Raakvlakken

Er zijn vele coördinaten mogelijk met vele onderlinge relaties. Deze relaties kunnen o.a. verbanden, verhoudingen, wisselwerkingen enz zijn. Doordat een coördinaat met andere coördinaten meerdere en verschillende relaties heeft, ontstaat er een opstapeling van deze relaties. Door deze opstapeling van relaties ontstaan er raakvlakken. Doordat er meer of minder relaties zich kunnen opstapelen, kunnen er meer of minder raakvlakken zijn.

Raakvlakken zijn wederkerige wisselwerkingen tussen meerdere verhoudingen, meerdere verbanden en meerdere coördinaten.

De coördinaten (knooppunten) met hun raakvlakken vormen een netwerk.

* Je hebt netwerken met veel coördinaten en veel raakvlakken.

* Je hebt netwerken met weinig coördinaten en weinig raakvlakken.

* Je hebt netwerken met veel coördinaten en weinig raakvlakken.

* Je hebt netwerken met weinig coördinaten en veel raakvlakken.

Raakvlakken zijn o.a. ruimte/tijd gerelateerde dimensies waarin de wisselwerkingen tussen coördinaten, verbanden en verhoudingen zichtbaar worden.

Zou je bijvoorbeeld een verhouding weg laten vallen, dan verandert het raakvlak zodanig, dat het geheel uiteenvalt in delen en leden die elkaar in deze verhouding niet meer raken.

Wanneer de delen en leden helemaal geen raakvlakken met elkaar hebben dan verlies je aan structuur en als gevolg daarvan aan ordening.

Cruciale raakvlakken

Het grondpatroon wordt bepaald door weinig bronpunten en door veel onderlinge relaties (assen, contouren, wisselwerkingen) die elkaar raken in de raakvlakken.

Waarbij deze raakvlakken een harmonisch, ritmisch, geheel vormen van verandering en herhaling.

* De vele onderlinge relaties tussen bronpunten zorgen voor verandering

* Door het gebruik van weinig bronpunten wordt herhaling mogelijk.

De bronpunten en hun onderlinge relaties (wisselwerkingen, contouren, assen) worden gereguleerd door de wisselwerking tussen verandering en herhaling.

Bijvoorbeeld:

* Elke as is ledig of delig in combinatie met ruimte of tijd (herhaling).

* De combinatie is in elke as uniek (verandering).

Zo ook bij de contouren

* Elke contour heeft een ledig of delig verband in combinatie met een tijd of ruimte verband (herhaling).

* De combinatie is in elke contour uniek (verandering).

Deze verhoudingen en verbanden vinden ’tussen’ en/of ‘op’ de bronpunten plaats.

* Twee tegen over elkaar staande bronpunten hebben een zeer verschillende unieke dynamiek (verandering).

* Maar hebben een overeenkomstige verhouding (as) en verband (contour) (herhaling).

Bronpunten, contouren, assen vormen met elkaar cruciale raakvlakken. Waarbij elk raakvlak gereguleerd wordt door de wisselwerking tussen verandering en herhaling. Deze cruciale raakvlakken vormen een harmonisch geheel, die resulteert in een resonantie van het grondpatroon. Het grondpatroon is het resultaat van al deze raakvlakken.

Resonantie, doet afstemmen én is ‘het op elkaar afgestemde’. Doordat het ene en het andere aanwezig is, zijn er verschillende onderlinge relaties mogelijk. Deze relaties dienen een exact passend, een op elkaar afgestemde dynamiek te hebben. Anders ontstaan er verstoringen van resonantie.

Resonantie wordt gereguleerd door de wisselwerking tussen verandering en herhaling.

Op de assen (verhoudingen) en in de contouren (verbanden) ’tussen’ en/of ‘op’ de bronpunten zijn tijd/ruimte in wisselwerking met ledig/delig. Zij hebben onderlinge raakvlakken waar een wisselwerking van verandering en herhaling zich op elkaar afstemmen in een harmonisch geheel.

De wederzijdse wisselwerking tussen configuratie (veranderend) en compositie (herhalend) bepaalt de wijze waarop het veld kan resoneren. De mate van deze resonantie wordt bepaald door de sterkte van de inwerkende configuratieve compositie. Het zoeken naar een zo krachtig mogelijke resonantie bepaalt, binnen systeem dynamiek, de werking van het veld en zo doende haar meerwaarde.

Een noodzakelijke resonantie bepaalt de structuur en ordening van het grondpatroon en vice versa, ordening maakt verandering mogelijk en structuur maakt herhaling mogelijk. Het grondpatroon bepaalt een cruciale resonantie.

De assen en bronpunten zorgen voor de noodzakelijke structuur van het grondpatroon. Contouren en resonanties zorgen voor mogelijke ordening van het grondpatroon. Het grondpatroon kan in een tijdruimte of ruimtetijd worden uitgewerkt door de contouren. Hierdoor veranderen ook de onderlinge raakvlakken. En ook andersom, doordat de cruciale raakvlakken zorgen voor mogelijke ordening, kan het grondpatroon uitgewerkt worden in een tijdruimte en of ruimtetijd.

Bij de resonanties ligt de nadruk meer op homeorhese. Ze zijn fluctuerend rond een bewegelijke lijn. Een lijn van verandering en herhaling. Ook kan elke resonantie weer een bewegelijke lijn zijn waar alternatieve raakvlakken om heen fluctueren. De resonanties zijn dan ook een bewegelijke lijn.

Doordat alle bouwpatronen zich verhouden tot het grondpatroon, worden de bouwpatronen ieder op zich en ten opzichte van elkaar gekenmerkt door een harmonisch geheel van raakvlakken en de daarmee samenhangende resonanties.

De resonantie van het grondpatroon maakt deze bouwpatronen onderdeel van één systeem.

Het hologram (bouwpatroon) maakt de wisselwerking zichtbaar tussen de twee bouwpatronen. De ene geordend in een dynagram en de andere in een diagram. Deze vervlechting tussen dynagram en diagram vormt een harmonisch geheel waarin de synthese tussen deze twee bouwpatronen dynamisch in beeld kan worden gebracht met behoud van alle karakteristieke raakvlakken en de daarmee samenhangende resonanties.

De twee bouwpatronen (het dynagram en diagram) hebben bronpunten, waarin ze elkaar raken met opstapelende raakvlakken. Hierdoor ontstaan in het hologram unieke resonanties.

Ook kan elke bronpunt opnieuw uitgewerkt worden overeenkomstig het grondpatroon.

Alternatieve raakvlakken

In elke gram vormt het grondpatroon de basis op grond waarvan alle andere alternatieven uitgewerkt kunnen worden.

Door de alternatieve, -coördinaten, -verbanden, -verhoudingen in een gram kunnen er ook alternatieve raakvlakken ontstaan. Deze alternatieve raakvlakken blijven gerelateerd aan de cruciale raakvlakken, binnen het bereik van de resonantie in het grondpatroon.

(Meerdere) raakvlakken in 1 veld vermeerderen en/of verminderen de resonantie in een veld.

Resonantie kan minder of meer zijn, afhankelijk van de ingevoegde data en het gebruik van bronpunten, contouren en assen.

Elke op zichzelf staande gram (met alle cruciale en alternatieve componenten) kan dusdanig resoneren, dat het een op zichzelf staande veld kan vormen, die als bouwmodel kan functioneren voor het maken van andere grammen. Bouwmodellen zijn grammen waarvan de gevonden unieke basiselementen (cruciale en alternatieve) in andere grammen herhaald en of toegepast kunnen worden.

We onderscheiden als bouwmodel een diagram en een dynagram qua functie, in deze een ruimtetijd en of tijdruimte verband, maar het is niet zo strikt, dat in het diagram alleen de ruimte domineert en in het dynagram de tijd. Naar gelang de aard van de werkelijkheid kan in het diagram ook de tijd in beeld gebracht worden en in het dynagram de ruimte.

Raakvlakken gerelateerd aan de te onderzoeken data.

Binnen de gevonden woorden zoek je naar bepaalde raakvlakken die mogelijk met elkaar resoneren. Deze raakvlakken kunnen meer en/of minder zijn.

In een gram is het mogelijk om vele woorden (met hun verbanden en verhoudingen) op een coördinaat te plaatsen. Maar niet altijd is meer ook beter. Bij te veel aan woorden of een te weinig aan woorden verzwakt het raakvlak. Bij een te veel, dien je vorm te geven aan een nieuwe gram(model). Bij een te weinig, dien je terug te gaan naar datgene wat je onderzoekt om meer data te verzamelen.

Er zullen veel meer mogelijke raakvlakken bestaan, die een veld minder en of meer doen resoneren. We beperken ons tot de raakvlakken en wisselwerkingen van het grondpatroon en vullen aan met mogelijke alternatieven, in elke gram afhankelijk van de te onderzoeken data.

Binnen systeemdynamiek hanteren we het verschil tussen verandering en herhaling van raakvlakken, maar of bepaalde data zo uitgesplitst kunnen worden, hangt mede af van hun eigen aard en of werkelijkheid.

Wanneer je zoekt naar raakvlakken:

* Kijk je naar welke woorden en de daar aan gerelateerde dynamieken oplichten, en/of nieuwe woorden oproepen.

* Verhouden de woorden die je bijeen brengt zich wel of niet tot een logische klasse?

* In welke context krijgen zij een bepaalde betekenis? Welk woord laat je tegen over welk ander woord verhouden?

* Vanuit een totaal aan onderlinge relaties kun je je afvragen vanuit welk referentiekader en of optiek je de te onderzoeken data bekijkt of dient te bekijken.

Afhankelijk van je begrippen, hun logische klasse, de context en de nog verdere te onderzoeken data (met hun coördinaten, verhoudingen, verbanden en raakvlakken), kan binnen 1 gram en bij meerdere verschillende grammen, dezelfde begrippen (in dezelfde (of andere) logische klasse), in een andere verhouding en in een andere context komen te staan. Door deze veranderingen kunnen overeenkomstige begrippen een totaal andere resonantie krijgen.

Inhoudsopgave

Inleiding