Duogram
Duogram
In het functionele paradigma verhoudt het diagram zich tot het denken als ken instrument en het dynagram zich tot het willen als ken instrument, bijgevolg kan het voelen als ken instrument zich pas verhouden tot het tussen als het denken is uitgekristalliseerd tot een diagram en het willen is geboetseerd tot een dynagram. De kristallijne en vloeiende dynamieken in diagram en dynagram spreken respectievelijk het denken en het willen aan en of viceversa.
Zonder een systeem dynamisch veld kan dit `tussen´ niet aan de orde gesteld worden. In het functionele paradigma kan het voelen als ken instrument (als resultante van het denken en het willen) pas aantreden als er een verhouding tussen diagram en dynagram in werking is getreden. Denken en willen verhouden zich tot elkaar als twee vermogens waarin zowel duale symmetrische als polaire complementaire dynamieken aan de orde gesteld kunnen worden. Pas met het voelen als ken vermogen kunnen we het relatieve midden `behartigen´. Deze drie kenvermogens ofwel dit drieledige kenvermogen verhoudt zich weer tot het vierledige veld van kennen (denken) en kunnen (willen), kennis (handelen) en kunst (voelen).
Begripsvorming en beeldvorming dienen zich, binnen het functionele paradigma, systeem dynamisch tot elkaar te verhouden in een complementair en symmetrisch werkend veld. Daartoe kunnen we een duogram nutten, waarin diagram en dynagram zich tot elkaar verhouden als een wederkerige constituerende dynamiek waarin denken en willen zich zodanig tot elkaar verhouden, dat ze beiden ruimte scheppen voor het voelen. Bijgevolg kan het één noch het andere ooit met elkaar samenvallen, vandaar dat dit ´tussen´ hetgeen is wat het functionele paradigma wil behartigen en viseren in een systeem dynamisch veld.
Een grondpatroon vormt op basis van de configuratieve componenten een kleinst mogelijke eenheid, 8 bronpunten met een 9de midden. Uitgewerkt in 4 contouren, die ieder 4 bronpunten in verband brengen; 4 assen die de 8 bronpunten tot elkaar doen verhouden; 8 raakvlakken die door de contouren verschillend resoneren, maar wel in dezelfde gelijkmatigheid en allen met een essentieel midden.
Een duogram bestaande uit een diagram (midden) en een dynagram (buiten) vormt door deze combinatie een 16 ledig veld. Een achtledig veld is een kleinst mogelijke eenheid van vier gedefinieerde posities en vier gedefinieerde betrekkingen en of een kleinst mogelijke eenheid van vier bepaalde processen en 4 bepaalde inhouden. Zo doende vormt een duogram een 16 ledig veld waarin diagram en dynagram elkaar wederkerig spiegelen als tegendeel en tegenstelling. Gezien de tegengestelde posities van dynagram en diagram hebben we het duogram op west gepositioneerd.
Rechtsboven zien we in blauw het dynagram met de onderscheiden bouwpatronen op de betreffende posities. Duogram op west als een samengaan van het dynagram op zuid en het diagram op noord. We brengen de polaire dynamiek tussen dynagram en diagram samen in een duogram waarin het diagram geplaatst wordt in het dynagram.
Een duo gram wordt gevormd door 2 bouwpatronen: de één in een tijdruimte (dynagram) en de ander in een ruimtetijd (diagram). In een duogram worden alle 4 de contouren (proces, inhoud en positie, betrekking) gebruikt. Dynagram en diagram zijn in een duogram afhankelijk van elkaar (heteronoom). Ze komen bij elkaar als twee tegendelen, maar blijven ook van elkaar gescheiden en vormen dan ook een tegenstelling. Door het heteronome karakter van bronpunt west, het proces van synthese en analyse en de positie van de tegenstelling, komt het duogram op west te staan.