Inleiding Bouwpatronen

In de bouwpatronen worden de mogelijke ordeningen van het grondpatroon verder gedefinieerd, maar zodanig dat ze toch blijven beantwoorden aan het grondpatroon. Elk bouwpatroon kent ook een eigen structuur en ordening.

De (tot nu toe) 5 systeem dynamische bouwpatronen zijn:

• Dynagram, de tijd is primair, in een tijdruimte veld, gedachte gang, blauw gekleurd (afbeelding)

• Diagram, de ruimte is primair, in een ruimtetijd veld, geeft te denken, rood gekleurd (afbeelding)

• Duogram, een diagram in een dynagram, 2 onderscheiden velden ineen, die met elkaar een tegenstelling vormen, teneinde de wisselwerking tussen een diagram en een dynagram te kunnen onderzoeken, (rood en blauw gekleurd) (afbeelding)

• Dictogram, (dicto)grammen die ontstaan van uit een onderzoeksveld. In dit onderzoeksveld kan naar aanleiding van een onderzoeksvraag bepaalde ervaringen ter sprake gebracht worden. Metaforisch gezien een ‘sprekend veld’ waarin men kan lopen en werken, voor zover de bronpunten bepaald worden. In een dictogram wordt hetgeen aan de orde is gekomen (ter sprake komt) in beeld en tot begrip gebracht in 2 gescheiden grammen (dynagram of diagram), die met elkaar een tegendeel vormen. (afbeelding)

• Hologram, bestaat uit een diagram en een dynagram waarin de bronpunten deels gescheiden zijn en deels samenvallen. De wisselwerking tussen een tijdruimte veld en een ruimtetijd veld wordt zichtbaar. Weergegeven in hologram kleuren, elk bronpunt heeft een eigen kleur en/of kleuren combinatie. (afbeelding)

Langzamerhand is er al het één en ander aan bod gekomen over dynagram en diagram. Zoals hierboven afgebeeld zien we het bouwpatroon gesitueerd tussen grondpatroon en gram. In deze beantwoorden alle bouwpatronen strikt aan de configuratieve componenten van het grondpatroon. Op basis van deze configuaratieve componenten in het grondpatroon komen we uit bij twee basale bouwpatronen, in deze het dynagram en het diagram, de eerste benoemen we als een tijdruimte veld en geeft meer processen/inhouden weer en het tweede benoemen we als een ruimtetijd veld en geeft meer posities/betrekkingen weer. Uit deze twee bouwpatronen leiden we alle andere bouwpatronen af, in deze het duogram, dictogram en hologram. Dit maakt dat er mogelijkheden ontstaan hoe en of waar je begrippen in een gram kan plaatsen. Dit hangt mede samen met de te onderzoeken data, het referentiekader en de optiek. Zie enkele kenmerkende verschillen tussen dynagram en diagram.

Dynagram

Functioneel mythisch paradigma.

Kwalitatief wereldbeeld.

Kosmomorf referentie kader.

Het subject vormt het uitgangspunt.

Analoge dynamische wisselwerking tussen subject en object.

Zowel het subject als het object is een wie.

Het zoeken naar verbindingen / overeenkomsten staat centraal.

Een synthetische samenhang waarin proces / inhoud centraal staan.

Het geheel met haar leden staat centraal.

Diagram

Functioneel ontologisch paradigma.

Kwantitatief wereldbeeld.

Antropomorf referentie kader.

Het object vormt het uitgangspunt.

Causale statische wisselwerkingen tussen object en subject.

Zowel het object als het subject is een wat.

Het zoeken naar onderscheidingen / verschillen staat centraal.

Een analytische samenhang waarin de positie / betrekking centraal staan.

Het geheel met haar delen staat centraal.

Ondanks het verschil tussen een kosmomorf en een antropomorf referentie kader, dienen we ons wel te realiseren dat ze beiden, weliswaar op onderscheiden wijzen, deze ene werkelijkheid willen begrijpen dan wel verstaan. Door alle onderscheiden optieken en dito disciplines `vergeten´ we, dat het uiteindelijk maar over één werkelijkheid gaat, of we hem nu bijvoorbeeld mathematisch begrip logisch denken dan wel fenomenologisch beeld logisch trachten in beeld te brengen.

Kosmomorf en Antropomorf.

Ter illustratie van het verschil tussen kosmomorf en antropomorf:

Kosmomorf:

De mens als een midden tussen hemel en aarde. Niet alleen als een midden tussen 2 gescheiden werelden waarin de mens zich situeert, maar als een derde mede lid, volledig verbonden met zijn omgeving. Subject betrokken dynamieken van de kosmos weerspiegelen zich in de dynamieken van de mens zelf. De mens te midden van dit kosmomorfe referentie kader beleeft de tijd als een proces waarin hij ritmisch mee beweegt met de zonnegang door de dag en door het jaar heen. De zon komt op, de zon staat hoog aan de hemel, de zon gaat onder, de zon zit diep achter de aarde. De mens ziet het verloop door de dag analoog aan het verloop door het jaar heen.

Antropomorf:

Met de antropomorfe benadering wisselt het perspectief, niet het omringende staat meer centraal, maar de mens wordt het centrum van waaruit alles bekeken wordt. Dit behelst de omslag van een mythisch naar een ontologisch paradigma. Bijvoorbeeld zien we deze omslag in de schilderkunst waarin het perspectief ontstaat en men zich bewust wordt van de proporties in de onderscheiden lichaamsdelen. Hoofd, borst, buik zijn delen van ons lichaam. Ons lichaam brengt naast een tijdsbesef ook een ruimte besef met zich mee. Door het lichaam ontstaat de mogelijkheid om je te onderscheiden van je omgeving (object betrokken) En kan je vervolgens ‘vrij’ bewegen in een ruimte. De mens kan zich in alle windrichtingen (oost, noord, zuid, west) verplaatsen en in die zin uit verschillende routes kiezen.

We maken hier onderscheid tussen twee verschillende referentie kaders. Al hoewel deze goed te onderscheiden zijn, dienen we ook hier te herhalen, dat ze te onderscheiden, zijn maar niet te scheiden.

Onder andere beschreven we al een verschil bij de assen in relatie tot onze menselijke vermogens.

Waarin we zowel in een dynagram als in een diagram een polaire 3 ledige verhouding zien.

Dynagram (blauw), heeft een kosmomorf referentie kader:

Hemel – geest – het immateriële – zuid- discentrisch – boven

Mens – ziel – midden – bemiddeld – midden

Aarde – lichaam – het materiële – noord – concentrisch – onder

Diagram (rood), heeft een antropomorfe referentie kader:

Hoofd – denken – noord – concentrisch – boven

Borst – voelen – midden – bemiddeld – midden

Buik – willen – zuid – discentrisch – onder

In bovenstaande valt op dat door het verschil in referentiekader, noord (concentrisch) en zuid (discentrisch) op de polaire as, een andere positie innemen en daarmee ook oost en west op de horizontaal.

Inhoudsopgave

Inleiding