Assen
Verhoudingen en assen
Algemeen, verhoudingen en assen (tussen coördinaten en bronpunten).
Een verhouding is een verbijzondering van een verband. Een verband kan leiden tot een verhouding, in dier voege is het verband meer algemeen en de verhouding meer bijzonder.
Wanneer we spreken over een verhouding tussen het ene en het andere, kan het ene het andere niet vervangen. Ze kunnen elkaar ‘niet opheffen’, ‘noch samenvallen’, noch zijn ze inwisselbaar, kortom ze kunnen zich slechts tot elkaar verhouden.
Als je aan een 2 ledige/delige verhouding denkt, dien je te denken aan antoniemen. 2 tegengestelde woorden, die duidelijk van elkaar verschillen, maar overeenkomstig zijn in hun logische klasse (verband).
In totaal zijn er 8(9) bronpunten, elk met een eigen specifieke dynamiek. 4 keer komen 2 bronpunten tegen over elkaar te staan, zo vormen zich vier assen. Bij alle 4 de assen hebben de 2 bronpunten, die tegen over elkaar staan een tegengestelde dynamiek. Toch zijn deze 2 bronpunten op één of andere manier aan elkaar verbonden, ze hebben een verhouding met elkaar.
We kunnen dan spreken over 4 verhoudingen (4 x 2 bronpunten). Doordat elke bronpunt een eigen specifieke dynamiek heeft, leidt dit tot 4 verhoudingen met ieder een specifieke karakteristiek, die weergegeven wordt door 4 assen met hun nog toe te kennen functie.
Ter herinnering: Resonantie en assen zijn minder aantoonbaar dan de contouren en de bronpunten.
Wanneer we de assen proberen zichtbaar te maken, dan dienen we te vertrekken vanuit een samenhangende grootheid of gestalt. Mede omdat de assen in alle grammen en in het grondpatroon niet zonder de bronpunten en contouren kunnen functioneren.
Abstract kunnen we de functie van een as wel uitleggen, maar als je de functie van een as wil concretiseren dan dien je dat te illustreren aan een samenhangend geheel.
Een as is een grafische weergave van een 2 ledige of 2 delige verhouding, die 2, tegenover elkaar staande, bronpunten verbindt. Met de volgende kenmerken:
• 2 tegen over elkaar staande bronpunten.
• De verhouding is ledig (verbindend karakter) of delig (scheidend karakter).
• De verhouding is tijd gerelateerd of ruimte gerelateerd.
• De verhouding heeft een ’tussen’ of ‘midden’. De verhouding kunnen we niet alleen karakteriseren als een ‘tussen’ (tweedelig) maar ook als een ‘midden’ (drieledig).
We onderscheiden ledige en delige verhoudingen. Twee ledige/delige verhoudingen wil zeggen dat er 2 delen of leden zich tot elkaar kunnen gaan verhouden. Alle 2 ledige/delige verhoudingen veronderstellen 2 tegenover elkaar staande coördinaten. Een systeem dynamisch veld is opgebouwd uit deze 2 ledige/delige verhoudingen.
Alles heeft een verhouding met elkaar, uiteindelijk kun je mogelijke verhoudingen terug brengen tot 4 cruciale karakteristieke verhoudingen tussen 2 bronpunten.
2 ledige/delige verhoudingen worden bepaald door 2 tegenover elkaar staande bronpunten. Deze bronpunten kunnen elkaar insluiten (leden) of elkaar uitsluiten (delen).
Ledige verhouding:
Ledige verhouding, lid staat voor een onscheidbaar medelid:
• is een en-en verhouding
• tegelijkertijd
• heeft een insluitend verhouding
• is complementair
• aanvullend
• elkaar dragend
• elkaar voortbrengend/meewerkend
• 2 ledige verhouding situeren we op de polaire as en de impuls as
Delige verhouding:
Delige verhouding, deel staat voor een scheidbaar onderdeel:
• is een of/of verhouding
• na elkaar
• heeft een uitsluitend verhouding
• is symmetrisch
• spiegelend
• elkaar bestrijdend (concurrerend)
• elkaar opheffend/tegenwerkend
• 2 delige verhouding situeren we op de duale as en de plaats as
De ledige en/of delige verhoudingen bepalen het ledige en/of delige karakter van de assen.
• 2 ledige (en-en) verhouding situeren we op de polaire as en de impuls as
• 2 delige (of/of) verhouding situeren we op de duale as en de plaats as
De verhouding wordt meer bepaald door het ledige en/of delige karakter van de bronpunten.
• Bij 2 ledige (en-en) verhoudingen heeft de verhouding een verbindend karakter
• Bij 2 delige (of/of) verhoudingen heeft de verhouding een scheidend karakter.
Bij de assen spelen ledige en delige verhoudingen een belangrijke rol in de wisselwerking tussen kwaliteit en kwantiteit.
• Het ledige heeft in de verhouding een meer kwalitatief karakter. In ‘kwaliteit’ speelt de verbindende factor van de leden een rol.
• Het delige heeft in de verhouding een meer kwantitatief karakter. In ‘kwantiteit’ speelt de scheidende factor van de delen een rol.
Bij de assen reguleren de wisselwerkingen van ’tijd/ruimte’ en de wisselwerkingen ‘ledig/delig’, ordening en structuur. Delige en/of ledige verhoudingen staan in wisselwerking met ruimte en/of tijd verhoudingen.
• Tijd loopt, actief.
• Ruimte staat, passief.
Binnen systeem dynamiek hanteren we 4 cruciale verhoudingen, in deze vormen ze de 4 assen van het grondpatroon. De horizontale en verticale as vormen het dynamische kruis. De twee diagonale assen vormen het statisch kruis.
Statisch kruis met 2 diagonale assen:
• Impuls as, ledige verhouding, met een en-en verhouding, includerend, tijd as, grafisch weergegeven in golven.
• Plaats as, delige verhouding, met een of/of verhouding, exluderend, ruimte as, grafisch weergegeven in strepen.
Dynamisch kruis met een horizontale en verticale as:
• Duale as, delige verhouding, met een of/of verhouding, excluderend, tijd as, grafisch weer gegeven in golven. Een horizontale as.
• Polaire as, ledige verhouding, met een en-en verhouding, includerend, ruimte as, grafisch weer gegeven in strepen. Een verticale as.
De assen zijn een vast gegeven in een systeem dynamisch veld. In alle bouwpatronen blijven deze assen in hun vaste structuur, ongeacht of ze in een ruimtetijd of tijdruimte staan. Zij blijven het zelfde en zorgen voor een noodzakelijke structuur van het grondpatroon.
• Bronpunten en assen zorgen voor een noodzakelijke structuur van het grondpatroon.
• Bronpunten en assen zijn fluctuerend rond een vast punt, homeostase.
• Bij de bronpunten ligt de nadruk meer op homeostase.
• Bij de assen ligt de nadruk meer op structuur.
Ook de assen verhouden zich tot configuratie en compositie. De tijd assen verhouden zich meer tot een configuratie en de ruimte assen meer tot een compositie.
Impuls as en plaats as
We beelden hier de impuls as en de plaats as afzonderlijk naast elkaar. Hiermee brengen we tot uitdrukking dat de impuls as gerelateerd is aan de tijd (rechterzijde van de schoenveter) en de plaats as gerelateerd aan de ruimte (linkerzijde van de schoenveter).
Ter herinnering: We onderscheiden hier tijd (rechterzijde) en ruimte (linkerzijde), het ene is niet bepalender dan het andere. Ze zijn wel te onderscheiden maar niet te scheiden.
De impuls kan in relatie tot de plaats meer bepalend worden waardoor de impuls vooraf kan gaan aan de plaats. De plaats kan op zijn beurt weer leiden tot een impuls. De vraag is steeds opnieuw hoe het ‘ene’ met het ‘andere’ samenhangt. Oorzaak en gevolg is dan slechts een aspect van deze samenhang. Een ander aspect is dat een en-en verhouding mogelijk voorafgaat aan een of/of verhouding.
De impuls as en de plaats as verbinden 4 bronpunten, die samen een verband vormen, waardoor deze assen niet los van elkaar voorkomen. In het dynagram vormt het statisch kruis een inhoudsverband en in het diagram vormt het statisch kruis een betrekkingsverband (zie de contouren). In de grammen verbindt het statische kruis 4 bronpunten. Deze 4 bronpunten kunnen of een betrekking of een inhoud weer geven. Ze bestaan altijd in een set van minimaal 4 bronpunten, 4 betrekkingen of 4 inhouden. Voorts brengen we nog een verschil aan tussen dynagram en diagram, in het diagram vind je de sympathische meebewegende route (rechtsom) en de antipathische tegen bewegende route (linksom). In het dynagram hanteren we doorgaans een rechts omgaande dynamiek analoog aan de tijd, het proces, zoals bijvoorbeeld in de dag en in het jaar. In het diagram met de twee tegengestelde routes krijgen de impuls as en de plaats as 2 x 2 onderscheiden functies die veelal een tegengestelde betrekking hebben.
Deze 4 bronpunten hebben ieder een eigen specifieke dynamiek. Deze dynamieken kunnen we relateren aan dynamieken van de elementen: Vuur / ZO, Lucht / ZW, Water / NW en Aarde / NO.
• Impuls as, actief (tijd), verbindend (en-en)
• Plaats as, passief (ruimte), scheidend (of/of)
Ter herinnering:
We maken gebruik van 8 (9) bronpunten. Deze bronpunten hebben ieder een eigen specifieke (interne) dynamiek, beeldend in de tijd en begrijpend in de ruimte. Aan deze bronpunten verbinden we de volgende begrippen : Oost, Zuidoost, Zuid, Zuidwest, West, Noordwest, Noord, Noordoost
• O, droog, autonoom
• Z, warm, discentrisch
• W, nat, heteronoom
• N, koud, concentrisch
• ZO, vuur element, met een autonoom discentrische dynamiek
• ZW, lucht element, met een heteronoom discentrische dynamiek
• NW, water element, met een heteronoom concentrische dynamiek
• NO, aarde element, met een autonoom concentrische dynamiek
De vier klassieke elementen dienen we hier niet te verstaan als de vier aggregatie toestanden, in deze vast, vloeibaar gasvormig en warmte, maar als constituerende inherente dynamieken. We ontlenen ze aan de door Aristoteles ingebrachte dynamieken: kinesis (actie), dynamis (reactie), energeia (interactie), entelecheia (transactie). (actie=ZO, reactie=ZW, interactie=NW en transactie=NO)
4b the Elements and the Ground rules (link)
We leggen deze assen apart uit, ze zijn niet van elkaar te scheiden maar wel te onderscheiden.
De impuls as
Deze diagonale as wordt als volgt gekarakteriseerd:
• de tijd als een tegelijkertijd
• een en-en verhouding
• een 2 ledige verhouding
• een insluitende verhouding/includerend
• een synchroon karakter
• geen ’tussen’, wel een ‘midden’
• ‘samenwerkend’
• een ‘sprong karakter’ in de tijd
• een ‘impuls karakter’.
Wanneer we de tijd als een tegelijkertijd beelden, dienen we voor de helderheid de tijd hier even los te koppelen van de ruimte. Anderzijds bestaat de tijd niet los van de ruimte (vandaar dat we verderop spreken van de ruimtetijd, die we relateren aan het diagram).
Wanneer we de tijd als een tegelijkertijd aan de orde stellen, kennen we aan de dimensie van de tijd een even groot belang toe als aan de dimensie van de ruimte (vandaar dat we ook spreken van de tijdruimte die we relateren aan het dynagram).
De impuls as laat de verhouding zien tussen Zuidoost en Noordwest (water en vuur). Autonoom discentrich (ZO) en heteronoom concentrisch (NW) vormen uit zichzelf al een combinatie van 2 bewegingen die elkaar aanvullen. Er hoeft daardoor niet tussen hun bemiddeld te worden. Ze zijn met elkaar verbonden en vullen elkaar in hun dynamiek aan (ze sluiten elkaar in). Het betreft een en-en verband, actie en interactie hoeven niet bemiddeld te worden. Er kan sprake zijn van een tegelijkertijd.
(actie=ZO, reactie=ZW, interactie=NW en transactie=NO)
Door het autonomen karakter van ZO verstuift het discentrische karakter niet alle kanten op. Het zijn 2 bewegingen die elkaar aanvullen. Zo ook geldend voor NW, door het heteronome karakter blijft het concentrische in verbinding en zal het zich niet isoleren.
Impuls as is een tijd as met een en en verhouding. Het gaat om verbinding. Ze hoeven niet bemiddeld te worden. Het is al verbonden. Dit laat een impuls in de tijd goed zien. In een impuls vinden fenomenen tegelijkertijd plaats (synchroniciteit).
Te vergelijking met de plaats as:
de impuls as actief en verbindend
de plaats as passief en scheidend.
Te vergelijken met de duale as en de polaire as.
De duale as is actief en scheidend.
De polaire as is passief en verbindend.
De impuls as is actief (tijd) en verbindend (en-en)
De tijd als een tegelijkertijd speelt zich af in de tijd ongeacht de ruimte dimensie. Met het woord ’tegelijkertijd’ proberen we tot uitdrukking te brengen dat een verhouding tussen deze 2 bronpunten (OZ en NW) leidt tot een gelijktijdige impuls. Tegelijkertijd wil even zo veel zeggen al een ‘onmiddellijk’ samenhangende verhouding. Zo’n samenhangende verhouding in de tijd kunnen we weergeven met het woord ‘synchroon’
De impuls as met een en-en verhouding (in de tijd) kent geen ’tussen’ maar wel een ‘midden’, dit ‘midden’ wordt bewerkt door een ‘samenwerkende’ verhouding tussen twee bronpunten.
Met een en-en verhouding bedoelen we dat zowel de ene bronpunt (ZO) als de andere bronpunt (NW) tegelijkertijd dienen te bestaan. Dat impliceert dat gegeven bronpunten zodanig samenhangen dat ze te beschouwen zijn als twee leden van 1 geheel. Dit geheel verstaan we als een verhouding waarin sprake is van 2 leden die elkaar insluiten (includeren).
De impuls as beeldt een ‘sprong’ karakter in de tijd. Een impuls is een verbijzondering van de tijd waarin de specifieke tijd, ‘het momentum’, het ’tijdstip’, het ‘wanneer’ een belangrijke rol speelt. Het momentum is het bepalende tijdstip waarin iets kan ontstaan en/of vergaan, verschijnen en/of verdwijnen.
Een impuls hangt samen met de mate van versnellen of vertragen.
Voorbeeld:
Ter herinnering:
• ZO, vuur element, met een autonoom discentrische dynamiek
• NW, water element, met een heteronoom concentrische dynamiek
Bronpunt NW (water) en bronpunt ZO (vuur) vormen samen een Impuls as. Deze diagonale as symboliseert de Zelf-functie tussen zelf en identiteit, hetgeen betekent samenvallend met je zelf. Het zelf exploreert in de tijd en verbindt zich tegelijkertijd met zichzelf en de ander en of het andere. Er is geen verbinding zonder een tegelijkertijd. Deze as wordt grafisch gegolfd weergegeven in de grammen.
Bij het statische kruis leggen we nader uit wat we bedoelen met de Zelf-functie en Ik-functie en hun samenhang.
Zie het model met de volgende begrippen: teken (O), plaatje (fysica) (Z), gram (W), symbool (meta-fysica) (N) (link)
De plaats as
Deze diagonale as wordt als volgt gekarakteriseerd:
• de ruimte als een naast-elkaar
• een of/of verhouding.
• een 2 delige verhouding
• een uitsluitende verhouding / excluderend
• een ‘topisch’ karakter (topos betekent plaats)
• geen ‘midden’, wel een ’tussen’
• ’tegenwerkend’
• een ‘sprong karakter’ in de ruimte
• een ‘plaats’ karakter
Ter herinnering: Wanneer we de ruimte als een naast-elkaar beelden, dienen we voor de helderheid de ruimte hier even los te koppelen van de tijd. Want de ruimte bestaat niet op zichzelf los van de tijd.
Wanneer we de ruimte als een naast-elkaar aan de orde stellen, kennen we aan de dimensie van de ruimte een even groot belang toe als de dimensie van de tijd.
De plaats as laat de verhouding zien tussen Zuidwest en Noordoost (lucht en aarde). Heteronoom discentrich (ZW) en Autonoom concentrisch zijn van elkaar erg verschillend. Er is spraken van een gescheidenheid, die niet is te overbruggen en ze sluiten elkaar uit. Het is dit of dat. Bijv. Je weg vinden in een nieuwe stad, je gaat op weg (actie), je raakt verdwaald (reactie) en middels de plattegrond (interactie) hervind je je weg en vervolgens ken je de route en weet je gericht je doel (transactie) te bereiken. Reactie en transactie, moeten nog bemiddeld worden. Er kan sprake zijn van een ‘na elkaar’ maar dan wel gericht op de ruimte. De plaats waar je verdwaald was is niet de plaats van bestemming.
(actie=ZO, reactie=ZW, interactie=NW en transactie=NO)
Het heteronome karakter van West versterkt het discentrische karakter op Zuid. Het zijn 2 bewegingen die elkaar versterken. Zo ook geldend voor NO, het autonome karakter van Oost versterkt het concentrische karakter van Noord. Tussen ZW en NO is een grote scheiding.
De plaatsas is een ruimte as met een of of. Het gaat om afgrenzen of scheiding tussen
het een en het ander. Een scheiding zonder midden. Dit laat een plaats
in de ruimte goed zien. Mijn huis kan maar op één plek staan. Heb ik een
caravan dan nog staat of daar of hier.
Al kan ik wel de caravan verplaatsen, de plaats gaat niet mee, zelf is de plaats passief.
De plaats as is passief (ruimte) en scheidend (of/of).
De ruimte als een na-elkaar speelt zich af in de ruimte ongeacht de tijd dimensie. Met het woord ‘naast-elkaar’ proberen we tot uitdrukking te brengen dat een verhouding tussen 2 bronpunten (ZW en NO) leidt tot een naast-elkaar qua plaats. Naast-elkaar wil even zoveel zeggen als een ‘middelijk’ samenhangend verhouding. Een of/of verhouding kent geen ‘midden’ maar wel een ’tussen’, dit tussen dient nog bemiddeld te worden. Zo’n samenhangende verhouding in de ruimte kunnen we ook weergeven met het woord ‘topisch’.
De plaats as met een of/of verhouding (in de ruimte) kent geen ‘midden’ maar wel een ’tussen’, dit ’tussen’ wordt bewerkt door een ’tegenwerkend’ verhouding tussen twee bronpunten.
Met een of/of verhouding bedoelen we dat de ene bronpunt (ZW) naast de andere bronpunt (NO) kan bestaan (naast-elkaar). Dat impliceert dat gegeven bronpunten zodanig samenhangen, dat ze te beschouwen zijn als twee delen van 1 geheel. Dit geheel verstaan we als een verhouding waarin sprake is van 2 delen die elkaar uitsluiten (excluderen).
De plaats as beeldt een ‘sprong’ karakter in de ruimte. Een plaats is een verbijzondering van de ruimte waar de ‘specifieke ruimte’, het ‘waar’ een belangrijke rol speelt. De specifieke ruimte is de bepalende positie waarin iets hier of daar kan zijn. Hier en daar verhouden zich tot een naast-elkaar. Een plaats hangt samen met de mate van verplaatsing.
Voorbeeld:
Ter herinnering:
• ZW, lucht element, met een heteronoom discentrische dynamiek
• NO, aarde element, met een autonoom concentrische dynamiek
Bronpunt NO (aarde) en bronpunt ZW (lucht) vormen samen een plaats as. Deze diagonale as symboliseert de Ik-functie, die de mogelijkheid geeft om de ruimte te exploreren, doordat het ik zich kan afscheiden (onderscheiden, afgrenzen). Er is geen afgrenzing zonder een bepaalde ruimte. Er is geen naast elkaar zonder een afscheiding. Deze as wordt grafisch gestreept weergegeven in de grammen.
Om je een indruk te geven van de wisselwerking tussen een plaats en een impuls kan het volgende misschien helpen:
• In de acupunctuur worden plaats (meridiaan punt) en impuls (naald, stand, draaiing energie) nauwkeurig bepaald.
• De plaats van de cilinderkop en de impuls van de ontlading zijn zeer nauwkeurig op elkaar afgesteld in een motor blok.
Zie het model van de vier begrippen: teken, plaatje, gram, symbool. (link)
De duale as en polaire as
We beelden hierboven de duale as en de polaire as afzonderlijk naast elkaar. Hiermee brengen we tot uitdrukking dat de duale as gerelateerd is aan de tijd (rechterzijde van de schoenveter) en de polaire as gerelateerd is aan de ruimte (linkerzijde van de schoenveter).
We onderscheiden hier tijd (rechterzijde) en ruimte (linkerzijde), het ene is niet bepalender dan het andere. Ze zijn wel te onderscheiden maar niet te scheiden.
De polariteit kan in relatie tot de dualiteit meer bepalend worden waardoor de polariteit vooraf kan gaan aan de dualiteit. De dualiteit kan op zijn beurt weer leiden tot een polariteit. De vraag is steeds opnieuw hoe het ‘ene’ met het ‘andere’ samenhangt. Een mogelijk aspect is dat een en-en verhouding vooraf kan gaan aan een of/of verhouding of andersom.
De duale as en de polaire as verbinden 4 bronpunten, met zowel een en-en als een of/of verband (contouren). We kunnen deze 2 assen ook ieder apart bekijken. Meerdere begrippen met een duale en of polaire verhouding kunnen dan extra toegevoegd worden aan de begrippen, die al op één van deze 4 bronpunten gepositioneerd zijn. Bijvoorbeeld: begrippen hemel en aarde, dag en nacht, bovenpool en onderpool met een polaire verhouding en verleden en toekomst, avond en ochtend, neergaande en de opgaande dynamiek met een duale verhouding.
In de grammen verbindt het dynamische kruis 4 bronpunten. Deze 4 bronpunten kunnen een betrekking of een positie weergeven. Ze bestaan in een set van minimaal 4 bronpunten, 2 betrekkingen of 2 posities. Deze 2×2 begrippen zijn dan altijd aanvullend aan een systeem dynamisch veld. Begrippen uit een zelfde klasse vormen met begrippen uit een andere klasse een samenhangend geheel.
Deze 4 bronpunten hebben ieder een eigen specifieke dynamiek. Deze dynamieken kunnen we relateren aan dynamieken van de 4 secundaire kwaliteiten: droog / oost, warm / zuid, nat /west en koud / noord. Zie onderstaande dynagram.
• Duale as, actief (tijd), scheidend (of/of)
• Polaire as, passief (ruimte), verbindend (en-en)
Ter herinnering:
We maken gebruik van 8 (9) bronpunten. Deze bronpunten hebben ieder een eigen specifieke dynamiek, beeldend in de tijd en begrijpend in de ruimte. Aan deze bronpunten verbinden we de volgende begrippen : Oost, Zuidoost, Zuid, Zuidwest, West, Noordwest, Noord, Noordoost
• O, droog, autonoom, onafhankelijk (op zich zelf staand) karakter
• Z, warm, discentrisch, centrifugale dynamiek
• W, nat, heteronoom, afhankelijk karakter
• N, koud, concentrisch, centripetale dynamiek
• ZO, vuur element, autonoom discentrische dynamiek
• ZW, lucht element, heteronoom discentrische dynamiek
• NW, water element, heteronoom concentrische dynamiek
• NO, aarde element, autonoom concentrische dynamiek
We leggen deze assen apart uit, ze zijn niet van elkaar te scheiden maar wel te onderscheiden.
• In een duale verhouding kan de één los staan van de ander. we spreken hier van een wederkerige uitsluitende verhouding tussen twee ‘kanten’ (bronpunten).
• In een polaire verhouding kan het ene niet zonder het andere. We spreken hier van een wederkerige insluitende verhouding tussen twee ‘zijden’ (bronpunten).
De duale as
Deze horizontale as karakteriseert:
• de tijd als een na elkaar
• Een of/of verhouding
• Een 2 delige verhouding
• een uitsluitende verhouding (excluderend)
• een ‘diachroon’ karakter
• geen ‘midden’, wel een ’tussen’
• ’tegenwerkend’
• een ‘door lopend karakter’ in de tijd.
• een ‘duaal’ karakter
Ter herinnering: Wanneer we de tijd als een na-elkaar beelden, dienen we voor de helderheid de tijd hier even los te koppelen van de ruimte. De tijd bestaat niet op zichzelf los van de ruimte (vandaar dat we verderop spreken van de ruimtetijd die we relateren aan het diagram).
Wanneer we de tijd als een na-elkaar aan de orde stellen, kennen we aan de dimensie van de tijd een even groot belang toe als de dimensie van de ruimte (vandaar dat we ook spreken van de tijdruimte die we relateren aan het dynagram).
De duale as laat een verhouding zien tussen Oost en West (Droog en Nat). Autonoom (onafhankelijk) en heteronoom (afhankelijk) zijn van elkaar erg verschillend. Er is spraken van een gescheidenheid, die niet is te overbruggen, ze sluiten elkaar uit. We spreken hier over een tijd as, ze kunnen alleen ‘na elkaar’ manifesteren. Toekomst (oost) en verleden (west) blijven van elkaar gescheiden en moeten nog bemiddeld worden.
Door het autonome karakter van Oost en het heteronome karakter van West, die elkaar uitsluiten, is er tussen Oost en West een grote scheiding.
De duale as is een tijds as met een of/of verhouding. Het gaat om een actieve scheiding. Ik kan niet en naar buiten gaan en naar binnen gaan. Een scheiding zonder midden. Dit laat de dualiteit in de tijd goed zien.
De duale as is actief (tijd) en scheidend (of/of)
De tijd als een na elkaar speelt zich af in de tijd ongeacht de ruimte dimensie. Met het woord ‘na-elkaar’ proberen we tot uitdrukking te brengen dat een verhouding tussen 2 bronpunten (O en W) leidt tot een ‘na-elkaar qua tijd. Na-elkaar wil even zoveel zeggen als een ‘middelijk’ samenhangende verhouding. Een of- of verhouding kent geen ‘midden’ maar wel een ’tussen’, dit tussen dient nog bemiddeld te worden. Zo’n samenhangende verhouding in de tijd kunnen we ook weergeven met het woord ‘diachroon’.
De duale as met een of/of verhouding (in de tijd) kent geen ‘midden’ maar wel een ’tussen’, dit ’tussen’ wordt gevormd door een ’tegenwerkende’ verhouding tussen twee bronpunten
Met een of/of verhouding bedoelen we dat de ene bronpunt (Oost) na de andere (West) kan bestaan (na-elkaar). Dat impliceert dat gegeven bronpunten zodanig samenhangen dat ze te beschouwen zijn als twee delen van 1 geheel. Dit geheel verstaan we als een verhouding waarin sprake is van 2 delen die elkaar uitsluiten (excluderen).
De duale as beeldt een ‘door lopend karakter’ in de tijd. Het duale karakter is een veralgemeniseerd aspect van de tijd, waarin de ‘niet specifieke tijd’, de ’tijdsloop’, het ‘hoe’ in relatie tot het wie of wat’ een belangrijke rol speelt. De veralgemeniseerde tijd beeldt een bepaalde tijdsloop (proces), die zichtbaar kan maken hoe iets kan ontstaan en/of vergaan, verschijnen en/of verdwijnen.
Voorbeeld: In de lente zijn voornamelijk opbouwprocessen aan de orde en in de herfst afbraakprocessen, maar het ene kan niet zonder het andere.
Ter herinnering:
• O, droog, autonoom
• W, nat, heteronoom
Bronpunt Oost (droog) en Bronpunt West (nat) vormen samen een duale as. Deze horizontale as symboliseert de Wordings-functie, die de mogelijkheid geeft om in de doorlopende tijd, die verstrijkt, te kunnen veranderen, te kunnen worden, het geen nog niet is, (de tijdspijl). Er is geen wording, verandering (scheiding) zonder de tijd als een na-elkaar (of/of). Deze as wordt grafisch gegolfd weergegeven in de grammen.
Bij het dynamische kruis leggen we nader uit wat we bedoelen met de Wordings-functie en de Zijns-functie.
De polaire as
De verticale as karakteriseert:
• de ruimte als een tegelijkertijd
• een en-en verhouding
• een 2 ledige verhouding
• een insluitende verhouding (includerend)
• een ‘syntopisch’ karakter
• geen ’tussen’, wel een ‘midden’
• ‘samenwerkend’
• een ‘door lopend’ karakter in de ruimte.
• een ‘polair’ karakter
Wanneer we de ruimte als een en-en beelden dienen we voor de helderheid de ruimte hier even los te koppelen van de tijd. Want de ruimte bestaat niet op zichzelf los van de tijd.
Wanneer we de ruimte als een en-en aan de orde stellen, kennen we aan de dimensie van de ruimte een even groot belang toe als aan de dimensie van de tijd.
De polaire as laat de verhouding zien tussen Zuid en Noord (Warm en Koud). Discentrich (Zuid) en concentrisch (Noord) 2 dynamieken die totaal van elkaar verschillen, maar zonder de één kan de ander niet bestaan. Deze 2 dynamieken vullen elkaar dan ook aan. Er hoeft daardoor niet tussen hun bemiddeld te worden. Ze zijn met elkaar verbonden en vullen elkaar aan (ze sluiten elkaar in). En-en, Hemel (zuid) en aarde (noord) hoeven niet bemiddeld te worden. Er kan sprake zijn van een tegelijkertijd, maar dan ruimtelijk toegespitst als een samenvallen, samenzijn, herleid uit het grieks topos / plaats en sun / samen / mede: ‘syntopos’.
Door het discentrische karakter van Zuid heeft zuid iets ‘ijls’ en door het concentrische karakter van Noord heeft noord iets ‘dens’. Het zijn 2 dynamieken die elkaar aanvullen. Ze kunnen in de ruimte tegelijk aanwezig zijn.
De polaire as is een ruimte as met een en-en verhouding. Het gaat om verbinding. Ze hoeven niet bemiddeld te worden. Het is al verbonden. Als we naar onze eigen aarde kijken, dan zien we dat Noordpool en Zuidpool een verticale as vormen, ze zijn ruimtelijk met elkaar verbonden.
De polaire as is passief (ruimte) en verbindend (en-en)
De ruimte als een tegelijkertijd in de ruimte / syntopos, speelt zich af in de ruimte ongeacht de tijd dimensie. Met het woord ’tegelijkertijd’ proberen we tot uitdrukking te brengen dat een verhouding tussen 2 bronpunten (Zuid en Noord) leidt tot een gelijktijdige polaire ruimte. Tegelijkertijd wil even zoveel zeggen als een ‘onmiddellijk’ samenhangende verhouding. Zo’n samenhangende verhouding in de ruimte kunnen we ook weergeven met het woord ‘syntopos’.
De polaire as met een en-en verhouding (in de ruimte) kent geen ’tussen’ maar wel een ‘midden’, dit ‘midden’ wordt gevormd door een ‘samenwerkende’ verhouding tussen twee bronpunten.
Met een en-en verhouding bedoelen we, dat zowel het ene bronpunt (discentrisch) als het andere bronpunt (concentrisch) tegelijkertijd dienen te bestaan. Dat impliceert dat gegeven bronpunten zodanig samenhangen, dat ze te beschouwen zijn als twee leden van 1 geheel. Dit geheel verstaan we als een verhouding waarin sprake is van 2 leden die elkaar insluiten (includeren).
De polaire as beeldt een ‘syntopisch’ karakter in de ruimte. Een polair karakter is een veralgemeniseerd aspect van de ruimte, waarbij de ‘niet specifieke ruimte’ in de ‘ruimte samen staat’ verbeeld als een verticaal en waarin het ‘waarom’ en het ‘wanneer of waar’ een belangrijke rol speelt. In de ‘niet-specifieke ruimte’ is de positie, betrekking, proces en inhoud nog onbepaald.
Zowel wat betreft de uitleg van de horizontaal als de verticaal hebben we gebruik gemaakt van een diagram waarin we de zes onderzoeksvragen hebben gemodelleerd. Kort op de horizontale as tussen oost en west, respectievelijk het wie of wat en het hoe. Op de verticale as tussen noord en zuid, respectievelijk het waarom en het waar en wanneer.
Voorbeeld: (Link naar de dynamieken van het magnetisch veld rond de aarde) nog invoegen.
Ter herinnering:
• Z, warm, discentrisch
• N, koud, concentrisch
Bronpunt Zuid (warm) en bronpunt Noord (koud) vormen samen een polaire as. Deze verticale as symboliseert de Zijns-functie, die de mogelijkheid geeft om in de doorlopende ruimte, die blijft, die voortduurt, te kunnen zijn, het geen altijd is. In welke vorm dan ook. Er is geen zijn, duurheid (verbinding) zonder de ruimte in een gelijkruimtelijkheid (en-en). Deze as wordt grafisch gestreept weergegeven in de grammen.
Een en-en betrekking duiden we als een complementaire verhouding. Een complementaire betrekking kunnen we omschrijven als een elkaar wederkerig constituerende betrekking. Een wederkerige betrekking wil zeggen, dat het ene niet gescheiden kan worden van het andere. Constituerend wil zeggen, dat de een de ander voortbrengt en omgekeerd. De een is op de ander betrokken en voor een juist verstaan dienen beiden, onderscheiden, aan elkaar gerelateerd te worden.
In een systeem dynamisch verband situeren we deze complementaire verhouding op de verticale as en duiden haar als de polaire as, bestaande uit twee grootheden en hun midden. Deze as geeft de insluitende dynamiek weer, het ene is niet zonder het andere, het ene doet zich tegelijk voor met het andere en vice versa. Deze insluitende dynamiek wordt pas mogelijk door de verschilswerking, de een is niet de ander. Door de verschilswerking wordt de complementaire dynamiek pas mogelijk.
De as verhoudt zich tot een analoog verband van verschillen en overeenkomsten. Een vergelijkbare logos (idee of betekenis) hebbend tussen het een en het andere, gebaseerd op overeenkomsten en verschillen die gelijktijdig plaats vinden. In dezelfde ruimte (overeenkomst) kunnen verschillende posities, processen enz plaats vinden.
Je kunt tegelijkertijd denken, voelen en willen. Ze heffen elkaar niet op maar werken samen.
Een overeenkomst kan ook nog een andere betekenis krijgen en dat wordt aangeduid met het begrip analogie. Analogie betekent een vergelijkbare logos (idee of betekenis) hebbend tussen het een en het ander, gebaseerd op overeenkomsten en verschillen tegelijkertijd. Binnen een systeem dynamisch verband, dankzij de coördinaten, die op een tegenovergestelde plek moeten staan. Later laten we zien dat deze analogie juist ontstaat tussen 2 tegenovergestelde coördinaten op de polaire as.
Voor een analogie dient de afgrenzing tussen twee coördinaten qua daaraan gekoppelde data zo volledig als mogelijk gerealiseerd te worden, evenwel zijn alle mogelijke analogieën slechts benaderingen van mogelijke verschillen en mogelijke overeenkomsten.
De overeenkomst verhoudt zich tot de polaire as en het verschil verhoudt zich tot de duale as. Aangezien verschil en overeenkomst de analogie bepalen, hebben we zowel de duale as als de polaire as nodig in het dynamische kruis.
Afbeelding van het diagram: teken, plaatje, gram, symbool (pilaar/boom/caduceus) nog invoegen
Macro en micro kosmos in relatie tot de assen
De assen zijn uitgelegd in relatie tot systeem dynamiek. We kunnen ze ook nog uitleggen in relatie tot een macro kosmos en micro kosmos.
Het grondpatroon is deels kosmomorf en deels antropomorf. Als grondpatroon is de kosmomorfe variant een weergave van kosmische oerkrachten en als grondpatroon is de antropomorfe variant een projectie van menselijke vermogens.
• Kosmomorf, gelijkend aan de kosmos, verbeeldt een macro kosmos.
• Antropomorf, gelijkend aan de mens, verbeeldt een micro kosmos.
Kosmomorf en antropomorf worden later verder uitgewerkt in relatie tot dynagram en diagram. Kort samengevat, kosmomorf i.r.t. het dynagram en antropomorf i.r.t. het diagram.
Een oude mythische stelregel: zo binnen, zo buiten en zo boven, zo beneden, luidt als volgt:
• Wil je de kosmos leren kennen, dan dien je de mens te bestuderen.
• Wil je de mens leren kennen, dan dien je de kosmos te bestuderen.
De assen zijn verhoudingen tussen 2 tegen over elkaar staande bronpunten. 2 bronpunten die van dynamiek totaal verschillen. Elke as heeft ook een eigen specifieke dynamiek, een eigen specifieke verhouding. Elke as staat weer in relatie tot de andere assen. Er verschijnen kruizen.
Een kruis is een veel gebruikt oud symbool. Een symbool voor o.a. kosmische krachten en voor de mens. Het is dan ook interessant om (enkele) kosmische krachten en (enkele) menselijke vermogens aan de assen te relateren.
Macrokosmos:
impuls as: ‘positieve’ tijd
plaats as: ‘positieve’ ruimte
duale as: ‘negatieve’ tijd
polaire as: ‘negatieve’ ruimte
Zo de ‘positieve tijd’ zich tot de ‘positieve ruimte’ verhoudt, zo verhoudt de ‘negatieve ruimte’ zich tot de ‘negatieve tijd’. (zie respectievelijk het diagonale kruis en het staande kruis)
Zo de ‘positieve tijd’ zich tot de ‘negatieve tijd’ verhoudt, zo verhoudt de ‘negatieve ruimte’ zich tot de ‘positieve ruimte’. (zie respectievelijk de golvende assen en de gestreepte assen)
Microkosmos:
impuls as: Zelf-functie
plaats as: Ik-functie
duale as: Wordings-functie
polaire as: Zijns-functie
Zo het Ik zich verhoudt tot het Zelf, zo verhoudt het Worden zich tot het Zijn. (zie respectievelijk het diagonale kruis en het staande kruis)
Zo Ik tijd en ruimte maak voor mij Zelf, zo mag Ik er Zijn en zelf vormgeven aan mijn Wording.
Zelf-functie, Ik-functie, Wordings-functie en Zijns-functie benoemen we te samen ‘aspecten van de persoonlijkheid’ en relateren we hier aan de microkosmos.
Er zijn vele soorten kosmische krachten, we illustreren hier de 4 assen aan de volgende 4 kosmische krachten:
• Impuls as: ‘Positieve tijd’, Chairos verbeeldt voor de Grieken het altijd nu
• Duale as: ‘Negatieve tijd’, Chronos verbeeldt de voorbijgaande tijd in zoverre Chronos zijn eigen kinderen weer opeet.
• Plaats as: ‘Positieve ruimte’. Aanvullend: ruimte is in het grieks topos en de positieve ruimte benoemen we dan als ‘dia-topisch’, door de ruimte van de ene plaats naar de plaats.
• Polaire as: ‘Negatieve ruimte’. Aanvullend: de negatieve ruimte benoemen we hier als ‘syn-topisch’, het ‘gelijk-ruimtelijke’ karakter van de ruimte, analoog aan gelijk-tijdigheid.
• De termen ‘positief en negatief’ staan tussen aanhalingstekens, omdat we er een specifieke betekenis aan toekennen. In die zin dat we ze relateren aan de toegekende functie van de onderscheiden assen.
• We maken een onderscheid tussen een en-en as en een of/of as. De en en as kennen we een ledige functie toe en aan de of/of as kennen we een delige functie. Ledig wil zeggen, zowel de tijd als de ruimte hebben een vol-ledig, al-durend karakter. Delig wil zeggen je kunt of hier of daar zijn in ruimte en of in tijd.
• Aan het ledige karakter koppelen we het begrip doorlopend en aan het delige karakter koppelen we het begrip sprong.
• Let wel met betrekking tot de term positief en de term negatief ontstaat in de wisselwerking met het karakter van de tijd en of de ruimte een dubbele betekenis. In deze, zijn de begrippen tijd en ruimte in hun onderscheidenheid bepalend en niet de termen positief en negatief.
• Zowel het begrip positief als negatief hebben een ledig en een delig karakter samenhangend met het zowel ledige als delige karakter van tijd en ruimte.
Tijd assen
Impuls as: positieve tijd, Zelf-functie, en-en.
De impuls as heeft een ‘sprong’ karakter. Een tijdstip, een momentum, die een ‘ledig’ karakter krijgt en verbindend werkt.
Een tijd die niet vervliegt, maar doet stil staan. Zij kan het ‘nu’ pakken. Het midden is ‘grijpbaar’.
Macro kosmisch, zien we dit terug in de positieve tijd. Er ontstaat een momentum, waarin de tijd stil staat. Het doet stil staan en vervult.
Deze tijd kunnen we niet meten, vastleggen. Het zijn cruciale momenten, die tegelijkertijd met elkaar in verbinding staan. Het cruciale moment is ‘grijpbaar’ maar niet vast te houden.
Het is een paradox. Een grijpbare tijd voor zo ver we het momentum kunnen pakken. Die we echter niet meetbaar kunnen maken. In de zin van niet berekenbaar en niet voorspelbaar.
In de Griekse mythologie wordt deze vorm van tijd gepersonifieerd als Chairos
Micro kosmisch zien we dit terug in de Zelf-functie.
Een functie waarmee we het moment kunnen pakken. Cruciale momenten waarin je ‘Je kans kan grijpen’ en het je ‘niet laat ontglippen’ doordat je in contact staat met je Zelf. Deze Zelf-functie is op dat moment ‘grijpbaar’ maar niet vast te houden.
Het is een subject betrokken functie. Het is op een moment, dat je wordt geraakt, ontroert en je ervaart ‘alles valt op zijn plek’. De Zelf-functie heeft een verbindend vermogen.
Duale as: negatieve tijd, Wordings-functie, of/of.
De duale as heeft een ‘doorlopend’ karakter. Een doorlopende tijd die een delig karakter krijgt en scheidend werkt.
Een tijd die vervliegt: ‘Nu’ is niet meer de ‘Nu’, die er was, hij hoort al bij het verleden. Het midden is ‘ongrijpbaar’.
Macro kosmisch zien we dit terug in de negatieve tijd. De tijd gaat keer op keer voorbij. Hij vervliegt en blijft onvervuld.
Wel kunnen we deze tijd meten, vast leggen. Hij is lineair. Hij loopt van het verleden naar de toekomst.
Ook hier is er sprake van een paradox. Een ‘ongrijpbare’ tijd voor zover we het ‘nu’ niet kunnen pakken. Die we echter wel trachten meetbaar te maken. En daar mee berekenbaar en voorspelbaar.
In de Griekse mythologie wordt deze vorm van tijd gepersonifieerd als Chronos.
Micro kosmisch zien we dit terug in de Wordings-functie.
Een functie met een doorlopend karakter in de tijd. Waarmee we continu (doorlopend) in Wording zijn. De Wordings-functie is ‘ongrijpbaar’ maar we trachten hem wel meetbaar en grijpbaar te maken. De Wordings-functie brengt bijvoorbeeld het vermogen om onderscheid te kunnen maken tussen verschillende levensfases met daarbij passende ontwikkelingen en inwikkelingen. De Wordings-functie geeft object betrokken zicht op hoe je wie/wat bent geworden en hoe je wie/wat wilt worden. Door een planning te maken, trachten we deze Wording voorspelbaar te maken.
Inhoudsopgave