald hebben een regelend karakter.
Alle 10 de gradaties spelen bij alle ‘algemene’ coördinaten, verbanden, verhoudingen en raakvlakken een rol. Ook spelen bij elk van deze afzonderlijke ‘algemene’ begrippen, 2 gradaties een specifieke rol:
* Coördinaten kunnen onbepaald en/of bepaald zijn.
* Verbanden kunnen semi- permanent en/of permanent zijn.
* Verhoudingen kunnen onstabiel en/of stabiel zijn.
* Raakvlakken kunnen meer of minder zijn.
Coördinaten in relatie tot onbepaald/bepaald:
Een coördinaat kan onbepaald en/of bepaald zijn.
Een onbepaalde coördinaat is een coördinaat, die je nog niet kan bepalen, omdat die zich nog niet aandient.
Binnen systeem dynamiek kan een bepaalde coördinaat een cruciaal- en/of alternatief- coördinaat worden. Door de cruciale coördinaten te bepalen, kunnen we werken met overeenkomstige coördinaten in meerdere velden.
Verband in relatie tot semi-permanent/permanent:
Een verband geeft een wisselwerking weer tussen meerdere coördinaten.
Een verband kan semi-permanent en/of permanent zijn. Mede afhankelijk van de logische klasse van de begrippen, vormen zij een permanent of semi- permanent verband. Er zijn verbanden die zich permanent voordoen en/of er zijn verbanden die zich soms wel en soms niet voordoen.
Zijn het begrippen met bijvoorbeeld processen met een specifieke volgorde, zoals de seizoenen, dan krijgen ze een permanenter verband in de tijd.
Zijn het begrippen, die zowel een verband tussen een proces als een positie laten zien, zoals de weersinvloeden in de seizoenen, dan zijn ze semi-permanent, je kunt ze zowel als een proces en of als een positie lezen, er is dan geen sprake van een specifieke volgorde meer.
Verhouding in relatie tot onstabiel/stabiel:
Een verhouding kan onstabiel en/of stabiel zijn. Mede afhankelijk van de context kan de verhouding tussen 2 begrippen op de verschillende assen worden geplaatst.
* Een stabiele verhouding is een verhouding tussen begrippen die zich permanent tot elkaar verhouden, zoals dag en nacht, waken en slapen.
* Een stabiele verhouding is ook een verhouding tussen twee begrippen die steeds op de zelfde as staan.
* Een onstabiele verhouding is een verhouding tussen begrippen die soms wel en soms niet zich tot elkaar kunnen verhouden, zoals overdag slapen en ‘s nachts waken.
* Een onstabiele verhouding is ook een verhouding tussen twee begrippen die op meerdere assen kan komen te staan.
Voorbeeld van begrippen met een stabielere verhouding zijn hemel en aarde (polair), top down en bottum up (polair), verleden en toekomst (duaal) en ‘zelf’ en ‘de ander’ (duaal). Zomer en winter, warm en koud. ’s Ochtends energiek ontwaken en ’s avonds lekker ontspannen op de bank.
Voorbeeld van begrippen met een onstabielere verhouding zijn koude zomers en warme winters, overdag slapen en ‘s nachts waken, ’s ochtends moe ontwaken en ’s avonds energiek worden.
Raakvlakken in relatie tot minder/meer
Raakvlakken zijn wederkerige wisselwerkingen tussen meerdere verhoudingen, meerdere verbanden en meerdere coördinaten. Door deze wisselwerkingen kunnen de raakvlakken verminderen en/of vermeerderen.
Er kunnen tussen de begrippen meerdere of mindere raakvlakken zijn. Het aantal raakvlakken wordt bepaald door het aantal verbanden, verhoudingen en coördinaten. Meerdere verbanden, verhoudingen, coördinaten tussen de begrippen leiden niet direct tot een resonantie. Meer en/of minder kunnen beiden het evenwicht verstoren tussen herhaling en verandering.
Het kan zijn dat je nog een begrip mist, of dat het begrip niet past in bijvoorbeeld een verband, of dat het begrip een andere verhouding krijgt in relatie tot een ander begrip.
Het is zoeken naar herhalende raakvlakken tussen de begrippen die allemaal anders zijn.
Het is zoeken naar een evenwicht van niet te weinig (minder) en niet te veel (meer) raakvlakken.