Dyna- en diagram

Dynagram en diagram

Het functionele paradigma is pas mogelijk bij de wederkerigheid van; tijd en ruimte, kosmomorf en antropomorf, mythisch en ontologisch, wordings-functie en zijns-functie, zelf-functie en ik-functie, ordening en structuur. Structuur is het systeem, de ordening is de dynamiek. Zowel in een dynagram als in een diagram vind je structuur en ordening.

Met een dynagram karakteriseren we een mate van beweging (ordening) die de vorm (structuur) constitueert. Tijd wordt ruimte.

Met een diagram karakteriseren we een mate van vorm (structuur) die beweging (ordening) mogelijk maakt. Ruimte wordt tijd.

Hieronder zetten we ze op een rijtje:

Dynagram:

* Heeft een kosmomorf referentie kader (irt de polaire as).

* Vanuit een functioneel mythisch referentie kader.

* Heeft een meer subject betrokken karakter.

* De tijd is primair in een tijdruimte veld.

* Tijd wordt ruimte, een dynagram karakteriseert een mate van beweging (ordening) die vorm (structuur) mogelijk maakt.

* De configuratieve componenten verhouden zich meer tot de tijd (configuratie, dynamiek, proces).

* Verhoudt zich meer tot de ordening en geeft daarmee een gedachtegang weer.

* Verhaal geeft een gedachtegang weer, brengt het reeds vermoede via beelden tot begrip.

* Vormt een eenheid in dualiteit. (uitleg volgt onderstaand)

Link naar dynagrammen op site .

Diagram:

* Heeft een antropomorf referentie kader (irt de polaire as).

* Vanuit een functioneel ontologisch referentie kader.

* Heeft een meer object betrokken karakter.

* De ruimte is primair, in een ruimtetijd veld.

* Ruimte wordt tijd, een diagram karakteriseert een mate van vorm (structuur) die beweging (ordening) mogelijk maakt.

* De con-figuartieve componenten verhouden zich meer tot de ruimte (compositie, statiek, positie).

* Verhoudt zich meer tot de structuur, geeft daardoor te denken.

* Begrippen geven te denken, brengen het nog onvermoede via deze begrippen in beeld.

* Vormt een tweeheid in polariteit. (uitleg volgt onderstaand)

Link naar diagrammen op site.

Dynagram en diagram in relatie tot tijdsverbanden

Het verschil tussen dynagram en diagram zien we qua tijdsverbanden het sterkst over de duale as.

Dynagram: Oost en west in een tijdruimte staan in relatie tot processen. Het stijgende en het dalende.

Diagram: Oost en west in relatie tot een ruimtetijd staan in relatie tot betrekkingen. Van tegendeel en tegenstelling.

Zie voor het stijgende en dalende aspect onderstaande Dynagram als voorbeeld.

Doordat bij een dynagram de tijd primair is en de ruimte secundair, kunnen we de tijd in zijn geheel rechtsom draaiend of linksom draaiend in beeld brengen. Linksom of rechtsom draaiend is afhankelijk van de weer te geven processen. We brengen bijvoorbeeld de dagloop en de jaarloop rechtsom in beeld (zie onderstaande analoge dynamieken). En het ontstaan van leven op aarde linksom in beeld. Overigens kennen we nog andere rechtsom en linksom draaiende fenomenen in onze werkelijkheid.

Oost: stijgen / lente / versnellen

Zuid: verspreiden / zomer / exploderen

West: dalen / herfst / vertragen

Noord: verzamelen / winter / imploderen

Dit diagram is toentertijd nog in een ander tekenprogramma gemaakt voor de lezing in Wageningen, vandaar de kleur blauw.

Doordat bij het diagram de ruimte primair is en de tijd secundair, kunnen we de tijd zowel rechtsom als linksom als tegendelen in beeld en tot begrip brengen. Rechtsom en linksom draaiend is afhankelijk van de weer te geven processen. Binnen organisatie processen kunnen we zowel top-down als bottom-up processen, respectievelijk linksom en rechtsom in beeld brengen. Afhankelijk van het uit te werken proces, kan het van belang zijn om 2 belangrijke routes in het diagram weer te geven. Bijvoorbeeld kunnen we het licht wat betreft haar tegendelige dynamiek zowel via de fotonen (linksom) als via haar golffrequenties (rechtsom) in beeld brengen. Een tegendelige dynamiek brengen we in het diagram op oost in beeld en een tegenstellende dynamiek op west.

Oost: Tegendeel. In het tegendeel zijn linksom en rechtsom nog een op zichzelf staand geheel, als 2 zijden van dezelfde munt. De één is er niet zonder het ander. Bijvoorbeeld licht en donker, warm en koud, goed en kwaad, positief en negatief, of in een ander verband opdrachtnemer en opdrachtgever, subject en object, zijn verschillende tegendelen, die ook elkaars tegenstelling kunnen vormen.

Deze twee zijden vormen een polariteit.

Linksom staat in betrekking tot bronpunt Noord: concentrisch, middelpunt zoekend.

Rechtsom staat in betrekking tot bronpunt Zuid: discentrisch, middelpunt vliedend.

Beide zijden, met ieder hun eigen karakteristiek, spiegelen elkaar over de polaire verticale as

West: Tegenstelling. In de tegenstelling komen linksom en rechtsom tegenover elkaar te staan. De één is niet de ander. De één kan de ander zelfs te niet doen.

In een dynagram en diagram zien we ook overeenkomsten op Oost en West.

Oost: verschijnen

West: verdwijnen

In dynagram:

Oost: verschijnen: zoals we zien in het proces van de dag loop. De zon komt op in het oosten, verschijnt. De zon gaat onder in het westen, verdwijnt.

In diagram:

Daar waar de twee onderscheiden routes verschijnen, vormen ze elkaars tegendeel (oost), daar waar ze verdwijnen vormen ze elkaars tegenstelling (west)

We zien ook wat betreft de twee assen in zowel diagram als dynagram een overeenkomstige betrekking:

De polaire as beeldt het tegendeel, De één is er niet zonder het andere. (elkaar insluitend).

De duale as beeldt de tegenstelling, de één is niet de ander. (elkaar uitsluitend).

Linksom route en rechtsom route behoren tot één van de mogelijke betrekkingen op de polaire as.

De posities op de andere assen geven andere mogelijke betrekkingen weer. Qua tijd zijn er verschillende routes mogelijk, zowel tegelijkertijd (synchroon) als na elkaar (diachroon). Routes die tegelijkertijd kunnen plaatsvinden. vormen een ledig (en-en) verband in de tijd.

Een diachroon proces loopt in dezelfde richting, in één route. Ze verloopt in een na-elkaar delig verband.

Bovenstaande diagram is een uitwerking van het werk van ken Wilber waarin hij aan de hand van een aantal cruciale begrippen een complexe werkelijkheid op een simplexe wijze weet te structureren. Dit is slechts een van de vele voorbeelden waartoe het diagram genut kan worden. Probeer zelf te ontdekken hoe de abstracte regels in dit concrete voorbeeld zijn toegepast.

Link naar de uitleg van dit diagram/human dynamics/Ken Wilber.

Betrekkingen en processen kun je beiden spiraalsgewijs doordenken.

Dynagram / processen -> inhouden. Diagram / posities -> betrekkingen. Inhouden en posities zijn ruimte gerelateerd en processen en betrekkingen zijn tijd gerelateerd. Nemen we als voorbeeld de begrippen ontwikkeling en inwikkeling, dan kunnen die na elkaar plaatsvinden maar ook tegelijkertijd. We plaatsen ontwikkeling (oost) en inwikkeling (west) als proces in het dynagram op de horizontale duale as als een na elkaar en in deze vormen ze een tegenstelling. Ontwikkeling en inwikkeling kunnen we in het diagram op de verticale polaire as plaatsen als ze tegelijkertijd plaatsvinden en in deze vormen ze een tegendeel.

Dynagram: ontwikkeling (oost) brengt verandering (zuid) te weeg. Inwikkeling (west) brengt herhaling (noord) met zich mee. In de ruimte kunnen deze verandering en herhaling tegelijkertijd plaats vinden (polaire as). Waarbij in het proces van herhaling en verandering weer voor nieuwe ontwikkelingen kan gaan zorgen.

Diagram: Rechtsom is een sympathische routes, deze route beweegt rechtsom. Startend in oost, naar zuid, naar, west, naar noord. Linksom is een antipathische route, deze route loopt linksom. Startend in oost, naar noord, naar west, naar zuid.

In een tegendeel zijn ontwikkeling en inwikkeling als twee zijden van dezelfde munt.

Ontwikkeling (zuid), brengt verandering met zich mee.

Inwikkeling (noord), brengt herhaling met zich mee.

In een tegenstelling komen verandering en herhaling tegen over elkaar te staan. De één is niet de ander. De één kan de ander zelfs te niet doen.

Een tegensteling kan voor een dilemma zorgen. Bijvoorbeeld wanneer je met meerdere mensen tot een besluit moet komen over twee uiteenlopende visies, stoppen we met de zaak of gaan we er mee door. Het is duidelijk dat op meerdere wijzen de één tegenover de ander kan komen te staan. Ook binnen een mens zelf kunnen de 2 verschillende routes voor een dilemma zorgen.

Door zicht te krijgen op het dilemma, kan je inzien dat beide routes en zelfs nog meerdere routes mogelijk zijn. Door een dilemma uit te werken middels een diagram krijg je inzichtelijk wat de mogelijk wisselwerkingen kunnen zijn. Je kunt onderzoeken hoe ze tot elkaar kunnen verhouden of in verband gebracht kunnen worden. Hoe ze op verschillende coördinaten uit gewerkt kunnen worden en daardoor ook weer middels verschillende raakvlakken zichtbaar kunnen worden. Door een dilemma op deze wijze uit te werken, worden de posities en inhouden helder en schep je de mogelijkheid betrekkingen en processen vanuit een gedeeld midden te kunnen overstijgen. Vanuit een gedeeld midden kunnen meerdere visies tot hun recht komen. Op deze wijze kan een dilemma waardevol uitgewerkt worden tot een en/en betrekking in plaats van een of/of betrekking.

Eenheid in dualiteit en tweeheid in polariteit

Als we kijken naar de tijdscontouren in relatie tot de assen zien we een verschil tussen dynagram en diagram.

Er is een eenheid in dualiteit. In een dynagram zijn er 2 belangrijke routes, stijgend (o) of dalend (w). Deze hebben een duale verhouding, maar in het proces lopen deze samenhangende verbanden na elkaar langs een zelfde route (rechtsom).

Er is een tweeheid in polariteit. In een diagram zijn er 2 belangrijke routes, een rechtsom en een linksom gaande route, die tegelijkertijd plaats vinden. Respectievelijk de één via noord, de ander via zuid. Noord en zuid hebben een polaire verhouding.

Deze 2 x 2 routes maken voor een groot deel het verschil tussen dynagram en diagram. In de regel blijven ze twee gescheiden bouwpatronen met twee te onderscheiden tijdsverbanden. Maar wanneer we de werkelijkheid onderzoeken met de voorhanden te onderscheiden data, kunnen uitzonderingen op deze regel ontstaan. Vandaar, dat we naast deze twee bouwpatronen, in eerste instantie, dienen te werken met een eerste opzet, die we weergeven in een nog nader te differentiëren gram.

Zo kun je ook in het dynagram te maken krijgen met twee te onderscheiden routes, die tegelijkertijd plaats vinden, bijvoorbeeld de dalende en de stijgende sapstromen in een plant. In het diagram bijvoorbeeld de dynamiek tussen bottom up en top down processen in een organisatie en of samenleving.

Het blijft steeds van belang, om bij het modelmatig verwerken van de te onderzoeken data, te blijven kijken naar het referentiekader en of de betreffende optiek. Zo kunnen zowel in het diagram als in het dynagram alternatieve verbanden (contouren) en of verhoudingen (assen) uitgewerkt worden.

Behalve de te onderzoeken data, kunnen de systeem dynamische regels uit het grondpatroon ook een rol spelen in de wijze waarop je de resultaten van je onderzoek kan verwerken.

In de regel is het dynagram: Kosmo-morf, subject betrokken, functioneel mythisch en het diagram: Antropomorf, object betrokken, functioneel ontologisch. Maar de specifieke begrippen voor het diagram en of voor het dynagram kan je ook wederzijds toepassen. Dat kan systemisch gezien verwarring scheppen, maar het biedt ook mogelijkheden om een complexe werkelijkheid recht te doen.

Zo gebruiken we begrippen om een bepaalde dynamieken in een tijdsverband te laten zien (proces of betrekking). In deze de begrippen sympathisch, anti-pathisch, stijgen, dalen, verschijnen en verdwijnen. Hou er rekening mee, dat een bepaald ‘begrip’ weer los van het veel gebruikte verband ook in een ander verband gedacht kan worden.

Bijvoorbeeld:

In dynagram: De begrippen sympathisch en anti-pathisch

Sympathisch en anti-pathisch kunnen ook uitgewerkt worden in een proces.

Sympathisch op oost (stijgend-opbouwend) Anti-pathisch op west (dalend-afbouwend). Bijvoorbeeld de functie van de sympathicus in de ochtend en de parasympathicus in de avond.

In diagram: De begrippen opbouwen en afbreken.

Opbouwen en afbouwen kunnen ook uitgewerkt worden in een betrekking met 2 routes .

Opbouwen / synthetisch verbindend, rechtsom (sympathische route), afbouwen / analytisch scheidend linksom (anti-pathische route) . Bijvoorbeeld Deming cycle en Transforming your organisation. (LINK)

Wederom speelt referentie kader weer een rol (kosmo-morf, antropomorf, enz) bij de keuze hoe je de te onderzoeken data wilt uitwerken in een dynagram of diagram.

Subject betrokken en object betrokken in relatie tot dynagram en diagram

Met als notie dat subject en object begrippen zijn binnen een ontologisch paradigma.

Dynagram:

Het diagonale kruis met haar vier bronpunten (zie hier boven) beeldt het subject betrokken referentie kader.

Kosmomorf: De mens ervaart zichzelf in al haar doen en laten als een afhankelijk midden tussen hemel en aarde. Niet als een midden tussen 2 gescheiden werelden waarin zij zich bevindt, maar als een derde mede lid, volledig verbonden met haar omgeving. Op deze wijze worden dynamieken van de kosmos ook subject betrokken dynamieken van haar zelf en vice versa. Op deze wijze kan zij haar omgeving van binnen uit gewaar worden. Zij voelt zich als een onlosmakelijk deel van het geheel.

In een subject betrokken referentie kader stemt het subject middels riten mythen en symbolen zich actief af op de haar omringende werkelijkheid (object) om tot een harmonische wisselwerking te komen en te blijven.

Een subject betrokken referentie kader poogt via beelden en fenomenen een gewaar geworden werkelijkheid middels een dynagram systemisch in kaart te brengen.

Symbool Giordano Bruno enigma of the archetypes (LINK)

Dynagram:

Kent haar wortels vanuit een functioneel mythische optiek.

Kosmomorf referentie kader.

Het subject staat in directe verbinding met het haar omringende.

Met de optiek dat kosmos en subject wederzijds met elkaar verbonden zijn.

Er is sprake van een co-existentie tussen subject en object.

Het object werd als subject, als wezen ervaren en men sprak van moeder aarde en vader hemel.

De dynamieken / statieken van de kosmos worden in het subject gewaar. En andersom de dynamieken / statieken van het subject ziet zij terug in de kosmos.

Dynagram van 8 ayurvedische principes in de tuinbouw (LINK)

Diagram:

Het dynamische kruis met zijn vier bronpunten (zie boven) beeldt een object betrokken referentie kader.

Antropomorf: De mens ervaart zichzelf in zijn doen en laten als een onafhankelijke buitenstaander van waaruit hij zowel zichzelf, als de aarde, als de hemel objectiveert en alles reduceert tot een materiële werkelijkheid. Op deze wijze ontstaan los van elkaar staande objecten: mens, aarde en hemellichamen. Bij gevolg, neemt de mens de werkelijkheid van buiten waar en tracht hij de werkelijkheid vanuit verschillende invalshoeken object betrokken te analyseren, te verklaren en te begrijpen.

In een object betrokken referentie kader is het object leidend en het subject dient zichzelf ook als een object op te stellen. Om te kunnen begrijpen, moet het subject een innerlijke voorstelling vormen van hetgeen zich mogelijk met betrekking tot het object voordoet en dat middels experimenten aan de feitelijke werkelijkheid toetsen. In heel dit proces moet het subject zich richten naar het object.

Vanuit een object betrokken referentie kader kan je, middels een diagram, een waar te nemen systeem via begrippen en feiten in kaart brengen.

Diagram:

Kent zijn wortels vanuit een ontologische optiek.

Antropomorf referentie kader.

Het object staat centraal.

Met de optiek dat de mens gescheiden is van het object.

Het subject tracht zich in de begripsvorming terug te houden.

Het subject tracht zichzelf en de werkelijkheid om hem heen te objectiveren.

De dynamieken/statieken van de werkelijkheid tracht het subject zo objectief mogelijk waar te nemen.

Systeem dynamisch maken we een onderscheid tussen subject en object, maar volledig te scheiden zijn ze niet. Subject en object zijn wel te onderscheiden, maar niet te scheiden, aangezien ze tot één en dezelfde werkelijkheid behoren. Scheiden en onderscheiden hangen samen, dit kan leiden tot een mogelijke paradoxale interactie, dat vraagt om een systeem dynamisch geordend ontmoetingsveld.

Aangezien begripsvorming en beeldvorming zich tot elkaar verhouden, trachten we ze op een systeem dynamische wijze in beeld en tot begrip te brengen. Daarmee trachten we vorm te geven aan een functioneel paradigma, waarin de wederkerige betrokkenheid tussen subject en object integratief centraal staat.

De begrippen subject betrokken en object betrokken kunnen we plaatsen in 2 te onderscheiden tijdsverbanden, zoals we dat in de fenomenologische methode hebben uitgewerkt (Link).

* In een dynagram geven we de begrippen subject en object weer in een proces verband. In een fenomenologisch onderzoek worden de onderscheiden object betrokken en subject betrokken routes in een tijdsverband, na elkaar, in een procesverband geplaatst.

In de fenomenologie wordt gestart met een object betrokken externe waarneming (oost).

Hetgeen wordt waar genomen wordt vervolgens in beeld gebracht (zuid).

Deze subject betrokken beeldvorming werkt verbindend tussen subject en object (zw).

Vervolgens leidt deze verbinding tot een subject betrokken interne gewaarwording (west).

De gewaarwordingen worden vervolgens stap voor stap object betrokken tot begrip gebracht (noord).

Deze object betrokken begripsvorming werkt scheidend tussen subject en object (no),

Vervolgens wordt de subject betrokken gewaarwording weer getoetst door middel van de object betrokken waarneming. (no)

* In een diagram staan de begrippen subject en object in een wederzijdse betrekking. In deze betrekking vormt de een het tegendeel van de ander, er is geen subject zonder object en vice versa. Subject en object plaatsen we systeem dynamisch in het diagram op oost conform de regel van het tegendeel. Het subject op de meebewegende sympathische route via zuid en het object op de tegen bewegende route via noord en beide routes vormen op west een tegenstelling.

Zo worden subject en object in een systeem dynamische wisselwerking deelnemers van en aan elkaars ontwikkeling (rechtsom) en inwikkeling (linksom); subject en object staan in een complementaire betrekking (polaire as).

In een systeem dynamisch verband inter-acteren subject en object in twee onderscheiden routes, te weten een subject betrokken participerende mee bewegende rechtsom gaande route en een object betrokken opponerende tegen bewegende linksom gaande route, de eerste leidend naar beeldvorming en de tweede leidend naar begripsvorming.

Door de tegenstelling kunnen ze elkaar wederzijds uitsluiten. Het subject is niet het object en het object is niet het subject. Ze vormen paradoxaal genoeg ook een eliminerende betrekking. Eliminerend wil zeggen, de een kan de ander teniet doen. Formeel gesproken daar waar een object is, is er geen subject en waar een subject is, is er geen object. Voor een juist begrip dienen beiden gescheiden te worden om een subject object betrekking te definiëren.

Beeldvorming volgt een subject betrokken participerende route, die middels een object betrokken waarneming uitgewerkt moet worden tot een subject betrokken beeldvorming.

Begripsvorming volgt een object betrokken opponerende route, die middels een subject betrokken gewaarwording uitgewerkt moet worden tot een object betrokken begripsvorming.

Enigszins simplificerend verhoudt de beeldvorming zich tot het wilsvermogen (zuid) en de begripsvorming zich tot het denkvermogen (noord). Anderzijds verhouden denkvermogen en wilsvermogen zich ook tot beeldvorming en begripsvorming. We zien hier de polaire insluitende dynamiek tussen denken en willen, begripsvorming en beeldvorming, het ene is niet zonder het andere, ze kunnen onderscheiden worden, maar niet gescheiden. Het polaire denken en willen ontvouwt zich in een betrekking (relativiteit) en vormen in deze elkaars tegendeel en elkaars tegenstelling.

Als tegendelen zijn beeld en begrip de twee keerzijden van een en dezelfde werkelijkheid.

As tegenstelling kunnen beeld en begrip elkaar elimineren of uitsluiten. Dat maakt dat er tussen begrip en beeld duidelijk een onoverbrugbare kloof bestaat. Je kunt of een beeld of een begrip van de werkelijkheid vormen. In dat opzicht dient men de beeldvorming streng te scheiden van de begripsvorming.

Begrip en beeld in relatie tot dynagram en diagram.

Net als subject betrokken en object betrokken kunnen we ‘beeld’ en ‘begrip’ ook gescheiden uitwerken in een dynagram of diagram.

Dynagram:

Processen en inhouden vormen een samenhangend geheel, in deze een dynagram, gekenmerkt door een statisch kruis in een dynamisch veld. Ze vormen in deze een gedachtegang.

Een dynagram verhoudt zich meer tot de tijd (ordening). De tijd is hier primair (tijdruimte veld). Een proces is meer dynamisch dan een positie (ruimte) omdat we deze aan de tijd koppelen. Dit proces in de tijd kent maar 1 route (rechts om), zoals het proces van opbouw en afbraak, lente en herfst. Deze lineaire herhalende ordening maakt een proces weer meer statisch. Hierin zien we een wisselwerking van dynamisch en statisch binnen 1 verband.

Het dynagram beeldt dan ook een gerichte gedachtegang. In een dynagram (dynamisch veld) geven we een ‘gedachte gang’ weer. Een gedachte gang is rond wanneer het één en ander zodanig heeft verbonden, dat het insluitend op zichzelf staat. Een gedachte gang krijgt hiermee een concentrisch karakter (blauw).

Blauw wordt doorgaans getypeerd als een koude kleur. Koude wordt gekarakteriseerd door een concentrische dynamiek.

Het dynagram geeft een gedachtegang weer, brengt het reeds vermoede via beelden tot begrip.

De te onderzoeken data in een dynagram hangen samen met de gedachtegang, die je in kaart wil brengen. Het verhaal geeft een gedachtegang weer.

Diagram:

Posities en betrekkingen vormen een onsamenhangend geheel, in deze een diagram, gekenmerkt door een dynamisch kruis in een statisch veld. Ze dienen nog doordacht te worden, het diagram geeft te denken.

Een diagram verhoudt zich meer tot de ruimte. De ruimte is hier primair (ruimtetijd veld). Een positie is meer statisch dan een proces (tijd) omdat we deze aan de ruimte koppelen. Door deze vaste posities kunnen we ze op meerdere en verschillende manieren met elkaar in verband brengen. De positie wordt dan ook weer meer dynamisch. Hierin zien we ook weer een wisselwerking van statisch en dynamisch binnen 1 verband.

Het diagram beeldt meerdere te denken richtingen. In een diagram (statisch veld) exploreren we hetgeen ‘nog te denken’ valt. Een diagram geeft te denken, omdat de samenhang tussen de begrippen op meerder manieren uitgedacht kunnen worden. Hetgeen nog te denken valt, krijgt hiermee een discentrisch karakter (rood).

Rood wordt doorgaans getypeerd als een warme kleur. Warmte wordt gekarakteriseerd door een discentrische dynamiek.

Het diagram geeft te denken, brengt het nog onvermoede via begrippen en posities in beeld.

De te onderzoeken data in het diagram hangen samen met een mogelijke kaart (mindmap) op grond waarvan je verschillende denkoperaties kan oefenen. Woorden, begrippen en betekenissen geven te denken.

Dynagram en diagram verhouding zich tot elkaar in een polaire verhouding. (zie bovenstaand dynagram met de 5 bouwpatronen). In en vanuit het functionele paradigma kunnen dynagram op zuid (meer beeld, verhaal) en diagram op noord (meer begrip, woorden) zich dan ook tot elkaar verhouden in een polaire dynamiek waarin ze elkaar complementair kunnen aanvullen.

In elke gram hebben beeld en begrip een functie.

Dynagram en diagram laten ieder op hun eigen wijze iets van diezelfde werkelijkheid zien. In dit opzicht is de strenge scheiding tussen dynagram en diagram juist een voorwaarde, teneinde ruimte te scheppen voor de weerspiegeling tussen de onderscheiden domeinen van het kosmo-morfe en het antropomorfe, subject betrokken en object betrokken, beeld en begrip, synthetisch en analytisch. Deze ‘spiegeling’ (west) maakt het mogelijk om een glimp op te vangen van een werkelijkheid, die noch begrip noch beeld is, maar een complementaire ´realiteit´ die evenzeer kan verschijnen als verdwijnen.

De grens tussen beeld en begrip is niet altijd zo scherp te trekken, aangezien 1 begrip wel meer betekenissen kan hebben en in dito beelden kan worden weergegeven, evenzo kan 1 beeld door meerdere begrippen omschreven worden. Blijkbaar zijn er vele gradaties en of overgangen mogelijk tussen het domein van het begrippelijke en het domein van het beeldelijke. Niettemin is het van belang om in een systeem dynamisch verband de begripsvorming deels strak te scheiden en of deels te onderscheiden van de beeldvorming.

Om evenzovele begrippen en of beelden voor twee onderscheiden domeinen met elkaar in gesprek te kunnen brengen, behoeven ze een systeem dynamisch instrument. In deze verschijnen beeld en begrip zowel in het dynagram als in het diagram als twee te onderscheiden dimensies: de tijdruimte en de ruimtetijd. Ze behoren echter tot één en dezelfde werkelijkheid, die wij dienen te onderscheiden en te verbinden. Tussen beeld en begrip zit een realiteit, die we slechts kunnen viseren via een meta perspectief. In deze middels een kosmo-morf referentie kader (dynagram) en of een antropomorf referentie kader (diagram). Aangezien beeld en begrip de twee keerzijden vormen van een en dezelfde werkelijkheid kunnen ze elkaar weerspiegelen. Precies die weerspiegeling kan via een systeem dynamisch instrument in kaart gebracht worden. (Nog evt te verwerken in de inleiding)

Beeld

In bovenstaand dynagram staat het beeld centraal in een synthetisch (samen voegend) proces.

Zoals een verhaal de onderscheiden woorden samenvoegt, zo voegt een beeld mogelijke begrippen in een samenhangend verband. Uit het proces (ordening in de tijd) ontstaat de inhoud (structuur in de ruimte). Bijvoorbeeld uit het bladproces ontstaat de bloem, uit het bloeiproces ontstaat de vrucht en uit het vruchtproces ontstaat het zaad en uit het kiemproces ontstaat het blad. Zo ontstaat de inhoud, structuur en ruimte, uit de dynamiek van het proces en de ordening in de tijd.

* De stroming vormt een bedding voor het water. (Das Sensible Chaos)

Begrip

In bovenstaand diagram staat het begrip centraal in een analytisch onderscheidende structuur met zijn posities. Zoals een verhaal analytisch ontleedt kan worden in onderscheiden begrippen, zo vormen de onderscheiden begrippen de betekenis, zin en duiding van een verhaal. Zo kan een mogelijk beeld door begrippen ontleed worden en of ontstaat uit onderscheiden begrippen weer een mogelijk nieuw samenhangend denkbeeld, waarin de betrekking tussen de diverse begrippen op hun posities een nieuwe betekenis krijgen. Uit de onderscheiden posities in de ruimte (statiek) ontstaan in de tijd (dynamiek) mogelijke betrekkingen.

* De bedding vormt de voorlopige structuur (ruimte) voor de dynamische stroming (tijd) van het water.

Synthetiseren en analyseren

Dynagram

In een subject betrokken kosmo-morf referentie kader staan subject en object m.b.t. de inhouden meer in een synthetisch verband / betrekking / verhouding. Met als doel het samenvoegen van mogelijke ‘leden’ in een samenhangend synthetisch verband. Meer subject betrokken, waarin het subject in relatie tot het object enerzijds participerend en verbindend (synthetisch) en anderzijds analytisch te werk gaat.

Diagram

In een object betrokken antropomorf referentie kader staan subject en object m.b.t. de posities meer in een analytisch verband / betrekking / verhouding. Met als doel de mogelijke analytisch te onderscheiden ‘delen’ zodanig in het diagram te positioneren, dat er te denken betrekkingen ontstaan. Meer object betrokken, waarin het subject in relatie tot het object enerzijds opponerend en onderscheidend (analytische) en anderzijds synthetisch te werk gaat.

Ook de begrippen synthetisch en analytisch kunnen we in 2 te onderscheiden bouwpatronen plaatsen. In een dynagram / tijdruimte kunnen processen zowel analytisch als synthetisch van aard zijn. In een diagram / ruimtetijd functioneren betrekkingen zowel analytisch als synthetisch.

Dynagram:

In een subject betrokken onderzoek trachten we de onderscheiden inhouden zowel in relatie tot de te onderzoeken analytische als synthetische processen in een samenhangende gedachtegang weer te geven in een dynagram. In een subject betrokken onderzoek onderscheiden we:

Analyseren (oost).

Divergeren (zuid).

Synthetiseren (west).

Convergeren (noord).

Diagram:

n een object betrokken onderzoek trachten we de onderscheiden posities zowel in relatie tot de te onderzoeken analytische als synthetisch betrekkingen te denken en weer te geven in een diagram. In een object betrokken onderzoek onderscheiden we:

Synthetische route werkt includerend (rechtsom vanuit oost via zuid naar west).

Analytische route werkt excluderend (linksom vanuit oost via noord naar west).

Op oost vormen de begrippen analytisch en synthetisch elkaars tegendeel, op west vormen ze elkaars tegenstelling.

In elk onderzoek vinden zowel analytische als synthetische denkprocessen plaats, vandaar dat we ze in elke gram kunnen tegenkomen. Zo ook zien we in de contouren en de assen respectievelijk verbindende en scheidende verbanden en verhoudingen.

Inhoudsopgave

Inleiding