De secundaire kwaliteiten
in relatie tot de 4 temperamenten
De Secundaire kwaliteiten in relatie tot de 4 Temperamenten
De vier temperamenten verhouden zich tot de 4 secundaire kwaliteiten.
Elk temperament verhoudt zich direct tot twee van de vier secundaire kwaliteiten en indirect tot de twee anderen.
De secundaire kwaliteiten kunnen zowel in het interne als in het externe bereik hun werking uitoefenen.
Het verschil tussen de werking van het interne milieu en het externe milieu dient elk temperament te bemiddelen. Al of niet met behulp van de directe en/of indirecte secundaire kwaliteiten.
Je moet je realiseren dat je bij het gebruik van de secundaire kwaliteiten niet alleen moet denken aan wat ze begrippelijk betekenen, maar ze kunnen ook beeldelijk verstaan worden.
Om het beeldelijk te kunnen verstaan, wordt je uitgenodigd om analoge verbanden te zoeken. Deze secundaire kwaliteiten kunnen we op verschillende niveaus lezen: fysiek, psychisch en geestelijk.
Los van de mogelijke analoge verbanden hebben we de secundaire kwaliteiten in het dynagram analoog gepositioneerd conform de regels van Max Lüscher:
De aard van de posities: Oost/Autonoom/Droog, West/Heteronoom/Nat.
De aard van de richting: Noord/Concentrisch/Koud, Zuid/Discentrisch/Warm.
Cholericus:
Het temperament dat vooral Droge en Warmte kwaliteiten in zich heeft (intern) wordt een Cholericus genoemd.
De verdeling tussen Droog en Warm verschilt per Cholericus. Zo ook de mate van balans en disbalans. Hij kan meer of minder gevoelig zijn voor externe Warmte en/of externe Droogte.
Afhankelijk per situatie krijgt hij te maken met verschillende externe sec. kwaliteiten.
Zo ontstaan mogelijke verhoudingen, die dis balancerend en/of her balancerend kunnen uitwerken.
Een te heftige externe Warmte en Droge kwaliteit kan de Cholericus dis balanceren waardoor hij intern te Droog en te Warm wordt. Extern Koud en Nat kunnen hem dan her balanceren.
Externe Warmte heeft minder vat op een Melancholicus als hij zijn interne Droogte goed bemenst.
Externe Droogte heeft minder vat op hem als hij zijn interne Warmte goed bemenst.
Een subtiele externe Warmte kan zijn interne Nat kwaliteit direct aanwakkeren en indirect zijn interne Koud kwaliteit.
Een subtiele externe Droogte kan zijn interne Koude kwaliteit direct aanwakkeren en indirect zijn interne Nat kwaliteit.
Wordt van de externe wereld van hem interne Koude en Nat verlangd dan komt hij buiten zijn comfortzone doordat hij deze kwaliteiten het minst kan bemensen.
Sanguinicus:
Het temperament dat vooral Nat en Warmte kwaliteiten in zich heeft (intern) wordt een Sanguinicus genoemd.
De verdeling tussen Nat en Warmte verschilt per Sanguinicus. Zo ook de mate van balans en disbalans. Hij kan meer of minder gevoelig zijn voor externe Warmte en/of externe Nat.
Afhankelijk per situatie krijgt hij te maken met verschillende externe sec. kwaliteiten.
Zo ontstaan mogelijke verhoudingen, die dis balancerend en/of her balancerend kunnen uitwerken.
Een te heftige externe Warmte en Nat kwaliteit kan de Sanguinicus dis balanceren waardoor hij intern te Nat en te Warm wordt. Extern Koud en Droog kunnen hem dan her balanceren.
Externe Warmte heeft minder vat op een Sanguinicus als hij zijn interne Nat goed bemenst.
Externe Nat heeft minder vat op hem als hij zijn interne Warmte goed bemenst.
Een subtiele externe Warmte kan zijn interne Droog kwaliteit direct aanwakkeren en indirect zijn interne Koud kwaliteit.
Een subtiele externe Nat kan zijn interne Koud kwaliteit direct aanwakkeren en indirect zijn interne Droog kwaliteit.
Wordt van de externe wereld van hem interne Koude en Droogte verlangd dan komt hij buiten zijn comfortzone doordat hij deze kwaliteiten het minst kan bemensen.
Flegmaticus:
Het temperament dat vooral Nat en Koude kwaliteiten in zich heeft (intern) wordt een Flegmaticus genoemd.
De verdeling tussen Nat en Koude verschilt per Flegmaticus. Zo ook de mate van balans en disbalans. Hij kan meer of minder gevoelig zijn voor externe Koude en/of externe Nat.
Afhankelijk per situatie krijgt hij te maken met verschillende externe sec. kwaliteiten.
Zo ontstaan mogelijke verhoudingen, die dis balancerend en/of her balancerend kunnen uitwerken.
Een te heftige externe Koude en Nat kwaliteit kan de Flegmaticus dis balanceren waardoor hij intern te Nat en te Koud wordt. Extern Warm en Droog kunnen hem dan her balanceren.
Externe Koude heeft minder vat op een Flegmaticus als hij zijn interne Nat goed bemenst.
Externe Nat heeft minder vat op hem als hij zijn interne Koude goed bemenst.
Een subtiele externe Koude kan zijn interne Droog kwaliteit direct aanwakkeren en indirect zijn interne Warmte kwaliteit.
Een subtiele externe Nat kan zijn interne Warmte kwaliteit direct aanwakkeren en indirect zijn interne Droog kwaliteit.
Wordt van de externe wereld van hem interne Warmte en Droogte verlangd dan komt hij buiten zijn comfortzone doordat hij deze kwaliteiten het minst kan bemensen.
Melancholicus:
Het temperament dat vooral Droge en Koude kwaliteiten in zich heeft (intern) wordt een Melancholicus genoemd.
De verdeling tussen Droog en Koud verschilt per Melancholicus. Zo ook de mate van balans en disbalans. Hij kan meer of minder gevoelig zijn voor externe Koude en/of externe Droogte.
Afhankelijk per situatie krijgt hij te maken met verschillende externe sec. kwaliteiten.
Zo ontstaan mogelijke verhoudingen, die dis balancerend en/of her balancerend kunnen uitwerken.
Een te heftige externe Koude en Droge kwaliteit kan de Melancholicus dis balanceren waardoor hij intern te Droog en te Koud wordt. Extern Warm en Nat kunnen hem dan her balanceren.
Externe Koude heeft minder vat op een Melancholicus als hij zijn interne Droogte goed bemenst.
Externe Droogte heeft minder vat op hem als hij zijn interne Koude goed bemenst.
Een subtiele externe Koude kan zijn interne Nat kwaliteit direct aanwakkeren en indirect zijn interne Warm kwaliteit.
Een subtiele externe Droogte kan zijn interne Warmte kwaliteit direct aanwakkeren en indirect zijn interne Nat kwaliteit.
Wordt van de externe wereld van hem interne Warmte en Nat verlangd dan komt hij buiten zijn comfortzone doordat hij deze kwaliteiten het minst kan bemensen.
Inhoudsopgave