Inleiding grondpatroon
Opbouw van een systeem dynamisch veld.
Ter herinnering: 5 lagen
In het werken met een open systeem model (een systeem dynamisch veld) onderscheiden we 5 lagen:
* Grondpatroon (meer veld: een verschijnsel dat met tijd en ruimte samenhangt.)
* Bouwpatronen (dynagram – diagram – duogram – dictogram – hologram)
* Gram (meer model: een voorontwerp, dat een vereenvoudigede voorstelling van de werkelijkheid weergeeft.)
* Te onderzoeken data (feiten en fenomenen)
* Werkelijkheid (in al haar complexiteit)
In alle 5 lagen kunnen we noodzakelijke structuren en mogelijke ordeningen zien en ontdekken.
Structuur is het systeem, de ordening is de dynamiek. Deze relatie tussen systeem en dynamiek kunnen we in de 5 lagen apart lezen, maar ze ook over die 5 tezamen lezen. Waar het grondpatroon zich meer verhoudt tot het systeem, daar verhoudt de werkelijkheid zich meer tot de dynamiek. Het model kan als gram elk systeem dynamisch geordend voorontwerp zijn. In deze vormt een gram of model het midden waarin werkelijkheid en grondpatroon bemiddeld kunnen worden.
Met het begrip ‘veld’ introduceren we de mogelijkheid, dat er een samenhang te bespeuren is. Dat veld kan immens qua bereik heel groot zijn. Daardoor is het niet meteen hanteerbaar, noch in kwantitatieve, noch in kwalitatieve zin. Dus wordt het noodzakelijk naar de kleinst mogelijke eenheid te zoeken. De coördinaten van deze kleinst mogelijke eenheid dienen in die mate structureel bepalend te zijn, dat ze gezien mag worden als een `grondpatroon´ van het bouwwerk.
Hoe simplexer dit grondpatroon, des te hechter het systeem en des te dynamischer er gewerkt kan worden in en met dit systeem, vandaar de term systeem dynamisch.
Dit veld is systematisch zo ingericht dat dynamiek mogelijk wordt.
Systeem betekent, dat alle bronpunten, contouren, assen, resonanties m.b.t. hun functies gedefinieerd moeten worden om ze vervolgens dynamisch te kunnen toepassen met behulp van cruciale en alternatieve coördinaten, verbanden, verhoudingen en raakvlakken.
Dynamisch betekent, dat alle onderscheiden systeem functies op een dynamische wijze gehanteerd moeten worden (het blijft steeds afhankelijk van de te onderzoeken data) in de onderscheiden systeem velden (grammen).
Structuur is het systeem, de ordening is de dynamiek.
Het systeem dynamisch veld treedt pas in functie als de coördinaten bepaald kunnen worden, zodat mogelijke verbanden, verhoudingen en raakvlakken kunnen worden opgespoord, om ze vervolgens nog te doordenken. Alles verkeert met elkaar op een of andere manier in wisselwerking. In en uit deze wisselwerking ontstaat alles in dit al. Deze wisselwerking wordt nader bepaald door de daarin voorhanden coördinaten, verbanden, verhoudingen en raakvlakken. Om ze vervolgens nader te preciseren aan de in het grondpatroon gehanteerde bronpunten, contouren, assen en resonanties.
Introductie configuratieve componenten.
Het begrip ‘configuratieve component’:
Configuratie, is een ordening in de tijd. De manier waarop je losse componenten (afzonderlijke eenheden) kunt ordenen, bepaalt de configuratie. Losse onderdelen treden pas in functie tot elkaar als ze in een juiste (nader te bepalen) volgorde configureren. Dat wil zeggen als ze met elkaar een werkend (en/of werkbaar) geheel vormen. In de configuratie is de volgorde (tijd) cruciaal.
Compositie, is een structuur in de ruimte. De manier waarop je losse componenten (afzonderlijke eenheden) kunt structuren, bepaalt de compositie. Losse onderdelen treden pas in functie tot elkaar als ze ten opzichte van elkaar tegelijkertijd op een juiste (nader te bepalen) positie staan. Dat wil zeggen, als ze met elkaar een werkbaar (en/of werkend) geheel vormen. In de compositie is de positie (ruimte) cruciaal.
Configuratie en compositie bepalen elkaar wederkerig. Zonder configuratie is er geen compositie en zonder compositie is er geen configuratie. Op grond van deze wederkerige relatie tussen configuratie en compositie spreken we binnen systeem dynamiek van configuratieve composities in een veld. Met dien verstande, dat er ook compositorische configuraties bestaan. De configuratieve composities en de compositorische configuraties vormen een dusdanige wisselwerking van ordening en structuur, dat we er voor kiezen om hier 1 term voor te gebruiken. We kiezen voor configuratieve compositie, omdat binnen systeem dynamiek de wijze van ordenen bepalender wordt dan de structuur. De structuur is dienstbaar aan de ordening. Een configuratieve compositie betreft het samen gaan van ordening en structuur, onder andere mogelijk aan de hand van vormgevingsprincipes en of een vooraf bepaalde strategie.
Configuratieve componenten:
We noemen coördinaten, verbanden, verhoudingen en raakvlakken binnen systeem dynamiek `configuratieve componenten´. Zij verhouden zich allemaal tot configuratie (ordening in de tijd) en compositie (structuur in de ruimte). Ze zijn de leden en delen die zorgen voor configuratieve composities in een veld. Dit veld kan uitgewerkt worden in een tijdruimte / dynagram (tijd primair) of in een ruimtetijd / diagram (ruimte primair).
De configuratieve componenten verdelen we in:
• Cruciale configuratieve componenten van ‘het grondpatroon’: bronpunten, contouren, assen en resonanties.
• Alternatieve configuratieve componenten van ‘elke gram’: coördinaten, verbanden, verhoudingen en raakvlakken. Deze alternatieve configuratieve componenten blijven gerelateerd aan en in het bereik van de cruciale configuratieve componenten.
De cruciale configuratieve componenten verhouden zich meer tot het ‘veld’, c.q. het grondparoon. De alternatieve configuratieve componenten verhouden zich meer tot een mogelijk model. Cruciale én alternatieve configuratieve componenten constitueren een systeem dynamisch veld.
De vraag is hoe deze specificaties enerzijds zo eenvoudig mogelijk te houden; met name om te vermijden, dat er een veelvoud ontstaat, die onhanteerbaar kan worden. Anderzijds, dienen ze ook zo ver dragend en of zo ver reikend te zijn, dat je met heel weinig, heel veel kan doen. Of we daar in slagen, blijft hypothetisch, in ieder geval doen we een poging: al doende kan duidelijk worden of het ook werkt en vooral systeem dynamisch werkt.
Wisselwerkingen, coördinaten, verbanden, verhoudingen, raakvlakken enerzijds en bronpunten, contouren, assen en resonanties anderzijds, vormen de organiek en mechaniek in/van alle systeem velden / grammen (voor zover tot nu ontwikkeld).
We maken onderscheid tussen configuratie en compositie, tussen ordening en structuur, tussen tijd en ruimte, tussen ledig en delig, tussen organiek en mechaniek; kortom, onderscheid tussen het ene en het andere. Wat herhaald dient te worden, is dat bij elk onderscheid tussen het ene en het andere, ze te onderscheiden zijn, maar niet te scheiden.
Vooreerst leggen we de configuratieve componenten ter introductie kort uit. Later in hoofdstuk grondpatroon komen ze uitgebreid aanbod.
De configuratieve componenten zijn de leden en delen, die zorgen voor configuratieve composities in een veld. Dit veld kan uitgewerkt worden in een tijdruimte (tijd primair) of ruimtetijd (ruimte primair). De cruciale configuratieve componenten vormen het grondpatroon van een systeem dynamisch veld.
Veld, is een geheel van bronpunten, contouren, assen en resonanties die met elkaar een wederkerige wisselwerking vormen tussen coördinaten, verbanden, verhoudingen en raakvlakken.
Het veld is complementair en symmetrisch ingericht
Het veld is complementair (aanvullend) en symmetrisch (spiegelend) ingericht, beide worden gekarakteriseerd door verschil en overeenkomst.
* Spiegeling is symmetrisch: de spiegeling is gebaseerd op de overeenkomst, met een verschilswerking.
* Aanvullend is complementair: de aanvulling is gebaseerd op het verschil, met een overeenkomstwerking.
Het veld is complementair en symmetrisch ingericht, dat betekent dat er geen boven is zonder onder en geen rechts zonder links. Boven en onder plaatsen we op de polaire as en links en rechts op de duale as. De 4 bronpunten van deze 2 assen krijgen in dat veld een wederkerige functie.
* We spreken van symmetrische verhoudingen, daar waar sprake is van een spiegeling. Met spiegeling bedoelen we in dit verband, dat elk coördinaat in het veld mogelijk een ander coördinaat in dat veld kan spiegelen. Ieder coördinaat heeft specifieke betekenissen. Het spiegelen houdt in, dat de betekenis van de ene coördinaat, de betekenis van een ander coördinaat kan oproepen. Zo kan het begrip ‘licht’ het begrip ‘donker’ oproepen, ‘licht’ en ‘zwaar’, ‘licht’ en ‘geluid’ enz. Deze spiegeling brengt daardoor vele nieuwe betekenissen aan het licht. Zo hebben ‘licht’ en ‘donker’ ieder op zich een eigen betekenis binnen een logische klasse, in relatie tot elkaar krijgen ze echter een specifiekere inkleuring. Door die inkleuring kunnen ze elkaar verzwakken en/of versterken. Begrippen, die in een bepaalde logische klasse horen, versterken elkaar makkelijker dan begrippen uit verschillende logische klassen. Het wakker zijn/worden aan deze logische klassen maakt dat je alleen begrippen uit 1 logische klasse, systeem dynamisch, in een samenhangend veld kan denken.
* We spreken van complementaire verhoudingen, daar waar sprake is van een aanvulling. Met aanvulling bedoelen we in dit verband, dat elk coördinaat in het veld mogelijk een ander coördinaat in dat veld kan aanvullen. Aangezien elk coördinaat een specifieke betekenis heeft (binnen een logische klasse), ontstaat de mogelijkheid dat een andere coördinaat met ook een specifieke betekenis (van dezelfde logische klasse) de eerste coördinaat kan aanvullen. Een eventuele aanvulling versterkt beide begrippen omdat ze bij elkaar horen. Bijvoorbeeld de ‘middag’ hoort bij de ‘midnacht’ zoals de ‘ochtend’ bij de ‘avond’. Deze vier begrippen behoren bij dezelfde logische klasse van de dagloop of het etmaal.
* Bij een spiegeling staat ieder begrip nog op zichzelf, bij een aanvulling vormen ze een tweeheid die ledig of delig kan zijn. Ledig wil zeggen, ze vormen samen een geheel, de één kan niet zonder de ander. ‘Dag’ kan niet zonder ‘nacht’. Delig wil zeggen ze vormen ieder, een op zichzelf staand geheel, maar kunnen als delen ook weer samen een geheel vormen. De ‘dag’ staat als onderdeel van het etmaal op zichzelf, net zo als de ‘nacht’ op zichzelf staat.
* Het veld is zowel symmetrisch als complementair in te richten. Deze twee begrippen kunnen mogelijk een nog specifiekere invulling krijgen als we ze gaan toepassen op wisselwerkingen, verbanden, verhoudingen, raakvlakken in en tussen de velden. Zo kunnen we onder andere complementaire en symmetrische assen in relatie tot ledige en delige verhoudingen denken. Een ledige verhouding noemen we complementair (samenwerkend) en een delige verhouding noemen we symmetrisch (tegenwerkend). De begrippen die elkaar spiegelen (concurrerend/tegenwerkend) zetten we doorgaans op de duale-as en de plaats as. De begrippen die elkaar aanvullen (ondersteunend/samenwerkend) op de polaire as en de impuls as. Ledige en delige verhoudingen en de onderscheiden assen worden later verder uitgelegd.
Inhoudsopgave