Wisselwerking
Systeem dynamiek stelt de wisselwerking als ‘wisselwerking’ aan de orde.
Alles is in wisselwerking met alles:
* Coördinaten staan in wisselwerking met elkaar.
* Verbanden staan in wisselwerking met elkaar.
* Verhoudingen staan in wisselwerking met elkaar.
* Raakvlakken staan in wisselwerking met elkaar.
Er is ook een wisselwerking in de dynamiek tussen coördinaten, verbanden, verhoudingen, en raakvlakken binnen een systeem dynamisch veld.
Wisselwerkingen kenmerken zich door:
* Tussen en/of midden.
* Tijd en/of ruimte.
* Ledig en/of delig.
* Verandering en/of herhaling.
Wisselwerkingen bewerken ordening en structuur.
Van een wisselwerking gaat een onbepaalde en/of bepaalde werking uit. Die werking wordt ervaren in het ‘tussen’. Je hebt 2 stoelen (coördinaten) en daartussen zit geen stoel. Je hebt 2 mensen (coördinaten) en daartussen zit geen mens. In die tussen ruimte kan er een dynamiek (wisselwerking) tot stand komen. Dat tussen probeert systeem dynamiek in beeld en tot begrip te brengen. Je hebt 2 traceerbare gegevens met er tussen het niet traceerbare. Om het niet traceerbare helder te leren denken, voelen en willen, moeten we het traceerbare op een juiste wijze coördineren. Het niet traceerbare relateren we aan het immateriële en het traceerbare aan het materiële domein.
Tussen beeld en begrip, tussen ordening en structuur, tussen tijd en ruimte, tussen dynagram en diagram, tussen het ene en het andere, behoeft elk tussen een meerledigheid waarin de wisselwerking als een `niets´ tussen de ietsen zowel kan verschijnen als verdwijnen. Een systeem dynamisch veld behartigt en visualiseert dit `tussen´ als een te denken, te voelen en te willen dimensie van de werkelijkheid.
Ook kunnen we spreken van een midden. Deze is pakbaar, traceerbaar en benoembaar. Bijvoorbeeld een tafel kan het midden vormen van een stel stoelen. De stoel kan als zitplaats een midden vormen voor een gezelschap, die luistert naar de verteller op die stoel. Het midden is het centrale punt van waar uit actie plaats kan vinden. Of waaromheen de actie gecentreerd kan worden.
Gegeven het ‘midden ’ en ‘tussen ’, iets en niets, verschijnen en verdwijnen, het zegbare en het onzegbare, valt het nodige in beeld en tot begrip te brengen. Wat men niet kan pakken, wil zich wellicht laten vatten voor wie zich openstelt voor dit niet meer manipuleerbare ’tussen’, in casu een systeem dynamisch veld.
In de wisselwerking als wisselwerking kan niet iets uitgesloten worden en tegelijkertijd kunnen niet alle ietsen omsloten worden. In de wisselwerking als wisselwerking ontstaat het ’tussen/midden’, In dit tussen gaan subject en object zich wederkerig tot elkaar verhouden in een dynamisch ontwikkelingsproces waarin ze elkaar dienen te verwerkelijken (functioneel paradigma). Om dit ontwikkelingsproces te kunnen beelden en begrijpen dienen we het systeem dynamisch in te richten.
Binnen een systeem dynamisch veld kunnen we bijvoorbeeld spreken van:
* Bepaal het beeld en zoek de begrippen.
* Bepaal de begrippen en zoek het beeld.
In de wisselwerking als wisselwerking wordt het hoe aan de orde gesteld. Met het hoe wordt bedoeld ‘hoe het ene met het andere kan samenhangen’ dan wel ‘zich tot elkaar dient te verhouden´ in een bepaalde samenhang.
In de wisselwerking als wisselwerking gaat het onder andere om de samenhang tussen delen en leden binnen een geheel, er is geen deel zonder een geheel en er is geen geheel zonder leden.
* Bepaal het geheel en zoek de delen.
* Bepaal de leden en zoek het geheel.
Dit kunnen we ook toepassen op de wisselwerking tussen tijd en ruimte, verandering en herhaling, ordening en structuur. Alles staat in een tweeledige, drieledige en of meerledige wisselwerking tot alles
Los van deze onderscheidingen kunnen we zeggen dat het in systeemdynamiek au fond gaat om wisselwerkingen aan de orde te stellen, aangezien alles met alles in wisselwerking kan treden, mede afhankelijk van de benodigde condities en randvoorwaarden.
Het kunnen denken en willen van deze meerledige wisselwerkingen vraagt om een nieuw vermogen: een fijnzinnig voelen.
Binnen het functionele paradigma schept dit fijnzinnige voelen tussen denken en willen, als een geheel nieuw kenvermogen haar eigen instrument, een systeem dynamisch veld.
Cruciale wisselwerking: alles is in wisselwerking met alles.
* Bronpunten staan in wisselwerking met elkaar
* Contouren staan in wisselwerking met elkaar
* Assen staan in wisselwerking met elkaar
* Resonanties staan in wisselwerking met elkaar
Wisselwerking is ook de dynamiek tussen bronpunten, contouren, assen, en resonanties binnen een systeem dynamisch veld.
Er zijn vele wisselwerkingen mogelijk. Uiteindelijk is er geen wisselwerking zonder een raakvlak, verhouding, verband en of coördinaat, dat spreekt. Toch gaat het uiteindelijk binnen systeemdynamiek om het geheel van nader te bepalen cruciale configuratieve componenten en wel zodanig gespecificeerd dat we een spreekwoordelijk grondpatroon zien ontstaan.
Variaties in het grondpatroon manifesteren momentane wisselwerkingen in het veld.
De 4 cruciale configuratieve componenten staan in wisselwerking met ordening en structuur.
* Contouren en resonanties bepalen de ordening van het grondpatroon.
* Assen en bronpunten bepalen de structuur van het grondpatroon.
Maar ook elk afzonderlijke configuratieve component staat in wisselwerking met ordening en structuur.
5 belangrijke wisselwerkingen:
* Wisselwerking tussen ordening en structuur
* Wisselwerking tussen ’tussen’ en ‘midden’.
* Wisselwerking tussen tijd en ruimte
* Wisselwerking tussen ledig en delig
* Wisselwerking tussen verandering en herhaling
In het grondpatroon functioneren zij als gedefinieerde wisselwerkingen, die we kortheidshalve aanduiden met ‘fixaties’. Deze fixaties bepalen de wijze waarop de cruciale configuratieve componenten in relatie tot hun kenmerken worden vastgelegd in het grondpatroon.
* De omcirkelde fixaties hebben een ordenend karakter.
* De fixaties in de vierkantjes hebben een structurerend karakter.
Elke afzonderlijke cruciale configuratieve component wordt in zijn functie bepaald door alle 10 (2×5) fixaties, die de wisselwerkingen reguleren. Daarnaast onderscheiden wij 10 (2×5) gradaties die we koppelen aan de alternatieve configuratieve componenten, om de grenzeloze variaties in de werkelijkheid recht te kunnen doen. De gradaties leggen we uit bij de wisselwerking in relatie tot de te onderzoeken data.
Elk configuratieve component staat in een specifieke relatie tot 2 fixaties.
In tegenstelling tot de ‘gradaties’ hebben de ‘fixaties’ meer een constant karakter. De fixaties staan in relatie tot het grondpatroon en de gradaties staan in relatie tot de te onderzoeken data. (Conform de vijf lagen die we hanteren.)
* Grondpatroon meer structuur en meer constant
* Te onderzoeken data meer ordening en minder constant.